Hebt u dat
gelezen
Geen hotel vannacht
Landen in ontwikkeling
nemen eerder China tot
voorbeeld dan Amerika
PLUS
11 DECEMBER 1965
PAGINA 3
Werken
Tóch schoon
Dunne schil
H:T valt voor westerlingen niet mee om toegang
te krijgen tot China. Geduld is een eigenschap
die men in ruime mate moet bezitten en soms wordt
dat dan beloond, de volhouder mag komen. Zo'n
volhouder is Leo Klatser geweest en de vrucht ervan
is zijn boek „China Nu", waarin hij zijn indrukken
van twee maanden reizen door het Hemelse Rijk
heeft neergelegd. Het is uiteraard niet zo dat de
lezer, als hij het boek uit heeft, precies weet hoe
China nu is, maar in ieder geval is de dikke mist
die voor de meesten van ons in het westen over het
uitgestrekte rijk van Mao Tse Toeng hangt voor een
groot deel opgetrokken. „Een reus ontwaakt" is de
ondertitel van het boek en dat is een zinnetje dat
door zijn vaagheid en verborgen dreiging eigenlijk
niet past in het boek, waarin Klatser tenslotte ge
poogd heeft vaagheden te vermijden, slechts feite
lijkheden te geven en een juist nuchter beeld van
het huidige China te tekenen. Zo'n zin sluit aan hij
een term als Het Gele Gevaar, de lugubere bijnaam
voor het onmetelijke communistische land.
Bevoorrecht
....over een losse plank of.zoiets...
CHINA: land van razende
Het gele gevaar. Denken de meeste
mensten daarbij niet aan ontelbare
soldaten, wapengeweld, vernietiging.
Bij het lezen van China Nu schoot
me een uitspraak te binnen die de
Chinese mevrouw Han Suyin onlangs
in Paris Match deed: „Is de grote
vrees voor het gele gevaar niet, dal
China een economische macht wordt
die de blanken op veel markten ver
vangt als fabrikant van industriële
produkten en gebruiksgoederen. Die
markten strekken zich uit over heel
Azië en Afrika"
Het boek van Klatser toont aan
dat zo'n vrees reden van b-:staan
zou hebben. Klatser slaagt er name
lijk in de lezer te doordringen van
het feit dat alles in China onderge
schikt wordt gemaakt aan industria
lisering, verhoging van de produktie
leveren van uitstekende kwaliteit,
verbeteren van de lèvensomstandis-
beden. Iedereen heeft daar enorme
offers voor over, iedereen werkt met
een bezetenheid, die bewondering af
dwingt. En in dat daglicht zou nier,
van een gevaar kunnen spreken,
want de Chinese pre'tat-'es maken
veel indruk op andere 'auden in ont
wikkeling.
Klatser ze°t: „Soms heb R he'. ve-
voel dat de Chinezen ondanks alle tam
tam van boven af. geen idee hebben
wat ze werkelijk presteren en daarom
steevast in de vechthouding gaan
staan tegenover een westerling. Moge
lijk vinden ze nog steeds dat ze niet
genoeg doen".
De voorbeelden die hij geeft, wijzen
Wel anders uit. De Chinezen werken
als razenden om zelf alles te Ieren en
te doen. Ze gaan harder dan 't werk
schema voorschrijft. Elke Chinees,
zegt Klatser, is doordrongen van de
gedachte dat hij een wereldhistorische
opdracht te vervullen heeft. De partij
houdt dat besef voortdurend wakker.
In de publiciteitsmedia neemt propa
ganda de grootste plaats in, ontspan
ning is er nauwelijks by. Het is &.1
Werken wat de klok slaat en de Chlne-
«eg^n.dat praa*.
Naar onze begrippen zijn de omstan
digheden waarin zij wonen en werken,
verre van ideaal. De woontoestanden
bijvoorbeeld laf en veel te wensen over.
Klatser heeft het over de stad Hang-
Yang waar 70.000 -arbeiders van fa
brieken in barakken, hokten. Op een
behoorlijke afstand van de fabrieken,
van de wind af. bouwde men woonge
meenschappen, brede straten, veel
groen, supermarkten, gemeenschaps
huizen. theaters, kinderbewaar
plaatsen, scholen en huizen.
