A
KINDERPUZZEL
Inspecteur Liebricht en de
PARELDIEFSTAL
ROBBIE DE
BEER en:
Hef koekoeksei
M OEDER Beer weet niet wat ze ziet als ze
Robbie en Wim binnen ziet komen met twee
fladderende vogeltjes om zich heen. „Het ene werd
door Paulien de gids opgeraapt" zegt Robbie, „het
leek eerst dood, maar toen ik het mee naar huis
wilde nemen, begon het er steeds beter uit te zien
en nou willen ze niet meer weg. „Wel, wel, wel, ze
zijn welkom hoor", zegt moeder Beer, en ze haalt
iets uit de provisiekast. „Ik heb nog een paar ha-
vermoutvlokken in dit pakje. Misschien hebben ze
wel honger."
R
V^-v
wSz-fv
Verdwijn!
Medelijden
VERZEKERD
//MXnwi ffeu<Mrre, 4L4t/2£Me stbnbn.
NAAR HUIS
ZE ZIJN VALS
HOE LANG NOG?
Eng
PLUS
23 OKTOBER 1965
PAGINA 6
kW- y'fl"
j\i
V
Ë-d&il£:
Sfctf, h -£'
<J).
-w)
Hoe de boze vrek zijn
gierigheid afleerde
AN de rand van het dorp,
vlak bij de bossen, stond een klein
armoedig huisje. De schoorsteen
was half afgebroken en in plaats
van gordijnen hingen er oude lap
pen voor de ramen. De dakgoot
was lek en de tuin leek wel een
wildernis. Het onkruid groeide we
lig; het was heel moeilijk de tuin
binnen te komen, want overal
stonden prikkelige brandnetels.
Maar niemand van de dorpsbewo
ners was er ooit op bezoek ge
weest, want de man, die het ha
veloze huis bewoonde, was een
vrek, die niets anders deed dan
geld tellen.
De mensen uit het dorp waren
allemaal een beetje huiverig voor
de vrek en ze liepen altijd met een
grote boog om zijn huisje heen. Zo
leefde de gierigaard van de ene
dag in de andere en hij wist niets
van wat er in het dorp of elders ge
beurde. want een krant las hij na
tuurlijk nooit. Zo wist hij ook niet
dat het huis van vrouw Smits door
brand verwoest was. Gelukkig wa
ren de kinderen allemaal gered,
maar de vrouw bezat niets meer.
Alle kleren en meubels waren ver
brand en ze wist niet meer wat te
beginnen.
Natuurlijk waren er tal van dor
pelingen die wilden helpen. De
kinderen werden in hun huizen op
genomen en kregen kleren, die
huis aan huis werden opgehaald.
Eten was er ook voldoende en hoe
wel de vrouw dankbaar was, dat
ze tenminste gevoed en gekleed
werden, begreep ze dat er toch
een andere oplossing moest ko
men, want ze wilde haar kinde
ren weer bij zich hebben.
Ze kreeg opeens een idee.
„Ik ga geld vragen aan de vrek.
OUTEA? a el
De oplossing van de kinderpuzzeJ
van 2 oktober is:
Horizontaal: 5 ree, 6 oor, 7 ontwerp,
8 ambacht, 10 oog, 11 een.
Verticaal: 1 boot, 2 regenton, 3 knop.
4 brombeer, 8 accu, 9 egel.
De prijswinnaars van deze puzzel
zijn: Marian van Kortenhof (10 jaar)
Rembrandtlaan 25, Maassluis; Huib
Eikenbroek (10 jaar), v. Leeuwen-
hoeckstraat 18, Schiedam; Paul Steen
weg (8 jaar), Kaanderstraat 49, Delft;
Els de Groot (14 jaar), Sluisbuurt 11a,
Uitgeest; Wim van Weerdenburg (9
jaar), Louwesweg 71, Amsterdam-18.
De oplossingen van de kinderpuzzel
moeten vóór 31 oktober in ons bezit
zijn. Zij kunnen gestuurd worden
naar de puzzelredactie „Plus", Schie-
damse Vest 111, Rotterdam, of naar
het bureau van de krant. Vergeet
vooral niet je leeftijd te vermelden.
