„Snelle Vlieger" bestaat 90 jaar
De melker: In het duivenhok
glijden zorgen van mij af
Haarlems gemeentebestuur
kan in geval van nood de
duiven steeds vorderen
I
EIGEN THEATER VOOR
POPPEN VAN MERLIJN
I
Een mens
met een
fijne hobby
leeft
langer
Bijzondere Hulp
J. E. van Epen, voorzitter van
raad voor maatschappelijk werk
„HUN ZORGEN ZIJN
OOK ONZE ZO
Actie voor
Bijzondere
Hulp
IK WIL MAAR
—ZEGGEN—
s.
Echte Antraciet
Grootse plannen van Maaike
en Rien op Hasselaarsplein
Hobby
1
Patriotten
i
Vriendschapsband
Bakermat
Prikkels
Uitstel geen afstel
ZATERDAG 11 DECEMBER 1965
PAGINA 3
w
I
nw
WmÈÊBmmÊmm Sm
Het is wonderbaarlijk om te zien hoe de duiven hun hok iceer
terugvinden in een stad als Haarlem, dat er van boven af als
een krioelend mierennest moet uitzien. De duiven die hier om
de Oude Bavo-toren cirkelen behoren aan het kampioenslid
Stokman.
De beste resultaten bereikt de melker met een hoge, droge kooi. Het is dan ook geen wonder
dat de heer Stokman, die zijn duivenpaleis op het dak heeft gebouwd, tot de beste melkers van
Haarlem behoort.
Rien en Maaike Baartmans met twee poppen van hun theater
Merlijn.
edere keer als ik mijn duiven
na een wedvlucht weer bo-
*)*)-*- ven het hok zie cirkelen,
dan vallen alle zorgen van me af.
Ik weet dat het zot klinkt voor
een buitenstaander, maar iedere
duivenmelker zal beamen dat het
je iets doet. Ik zeg dan altijd bij
mezelf: „Jullie zijn zo trouw dat
jullie, zelfs al sturen ze jullie naar
de Frans-Spaanse grens, weer zo
snel mogelijk willen thuiskomen.
Dat is een heerlijk gevoel." Wil
lem Gardien (48), een gemoede
lijke aannemer met een kantoor
aan de Zijlvest in Haarlem, va
dert over 38 duiven. Voor het sla
pen gaan bladert hij eerst nog
even in het verenigingsorgaan
van de Nederlandse Postduiven-
houders Organisatie, dat op een
vast plaatsje op zijn nachtkastje
aanspraak maakt.
„DE SPAARNESTAD"
J. E. VAN EPEN
of door een ramp van de buitenwereld
zou worden afgesloten dan moesten de
duiven van „De Snelvlieger" aantreden
om het contact te herstellen. Gelukkig
voor Haarlem heeft men de duiven
nooit voor de vervulling van hun dienst
plicht behoeven te recruteren. Niette
min kan ,,'t Pand" als een historisch
monument voor de Haarlemse duiven
melkers worden beschouwd.
Onder dezelfde condities mocht de
vereniging later de „Stadsdoelen" be
trekken, waar de „Snelvlieger" tot
eind 1964 gehuisvest bleef. Begin dit
jaar kreeg de vereniging de beschik
king over de ruimte in de voormalige
politiepost aan het Leidseplein. Zij
deelt deze lokaliteit met de Vereni
ging voor Handenarbeid. „We lopen
elkaar niet in de weg, want wij moe
ten het vooral van de zomermaan
den hebben en Handenarbeid geeft
zijn cursussen hoofdzakelijk in de
winter." Gardien heeft echter een
wens: „Het liefst zouden wij natuur
lijk over een eigen lokaliteit beschik
ken, die we geheel naar eigen wens
zouden kunnen inrichten."
Overigens kan het Haarlemse ge
meentebestuur nog steeds rekenen op
de medewerking van de honderden dui
ven, die bij „De Snelvlieger" staan in
geschreven. „Dat dit eens nodig zou
kunnen zijn is niet eens zo onwaar
schijnlijk", meent de heer Gardien. „Ik
ken een geval uit de Tweede Wereld
oorlog, waarbij een duif zich op uitste
kende wijze van zijn vaderlandse plich
ten kweet.
Een boer uit de omgeving van IJmui-
den vond op zijn land een doodvermoei
de postduif. Hij bracht het beestje naar
HAARLEM, 10 dec. Het Haase-
laarsplein is voorzover ons bekend is
nog geen poppentheater rijk. Daarin
gaat nu spoedig verandering komen.