FOatser zegt: „De omvang van de
":n<*'n is voorlopig nog beperkt,
d.w.z. dat men meestal met de gehele
familie, broers, schoonzusters, vader,
.u.je. en grootouders woont in een
woning die hoogstens gebouwd is voor
een familie van v ader, moeder en
twee kinderen, De sanitaire voorzie
ningen kunnen evenmin de toets der
kritiek doorstaan. Een groot voordeel
voor de bewoners van deze tuindorpen
is de aanwezigheid van een gasfa
briek bij het bedrijf waardoor zij in
het gelukkige bezit zijn van een gas-
aansluiting die het niet nodig maakt
dat ze evenals de meeste van hun
landgenoten in andere steden hun pot
je moeten koken op een klein kachel
tje met houtskool, op straat, op een
binnenplaats of op een dak.
Toch leeft een deel van de bedrijfs
bezetting nog in de barakken of heeft
huisvesting gevonden in het oude
Hang-yang. De toestanden die in de
oude woongebieden heersten, zijn nog
steeds erbarmelijk, al zijn de straten
daar niet meer de modderpoelen en
vuilnishopen die we kennen uit andeve
steden in Azië buiten China. Volks
militie, buurtcomités en vrijwilligers
van de volksgezondheid houden stevig
de hand aan het rein houden van de
straten en woongebieden.
Het mag een wonder genoemd wor
den dat de straten ook in de oudste
wijken In alle steden waar ik was, en
waar rioleringen altijd ontbraken en
alle mogelijke andere voor ons van
zelfsprekende technische voorzienin
gen nog onbekend lijn, er-zonder uit-
werkers
voor een
betere
toekomst
Chinezen leefden als daklozen en
zwierven zomer en winter in de par
ken of sliepen onder afdakjes en in
portieken.
Vandaar dat een Indiase diplomaat-
op Klatsers vraag of hij de toestand
ln China ideaal vond, antwoordde:
,,Wat wilt u? Je kan niet vanuit de
chaos in een paradijs overstappen- In
elk geval gebeuren hier dinge-n waar
op elke Aziaat die het goed met zijn
land en volk meent, jaloers is".
Dat was een uitspraak waar wij in
het westen de nodige aandacht aan
kunnen schenken. Ontwikkelingslan
den zien vaak liever China als -
bereikbaar - ideeal dan b.v. Ameri
ka of Europa. Het volgende citaat uit
Klatsers boek is een treffende illustra
tie. Aan het woord zijn twee Afrika
nen, die tot Klatser zeiden: „China is
een land dat in veel opzichten een na
bij verleden heeft- dat vergelijkbaar
is met het onze. Die identiteit van er
varingen maakt het gesprek tussen
ons en de Chinezen eenvoudiger. Zij
weten beter dan anderen hoe een volk
dat geen enkele technologische erva
ring heeft, toch bepaalde vormen van
lichte industrie k-an organiseren. Dit
in tegenstelling tot de vaak heel naïe
ve benadering van onze problemen
door de Russen en andere vertegen
woordigers van Oostblok-landen.
Die zijn desnoods bereid je een
hoogoven cadeau te doen als in geen
duizend kilometer in de omtrek ijzer
erts te vinden is. Dat is geen kwaad
aardigheid van die Russen en anderen
maar gewoon een soort traagheid in
hun denken. Zij hebben het zelf zo ge
daan en dus zal het voor ons ook wel
goed zijnDe Chinezen leveren
Foto links boven: een inwoner van
Sjanghai met zijn zoontje op de
arm. Foto hieronder: danseressen
van de opera in Peking tijdens een
oefening.
ons geen uitrustingen als ze niet "an
tevoren zichzelf overtuigd hebben van
het nut van zo'n bedrijf. Wat dat be
treft staan hun methodes veel dichter
bij de techniek van het Westen die
ook geen krediet geven voor een pro
ject waarvan ze zelf niet redelijk over
tuigd zijn. De Chinezen heb
ben een methode van werken die ons
in het algemeen veel vertrouwen in
boezemt.
De fabrieksuitrustingen die ze leve
ren. zijn haast belachelijk simpel en
missen alle ingewikkelde apparatuur
die de moderne Westerse machine zo
kwetsbaar maakt. De machines die
we uit China krijgen, zijn zelfs door
de meeste lompe en onervaren man
niet kapot te krijgen. De produktivi-
teit van die dingen Is natuurlijk veel
lager dan van de moderne machines
uit het Westen. Maar wat produceert
een machine die het grootste deel van
het jaar in reparatie is omdat ze te
kwetsbaar is voor de onervaren ar
beiders die ermee moeten werken?"