Als hij hoort wat er gebeurd is,
zal hij vast wel helpen. En ik zal
hem alles eerlijk terugbetalen. Als
ik 's nachts doorwerk, verdien ik
het dubbele en dan zal het niet
lang duren."
De vrouw vertelde niemand van
haar plannen en ging op weg naar
het huisje van de vrek. Hoe dich
ter ze er bij kwam, hoe banger ze
werd. Maar ze dacht er aan hoe
hard haar kinderen en zij zelf een
nieuw huisje en nieuwe meubels
nodig hadden. Ze opende aarzelend
het hek van de verwaarloosde tuin
en baande zich moeizaam een weg
door het hoge onkruid en de nare
brandnetels.
De vrek was zo verbaasd toen hij
door een klein spleetje zag, dat er
iemand naar hem toekwam, dal
hij st.il bleef afwachten. „Mijn geld
mijn geld," mompelde hij. „Ze
komt misschien mijn zuurverdien
de centjes wegpakken." Hij zette
de geldtrommel midden in de ka
mer en ging er bovenop zitten. In
tussen klopte de vrouw op de deur
en met een krassende stem zei de
vrek: „Ga weg, ik wil niets met je
te maken hebben."
De vrek ging bovenop zijn geldkist zitten, niet van plan om iets af te geven.
„Maar luistert u nou eens even."
„Verdwijn, ik heb niets van je
nodig."
„Ik heb iets van u nodig," sprak
de vrouw toen en vertelde waar
voor ze was gekomen.
Dacht je van mij geld te zullen
krijgen?
Ha, ha, ha. Ik denk er niet over!
Mijn geld is het liefste wat ik op
aarde bezit" en liefkozend streek
hij over de geldtrommel."
„Helpt u me toch, ik zal u eer
lijk terugbetalen, riep de vrouw
weer.
„Scheer je weg! Je krijgt geen
duit van me.
Verdrietig ging de vrouw terug
naar het dorp, waar ze vertelde,
dat de vrek haar had weggejaagd.
De dorpelingen ontstaken in woede
en beraamden een plan om de vrek
een lesje te geven. De mannen slo
ten zich aaneen tot een lange rij
en gingen op weg naar het huisje
van de vrek. Eén voor één liepen ze
door de lelijke tuin naar de voor
deur en de man die vooraan liep,
klopte op de deur. De vrek schrok
en schreeuwde: „Ga weg jullie, ik
heb je niet gevraagd om hier te ko
men." De mannen antwoordden:
We willen dat je vrouw Smits geld
leent!"
Geschrokken wierp de vrek een
geldstuk naar buiten. „We hebben
veel meer nodig," riepen de man
nen en weer gooide de vrek een
geldstuk naar hen toe, roepend:
„Nu hebben jullie genoeg, heb me
delijden met me, neem nog niet
meer geld van me af." Maar nie
mand trok zich iets aan van die
gierigaard e i steeds opnieuw rie
pen ze om geld, net zo lang, totdat
ze genoeg hadden om vrouw Smits
aan een nieuw huisje en nieuwe
meubels te helpen.
De vrek had nog wel geld over,
maar snikte toch van verdriet. De
mannen haastten zich terug naar
het dorp en iedereen was in feest
stemming, terwijl de vrek huilend
om zijn verloren schat in zijn huis
je heen en weer liep. De dorpelin
gen kregen echter medelijden toen
ze hoorden, dat de gierige man
steeds bleef jammeren en ze beslo
ten hem te helpen. Gewapend met
hamers, schoppen, scharen, spij
kers en nog veel meer gingen ze
naar zijn huisje en zetten zich aan
het werk. De tuin zag er al spoedig
keurig uit. Al het onkruid was ge
wied en het tuinhek gerepareerd.
Toen begonnen ze aan het huis. De
ene maakte een nieuwe goot, de
ander metselde een nieuwe schoor
steen en toen het hele huis keurig
geverfd was, klopten ze op de
deur.
De vrek opende na lang aarze
len zijn deur op een kier en wat
hij toen zag, kon hij niet geloven.
Was dat zijn huis? Met zijn kras
sende stem dankte hij de mannen
en zuchtte: „Ik wou dat het hier
binnen net zo mooi was."
„Daar zullen wij voor zorgen,
als je ons belooft nooit meer zo gie
rig te zijn.