Een illuster tweemanschap bestaande
Uit wethouder D.J.A. Geluk en publi-
cist-poppenspeldeskundige Rico Bult
huis opent eendrachtig het nieuwe
theater van Merlijn en wel tijdens een
besloten bijeenkomst met een aange
past programma op 22 december. Op
27 december is de eerste voorstelling
in het nieuwe theater, veilig gelegen
onder het woonhuis van Maaike en
Rien Baartmans, acteurs, tekstschrij
vers, decorontwerpers, regisseurs, pop-
Penmakers en sinds kort ook nog tim
merlieden en aannemers, omdat zij
met een clubje goede vrienden in iets
meer dan een maand uit een normaal
Woonhuis een magnifiek poppenthea
ter te voorschijn hebben getoverd.
Maaike en Rien Baartmans, man en
vrouw, en in het poppentheater Mer-
hjn zo mogelijk nog hechter aan el
kaar gebonden, hebben de handen flink
mt de mouwen moeten steken om hun
meater op tijd gereed te krijgen. Hier
werd een muur weggebroken en daar
sen schoorsteen uitgehakt, het plafond
jmeeg een matrode tint en de lichtbol-
mtjes bungelen heel origineel tussen
neten mandjes aan het plafond. Dat
schept een sfeer waarin het jonge pu-
j iek zich wel meteen moet thuis voe-
mn. Zo veel werk verzetten in een zo
*mrt tijdsbestek kan alleen maar als
men zoals Maaike en Rien al acht jaar
kL elkaar samenwerkt en daarbij de
oo king heeft over een ste] handi
ge vrienden. In het zaaltje is ruimte
v°°r een kleine honderd kinderen of
;"rr 85 volwassenen. Daar mag het
staf® Pibliek en wellicht in een later
vojAïï. de ou<3eren kijke n naar de
liir, whtingen van de tweehonderd Mer-
,m-poppen, alle werk van eigen hand
alve het aapje Slingertje, die Rien
Baartmans als negenjarige knaap heeft
gekocht en die hjj sindsdien niet heeft
willen verlaten.
De intieme bijeenkomst van 22 de
cember krijgt een speciaal karakter
door het naar de omstandigheden ge-
improviseerde programma van die ope
ningsdag. Wethouder Geluk spreekt een
officieel woordje en Rico Bulthuis zegt
ook wat maar dan als deskundig bran
chegenoot en stimulator van Maaike
en Rien Baartmans. Vijf dagen later
gaat het echtpaar Baartmans alleen
aan het werk voor het jeugdig publiek
met een eerste van een reeks kinder
voorstellingen tot en met 9 januari en
wel iedere middag om nalf' drie met
uitzondering van oudejaarsdag. Tot en
met 30- december presenteert Merljjn
het kerstspel „Kerstfeest in de dieren
tuin". een spel met de bekende figuren
Rikkie en het aapje Slingertje. Van 1
tot en met 9 januari volgen kinder
stukken uit het gewone repertoire van
Maaike en Rien.
Het programma na 9 januari is ook
al uitgestippeld. Elke woensdag, zater
dag en zondagmiddag begint om half
drie een kindervoorstelling. In een iets
latere periode willen de poppenspelers
van Merlijn ook voorstellingen brengen
voor volwassenen.
Merlijn heeft nog veel meer plannen.
Zo wordt gedacht aan een schimmen
spel, een spel van louter bewegingen
dat Maaike en Rien Baartmans wel
Ligt. Zij zijn van mening dat in het
poppentheater de tekst zoveel mogelijk
ondergeschikt moet zijn aan het spel
of de beweging. Als alle schone plan
nen slagen en daar is veer kans op
is bewezen dat een achtjarige samen
werking geenszins verstarrend werkt.
Maaike en Rien zijn beiden bezeten
van het poppentheater, als is Merlijn
niet hun eerste liefde. Rien was aan
vankelijk voorbestemd voor de volken
kunde en Maaike had als zeventienja
rig meisje reeds een eerste stap ge
zet op het pad van de journalistiek.
De poppen hebben hen samengebracht
tot een nieuw beroep en een huwelijk.
Hij heeft het voorzitterschap op zich
genomen van de commissie die het ju
bileum van de Haarlemse postduiven
vereniging „De Snelvlieger" organi
seert. Vandaag, zaterdag 11 december,
gedenkt deze vereniging het feit dat ze
de respectabele leeftijd van -90 jaar
heeft bereikt.
„En toch ben ik nog niet eens een
duivenmelker in hart en nieren", be
kent hij. „De rasliefhebber trekt zich
's morgens en 's avonds een uur in het
duivenhok terug. Daar heb ik geen tijd
voor; ik breng per dag gemiddeld maar
een half uur bij mijn duiven door. Maar
dat is dan ook het meest zorgeloze mo
ment van de dag." De duivenmelker-
pur-sang beschouwt zijn vogels als
huisvrienden. Hij verzorgt ze niet al
leen, maar hij praat met ze en bestu
deert hun gedragingen.