Klatsers boek is vaa'.c lovend. Men
krijgt bewondering voor de prestaties
van de Chinezen. Uiteraard zullen er
in China vele dingen zijn waarover in
andere toon geschreven zou moeten
worden, maar weinige daarvan komen
in „China Nu" voor. Geen wonder,
zouden we zeggen, want de Chinezen
lieten hem slechts zien wat /e zelf
wilden. Ze waren zeer gastvrij, zo gast
vrij dat ze hem vrijwel geen moment
uit het oog verloren. De andere kant
van China komt in zijn boek niet aan
bod, want Klatser heeft die kant niet
te zien gekregen.
Een voorbeeld hiervan geeft het
volgende citaat uit zijn boek: „Tij-
zondering minder vuil uitzagen dan de
eerste de beste straat in Amsterdam.
Inderdaad zwermt overal in China
vierentwintig uur per dag een leger
van straatreinigers door de steden.
Maar dat neemt niet weg dat onder
de gegeven omstandigheden aldaar
zonder een strenge discipline van het
publiek een dergelijke properheid on
denkbaar zou zijn. De Nederlander die
de reputatie heeft een proper en zin
delijk mens te zijn, kan een voorbeeld
nemen aan het China van heden".
Voor de Chinezen is volgens Klatser
het leven aan de rand van het be
staansminimum reeds een paradijs.
„Elk verhaal dat ik moet aanhoren
over de toestanden zoals zij vóór 1949
geweest moeten zijn schijnt- me elke
dag een beetje meer aanvaardbaar
wanneer ik zie met hoe weinig deze
mensen al gelukkig zijn. Dan moet het
leven vroeger wel een hel voor hen
geweest zijn".
,-Al won-en ze met vijftien man in
drie kleine kamertjes, de bewoners
voelen zich zeer bevoorrecht. De wo
ningtoestanden waren voor de revolu
tie ondraaglijk voor zover men over
een woning kon beschikken. Miljoenen
hoofdstukken zijn zeker niet de sterk
ste van „China Nu".
Daartegenover staat dat hij een
schat van informatie geeft over de
ontwikkeling, die China doormaakt,
over de omstandigheden, waaronder
de Chinezen leven, over de geweldige
inspanning, die zij zich getroosten
en de vruchten daarvan. Hij zag niet
alles wat hij wilde zien en hoorde
niet alles wat hij wilde horen, maar
wat hij vernam is zeer belangwek
kend en licht een groot stuk oP van
de sluier, die nog ligt over het Rijk
van het Midden
J. H.
(China Nu. door Leo Klatser. Uit
geverij de Bezige Bij, Amsterdam,
f 7,50).
vroeger. Wat hadden ze een gezel
lige club gehad, elf man totaal,
's Zomers tennissen en zeilen,
's winters schaatsen, ping-pong,
bridge. Naar hartelust hadden ze
ran het jonge leven genoten, totdat.
Amor er met zijn boog enkelen tus
sen uit schoot. Toen was de ver
bondenheid gaan tanen, al te gauw
dierbare jeugdherinnering. Maar
Jeannette ivas de dans blijkbaar
ook ontsprongen. Hij zag tenmin
ste geen man naast haar zitten, wel.
twee vrolijke dames, met wie ze
in geanimeerd gesprek was gewik
keld. Dat kon een gezellige ontmoe
ting worden, straks in de pauze. Hij
nam zich voor het drietal na de
voorstelling ergens mee naar toe te
nemen. Aan Jeannette zou het niet
liggen.
Vergenoegd nam hij het program
ma ter hand. Hoe heette het stuk
ook weer? O ja, „Geen hotel van
nacht", een suggestieve, veelbelo
vende titel. De regisseur had een
uitvoerige toelichting geschreven.
Eigenlijk onzin. De tekst moet, als
het een goed verhaal is, voor zich
zelf spreken, en de personalia van
de toneelschrijver lees je de volgen
de dag wel in de krant. Hè, beha-
gelijk was het hier. Nog 5 minuten
voor acht. kom, toch maar even
die inleiding doorlezen.
Hij was amper vijftien regels ver,
toen de inhoud van het stuk hem
vagelijk bekend begon voor te ko
men. Een na nog tien regels wist
hij het zeker: Geen hotel van
nacht" was hetzelfde als „Twee ont
moetingen", het toneelstuk waar
in hij zich twintig jaar geleden on
sterfelijk belachelijk had gemaakt,
toen hij de heer des huizes speelde,
of liever: getracht had te spelen.