Dat beloofde de vrek en terwijl de
vrouwen van het dorp nieuwe gor
dijnen naaiden en lakens en de
kens stikten, knapten de dorpsbe
woners, samen met hun nieuwe
vriend de kamers van het huisje
op. De man ,die nu niet gierig
meer is, bloost nog steeds, als
hij denkt aan de tijd dat hij
zo verzot was op zijn geld
en vrouw Smits hoeft het geleende
geld niet terug te betalen.
TIEKE SLIJK
DE hele avond hadden de gasten in een
der zalen van het Hiltonhotel op een
dief zitten wachten. Dames, behangen
met juwelen en heren met dikke portefeuil
les trekken nu eenmaal rovers aan. De zaal
waar de jaarlijkse feestavond voor de stads-
notabelen gehouden werd, was tot in alle hoe
ken gevuld. Iedereen, die zich tot de betere
kringen rekende, had zich laten inschrijven
dus voor een zakkenroller van enig formaat
was er werk aan de winkel. Overigens werd
het als gewoonlijk een vervelende avond. De
goede toon verbood elk zakelijk gesprek, zo
dat de heren hun tijd moesten ledigen met
drankjes, hapjes en sigaren. De dames on
derhielden zich over de avondjurken en over
de vreemde politie-agent, die hun juwelen
moest beschermen. Hij heette inspecteur Lie
bricht en had de verontwaardiging van het
gehele gezelschap op zich geladen door een
uitermate zorgeloos optreden. Het hele gezel
schap had misschien enig genot kunnen vin
den in de verwachting van een spannende die-
vejacht met goede afloop. Omdat de inspec
teur echter volkomen gespeend bleek van eni
ge werklust kon niemand geloven dat deze
man in staat zou zijn een dief te vangen.
Naast de verveling kregen de feestvierders
dus ook nog af te rekenen met de angst om
hun bezittingen hetgeen de stemming niet be
paald verhoogde.
De gekke politieman was verschenen met
'n bolhoed en een afgedragen regenjas, zoals
de inspecteurs op het filmdoek plegen te dra
gen. Hij droeg daarenboven een donkere bri)
en een snor, waar de kunstmatigheid als het
ware van afdroop. De voorzitter van het hoge
gezelschap had met hem afgesproken, dat hij
de zaal zo onopvallend mogelijk in het oog
zou houden Dat heette dus onopvallend in po
litietaal. De stompzinnigste gauwdief kon de
detective achter die vermomming uithalen.
Oprechte woede sprak uit de ogen van de za
kenlieden. Liebricht zelf toonde zich alleen ge
ïnteresseerd in de sherry en de daarbij ho
rende hapjes. Prinsheerlijk zat hij in zijn re
genjas aan de bar op het einde van de avond
te wachten, de bolhoed op zijn rechterknie ge
drukt. Iedereen was dan ook dolgelukkig dat
tenslotte toch het uur kwam dat men zonder
onbeleefd te zijn vertrekken kon.
mand zich ervan had laten weerhouden een of
andere kleinood te rollen door de aanwezig
heid van de inspecteur geloofde geen mens.
Ondanks de goede afloop van de avond gedroe
gen de meesten zich onvriendelijk tegenover
Liebricht. Het deerde de politieman niet in
het minst en hij negeerde zo ongeveer iedereen.
De meeste gasten zouden ongetwijfeld lan
ger gebleven zijn als ze voorzien hadden hoe
de luiheid van de gekke agent toch nog ge
straft werd. De laatste drie paren maakten
zich juist op om weg te schrijden toen een van
de dames, een ietwat gezette vrouw van een
leeftijd, die niet meer weg te schminken viel
het luidkeels uitgilde. Een onbeschaafde gil
was het. die de dame produceerde. Wat bleek'.'
Mevrouw Lieser, zo heette zij, was beroofd
van een ellenlang parelsnoer, dat in vier
lussen om haar hals had gehangen. Liebricht
werd onmiddellijk van zijn barkruk gecom
mandeerd om als een schooljongetje gestraft
te worden.
Omringd door de zes notabele dames en he
ren plus tien obers, stelde hij ondubbelzinnig
vast dat het zeker een lang snoer moest ge
weest zijn. Vervolgens liet hij een ober aan
rukken, die alle juwelen en hun bezitters ge
noteerd had. Mevrouw Lieser had inderdaad
zo'n snoer bezeten bij het binnenkomen. Het
sieraad was verzekerd voor tienduizend gul
den en dus zou de dame volgens Liebricht
geen schade hoeven te lijden.