Want o, wat toas dat een ellen
de geweest nauwelijks had hi]
bij het opkomen de claus: „jon
gens, praat wat zachter, je weet,
mams slaapt" voltooid, of hij strui
kelde over een losse plank of iets
dergelijks om zich vervolgens met
een daverende slag languit op een
salontafeltje te storten welk
wrakkig meubelstuk terstond kra
kend ineenzeeg. Even was hij ver
suft geweest door de klap en het
afschuwelijke van de situatie, maar
hij had zich nog kunnen herstel
len. Toen hij overeind krabbelde,
geholpen door de anderen, haalde
het geschrokken publiek verlicht
adem, en weldra klonk hier en
daar al wat gegrinnik.
De regisseur liet daarop het doek
zakken, maar vond het toch maar
het beste om, toen de gevolgen
wel mee bleken te vallen, direct
door te spelen. En dus had hij drie
minuten na zijn noodlottige eerste
opkomst opnieuw op de planken
gestaan tegenover een publiek, dat
nog een tijd lang lacherig zijn be
wegingen gadesloeg. Zonder verde
re incidenten kwam de avond ech
ter om, maar na afloop moest hij
zich uiteraard de spottende grap
pen van zijn vrienden laten wel
gevallen...
Nu hij daar zo met een hoofd
weer rood van ergernis het begin
van „Geen hotel vannacht" alias
„Twee ontmoetingen" zat af te
wachten, herinnerde hij zich eens
klaps, dat ook Jeannette getuige
was geweest van het iasco. Wat
had ze hem later nog vaak geplaagd!
De geschiedenis zou ook haar zon
der twijfel weer te binnen schieten,
was het niet door de inleiding dan
toch door het stuk zelf.
Hij begon wat op te zien tegen
de ontmoeting straks in de foyer,
zeker nu hij dacht aan het gezel
schap van de twee vriendinnen naast
Jeannette. Nee, hij moest ze maar
liever zien te ontwijken, stel je
voor, dat Jeannette het hele ver
haal in zijn bijzijn openbaarde. Ze
zou het doen met het grootste ple
zier, zo goed kende hij haar nog
wel..
De pauze brak aan. Nu moest
hij ongemerkt zien weg te komen.
De bejaarde dame naast hem bleef
zitten, maar maakte plaats om hem
te laten passeren. Daar stond Jean
nette ook al op. Snel handelen was
nu geboden. Hij deed een stap,
struikelde over het handtasje van
de dame dat op de grond bleek
te staan, en vergeefs steun zoekend
met zijn handen maakte hij een
duikeling dwars over het midden
pad Er ontstond enig gedrang,
maar voordat behulpzame handen
hem op de been hadden geholpen,
klonk kirrend de stem van Jennet-
te boven alles uit: „Nee maar, daar
heb je Kees. Dag Kees, wat is er
gebeurd jongen? Ga je daar nu
werkelijk een gewoonte van ma
ken
LEO KLATSER
twee maanden door China
dens een rit door de stad Wochan
werd mij de Avenue der Bevrijding
getoond. Weer een van die geweldige
brede nieuwe straten die dwars door
de stad lopen. Het is duidelijk te zien,
dat een grote doorbraak voor de aan
leg van die boulevard noodzakelijk is
geweest. Hier en daar staan nog wat
oude huizen tussen de nieuwgebouwde
blokken in. De nieuwbouw is een dun
schilletje, dat de daarachter liggen
de oude wijken verbergt. Zo nu en
dan kreeg men even een indruk van
wat er achter school wanneer we
langs een zijstraat reden of ergens via
«en gat in de rij de wijk erachter
zichtbaar werd".
„Op de hoek van een van die stra
ten ontdekte ik een jongetje dat,
tegen een muur geleund, fluit stond
te spelen. Mijn verzoek om even te
stoppen om een foto van het joch
te maken, bezorgde mijn tolk een
tijdelijke doofheid gevolgd door een
even plotseling niet meer verstaan
van mijn Engels. Toen we ver ge
noeg weg waren, begon hij me ein
delijk te begrijpen; terugkeren had
toeri volgens hem weinig zin „U
weet hoe kinderen zijn, die zijn veel
te woelig om lang op een punt te
blijven staan". Er blijft dan niet
veel anders over dan je er maar
bij neer te leggen. Hij zou het
debat toch alleen maar voortgezet
hebben om vijf kilometer verder ten
slotte de chauffeur opdracht te ge
ven terug te keren, in elk geval op
een moment dat het bijna zeker
zou zijn dat de jongen er niet meer
zou staan."