Mijnheer Lieser, tot dan toe zeer rustig,
vergat bij de laatste opmerking van de inspec
teur dat hij tot de betere burgers behoorde.
Hij liet een grove vloek schieten en balde zijn
gemanicuurde vuisten. „Pardon. U bedoelde
mijnheer?" informeerde de inspecteur droog
jes. Toch wachtte hij het antwoord niet af.
Met een minzaam gebaar gaf hij de obers op
dracht stoelen aan te dragen, waar de laatste
zes gasten zonder plichtplegingen, op ge
drukt werden. „Mevrouw Lieser", zo wendde
Liebricht zich tot de nu stilgevallen dame.
„Maakt u zich geen zorgen. Het snoer is al
terecht. Hier". Handenvol melkwitte, glanzen
de stenen haalde hij uit zijn regenjas en liet
ze over de tafel rollen.
elf uur kondigde de dap-
aan, dat zijn bezigheden
OMSTREEKS
perste man
hem naar huis riepen in het midden la
tend welke activiteiten op dat tijdstip nog ont
plooid konden worden. Even later stonden de
meesten, verpakt in bont- en andere dure jas
sen, op taxi's te wachten. En niemand was
lets kwijtgeraakt. Het was bijna een belediging
voor het gezelschap, dat geen dief de moeite
had genomen zijn kansen te wagen. Dat ie-
„Wilt u ze maar natellen, mevrouw?" vroeg
hij. „Het moeten er 342 zijn. Ze lagen buiten
in het groen onder het raam van de toiletten'
De beroofde dame kleurde zover de verflaag
het toeliet. Haar ferme hand petste over het
tafelblad, zodat de kralen in het rond vlogen.
„Sukkel, ellendige sukkel, dat zijn valse prul
len, het zijn mijn parels helemaal niet", riep
zij tussen enkele snikken door. „Uw gevoelens
tegenover mij vleien mij ten zeerste me
vrouw" antwoordde Liebricht met een bui
ging. „Valse parels zegt u. Natuurlijk zijn
het valse parels."
Hij liet zijn onverschilligheid varen en gaf
een ober opdracht brigadier de Bruyn te ha
len. Tot verwondering van de gasten bleek de
brigadier de hele avond het beroep van por
tier te hebben uitgeoefend. Al was het niet
uit vrije wil geweest, zoals bleek toen hij strorn
pelend op Liebricht afstevende. Hij begon di
reet te dreigen. „Het zal wel enige dagen du
ren voor mijn eksterogen mij dit slavenwerk
vergeven. Het ergste is nog dat ik al die
fooien moet afstaan aan de echte portier,"
mopperde hij.
Het gelamenteer begon een van de niet be
stolen gasten op de zenuwen te werken. Hij
vroeg kwaad: „Hoe lang moeten we deze ko
medie nog aanzien? We willen eindelijk eens
naar huis. Hebt u dat snoer nu gevonden of
niet?" „Dat is klare taal," vond de inspecteur
met een knipoog naar de brigadier. „Goed
dan. Hier is een even duidelijk antwoord. Ik
heb niet op uw juwelen gelet. Ik ben een speur
der. geen waakhond. Trouwens mijn waker
zou volkomen overbodig geweest zijn. Alle
obers hier zijn goed onderrichte politieman
nen en de juffrouw van het damestoilet met
dat gekke brilletje werkt bij onze geheime
dienst. Zij heeft degene betrapt, die het hals
snoer door het raam naar bulten gooide. Dat
het snoer vals was kon zij niet weten. Dus me
vrouw Lieser, daar kunt u ons niet verant
woordelijk voor stellen. Integendeel, het is uw
eigen schuld".