Naast zakelijke gegevens, die het
meest interessante deel van zijn boek
vormen, geeft Klatser beknopt histo
rische ontwikkelingen aan, verklaart
moeilijke politieke problemen en be
steedt enige aandacht aan theater,
■beeldende knnst (waarover MJ'Weinig
goeds zegt) en religie. Wat deze drie
laatste onderwerpen betreft, bljjft hij
echter erg aan de oppervlakte. Deze
ft J N Amsterdam heeft een
1 aanminnig maar ook zon-
derling bejaard echtpaar dertig
jaar lang afval verzameld en in
ft zijn woning opgestapeld tot een
hoogte van een etage. De ver
ft zameling, die met drie reini-
gingswagens moest worden weg-
ft gehaald, bestond uit oude pan
nen, textielresten, verwrongen
metalen, kapot meubilair en
ft wat al niet meer. Een krakende
ft kinderwagen diende voor het
vervoer van de rommel. Nu ligt
ft de vrouw in het ziekenhuis, de
ft man ondervindt de goede zor-
gen in een bejaardencentrum en
de inventaris logeert op de
ft vuilnisbelt.
ft Verzamelen van alles en nog
ft wat is zo oud als de wereld. De
Grieken verzamelden zuilen,
ft de Germanen wapens, de Ara-
bieren vrouwen. Napoleon trok
ft met legers door Europa om
vreemde postzegels op de kop
ft te tikken en bepaalde stammen
ft op Guinea beijveren zich in het
ft verkrijgen van zoveel mogelijk
mensenkoppen.
Wie vandaag een sollicitatie
formulier moet invullen wordt
verzocht antwoord te geven op
de vraag welke liefhebberijen
hij heeft. En het is frappant
hoeveel mensen wat verzame
len. Zuikerzakjes, luciferdoos
jes, munten, asbakjes uit ho
telkamers, vervallen bankbiljet
ten, gedroogde bloemen, vlin
ders, oude kranten, hoeden en
klokken. Meestal wordt zo'n
verzameling na de dood van de
verzamelaar weinig geappre
cieerd. Een kostbare postzegel
verzameling wil men wel, maar
wat moeten de erven in vredes
naam doen met vijfhonderd as
bakjes of tweehonderd vieren
tachtig hoeden, van Stetson tot
naamloos? Ik las een kleine ad
vertentie: „Wegens overlijden
te koop aangeboden drie dui
zend knopen o.a. afkomstig van
een der robes van Marie An
toinette, een der uniformjassen
van de sjah van Perzïè en vele
andere historische kledingstuk
ken." Kijk, die erfgenamen zijn
kien, want je kunt nooit weten
wat de gek er voor geeft.
Nu zat er volgens de vodde-
man in de verzameling van de
Amsterdamse oudjes 'n paar
duizend gulden waarde, die ze
beslist niet wilden realiseren
omdat het vergaren van zoveel
schijnbaar onnuttige dingen als
een emmer zonder bodem of
een kapstok anno 1910 niet om
het geld maar om de vreugde
moet gaan. Zo denkt ook de
eenzame vrouw, die meer dan
een dozijn katten in haar woning
onderbrengt. p
Een echte verzamelaar staat
"ittêt zijn collectie bp, gaat er
mee naar bed en droomt er des
ft nachts van. Vraagt men „wat
is uw beroep?" dan zal hij ant
woorden verzamelaar en in
mijn vrije tijd kantoorbediende
of machinezetterVraagt men:
bent u gelukkig? dan zal hij
antwoorden: „Ik kan niet meer
van het leven wensen."
Moet u nagaan hoe dat Am-
U sterdamse echtpaar zich nu
voelt....
PHILIP LANGERAK
ZODRA hij de gezellig-roeze-
moezige schouwburgzaal bin
nentrad, zag hij haar al zit
ten: Jeannette, nog een oud-vrien
din uit zijn frivole tijd. Tjonge, dat
was lang geleden sinds hij haar
voor het laatst gezien had. Ze was
oud geworden. Zo van achteren
kon hij dat zelfs aan haar coiffure
al zien. Terwijl hij op zijn plaats
zakte, een aantal rijen achter haar.
vlogen tal van herinneringen door
hem heen. Ach ja, Jeannette was
altijd trouw van de partij geweest,