De heer Lieser sprong bij deze beschuldi
ging op de inspecteur af, maar Liebricht
duwde hem terug op zijn stoel. „Niet in de
rede vallen," gebood hij en hervatte vervol
gens kalm zijn monoloog. „Ja meneer, uw ei
gen schuld. Als u met een vals halssnoeT
binnenkomt kunt u niet verwachten met ech
te parels terug te gaan." Enkele obers moes
ten nu ingrijpen om mijnheer en mevrouw te
wijzen, waar hun plaats was. De anderen wa
ren te verbaasd om in te grijpen. Liebricht
liet zich niet storen. „Ja", grinnikte hij, „de
man die alle juwelen noteerde bij het binnen
komen van de gasten, is een van de beste ju
weliers van het land. Hij kan bij wijze van
spreken ruiken of een parel vals is. U be
grijpt het wel. hem kunt u niet bedriegen".
Mevrouw Lieser begon aan een nieuwe se
rie snikken. Inspecteur Liebricht stopte zijn
betoog niet. „Dat is dus duidelijk", stelde hij
cast. „Uw parels waren vals en bleven vals
Nu zult u vragen wie was dan wel degene,
die het snoer door het raam naar buiten gooi
de? Dat deed mevrouw Lieser zelf. Wat de
verzekeringsmaatschappij hiervan zeggen zal
gaat mij niet, aan. Misschien denken zij dat
mevrouw Lieser het echte snoer thuis heeft
liggen en dat zij probeerde de tienduizend gul
den, waar het voor verzekerd is, zich on
rechtmatig toe te eigenen. Het laat mij koud.
De verzekering moet het maar uitzoeken. Ik
heb er tenslotte niets mee te maken." Hierna
wandelde Liebricht terug naar de bar, dronk
zijn sherry op en nam met een buiging af
scheid.
l i#
yV
isaaJlc
''iidc* fryv.V -Vdw
WIM is nog maar een klein eindje weg, als hi)
zijn vriendje hoort schreeuwen. „Kom eens
kijken, Wim", roept Robbie. „Hij leeft weet
helemaal op! Er kwam een andere vogel en die
tsjirpte tegen he men toen begon hij meteen te be
wegen. Kijk 'm nou eens fladderen. Ik geloof dat
hij zich weer prima gaat voelen. We hoeven heit»
niet eens meer mee naar huis te nemen" De andere
vogel vliegt almaar rond terwijl de vogel, die Rob
bie vast houdt, zijn vleugels op en neer slaat, op
Robbie's vingers gaat staan en er steeds beter gaat
uitzien.
TENSLOTTE vliegt de kleine vogel weer. „Is-ie
even fijn," zegt Robbie. „Wat er nou precies
met je aan de hand was weet ik niet, maar
nu ben je weer helemaal de oude. Nou, daaag, ik
ga naar huis." Maar tot zijn verrassing willen de
vogels niet wegvliegen. Ze vliegen met hem mee en
de vogel, die er het laatst bijgekomen is, strijkt ten
slotte neer op het tuinhek. „Je bent heel vriende
lijk geweest, kleine beer", piept de vogel. „Die an
dere is mijn vrouwtje. Ze is ergens zo van geschrok
ken dat ze uit de boom met ons nest is gevallen. Ze
zal wel gauw weer genoeg aangesterkt zijn om terug
te vliegen."
'i/'A
S-T P- C>
.3^
LS de vogels hun buikjes rond hebben gegeten
besluiten ze terug te gaan naar hun nest in de boom
en als ze iedereen vrolijk tsjirpend hebben bedankt
vliegen ze gelukkig weg. „Nou, ik vond het maat
raar hoor", zegt Wim. „Waar kan die ene vogel non
zo van geschrokken zijn?" „Misschien van dat ge
luid dat we hoorden, dat kwam uit de buurt van
hun nest, misschien is daar toen iets gebeurd," zegt
Robbie. „Maar nu is alles in ieder geval weer oké-
Zeg, nu zal ik mijn vogelplaatjes eens laten zien-'
GBBIE spreidt zijn verzameling uit op de
grond. „Wat zien ze er leuk uit", zegt Wim. „Ik
heb nooit geweten dat er zoveel vogels zijn. „Kijk>
ik heb ze allemaal op vellen papier geplakt", zegt
Robbie. „Later plak ik ze in een album. Ik moet
er nog twee hebben, nummer zestien en nummef
zeven-en-dertig, en dan heb ik ze allemaal compleet-
Ik wou dat ik wist welke vogels ik nog moet heb
ben." Hij gaat naar de deur als hij geroep hooft
vanuit de keuken. „Moet ik komen, moeder? Ik koh1
eraan" zegt hij.