De harmonische vriendschapsband
die aldus ontstaat is er mede de oor
zaak van dat de op transport gestelde
duiven zo snel als mogelijk weer naar
hun hok willen, zelfs al moeten ze zich
daar finaal voor „leegvliegen". Daarom
is een kampioensduif een levend com
pliment voor de zorgzame melker.
De bakermat voor de postduivenhou-
derij ligt in België. Ook nu nog is de
Belgische postduivenfederatie met zijn
150.000 leden een van de machtigste or
ganisaties in dat land. Daar is de Ne
derlandse zusterorganisatie, de hierbo
ven vermelde N.P.O., maar een klein
meisje bij. Toch hebben vijf mensen op
het hoofdkantoor in Utrecht een full
time job aan het verwerken van de
problematiek van de duivenmelkerij.
Maar lang voordat de landelijke bond
in het leven werd geroepen was „De
Snelvlieger" al een hoogvlieger. De ju
bilerende vereniging is verreweg de
oudste telg onder de postduivenvereni
gingen in Kennemerland en verre om
trek.
„We weten alleen dat we neger.ïg
jaar bestaan omdat we in 1925 ons gou
den jubileum vierden", zegt de heer Gar
dien. „Over de oprichting en de be
ginjaren weten we weinig dankzij een
slordige secretaris, die met de archie
ven heeft gesold." Een historische we
tenswaardigheid leeft echter nog onder
de 42 „Snelvliegers" Zij zjjn er te
recht trots op dat het oude „Pand" op
de binnenplaats van het Haarlemse
stadhuis hun voormalige home is.
Het gemeentebestuur had dit ge
bouwtje in de vorige eeuw ai aan de
duivenmelkers in bruikleen gegeven. In
ruil voor deze dienst moesten de duiven-
houders in t(jd van nood hun duiven
aan de Vroede Vaderen afstaan.
De postduiven waren namelijk, voor
dat de eeuw der techniek alle folkloris
tische kaarsjes uitblies, alom telegra
fisten. Als Haarlem door oorlogsgeweld
een verzetsman uit Santpoort, die de
vogel een paar dagen op verhaal liet
komen. Daarna bond hij een micro
filmpje met opnamen van bunkers, die
door de bezetter aan de kust waren
gebouwd, aan de pootjes van de duif en
liet het beestje los.
Even cirkelde het boven het dorp en
vervolgens ging het pijlsnel in de rich
ting van Albion. Twee dagen daarna
werden de Duitse betonnen vestingen
tot puin gebombardeerd. De verzets
man kreeg een onderscheiding van de
R.A.F. en ook de duif zal wel een graan
tje hebben meegepikt."
„Een mens met een goede hobby leeft
langer", is een uitspraak van de heer
Gardien. En hij kan deze bewering sta
ven. „Ons oudste lid Jan Vrugt (89) is
een jaar jonger dan onze vereniging.
Hij is een van de actiefste leden van
„De Snelvlieger", hij heeft de meeste
duiven en hij heeft het deze zomer ge
presteerd om een nieuw verblijf te bou
wen voor zjjn vliegende troeteldieren,
dat nog jaren meekan. De gemiddelde
leeftijd van onze leden zal trouwens
niet ver van de 65 jaar afliggen."
„De duivenmelkerij is niet zozeer
een sport voor jonge mensen", vindt
hij. „De jongelui zoeken het meer in
lichaamsbeweging. Die hebben nog
niet de rust om de zorg van de dage
lijkse beslommeringen in het duivenhok
van zich af te laten glijden." Trouwens,
nu biedt de huisvesting van de meeste
jonge gezinnen nu niet direct de ideale
toestand, waarin de duivenmelker en
zjjn vogels zich het best kunnen ont
plooien. „De flatgebouwen van tegen
woordig vormen een hinderpaal voor de
ontwikkeling van de duivensport", vindt
hij.
„Op zo'n piepklein balkonnetje kun je
niet meer dan een handjevol duiven
houden." De meest ideale behuizing is
volgens de heer Gardien een hok op
zolder aan de lijzijde van het huis.
„Daar zitten ze heerlijk droog en uit
de wind. Een vochtig hok is de grooto-
ste strop voor de duivenmelker. Koude
en warmte deert ze niet. Zelfs bij
20 graden vorst voelt een duif zich nog
kiplekker.
Een ander axioma van Gardien is:
„De duivenmelkerij is een wetenschap
geworden." Het is namelijk de kunst
om bij wedvluchten de trek naar het
thuisfront zoveel mogelijk te vergroten.
Zoals al eerder gezegd staat de goede
verzorging van de vogels daarbij op de
eerste plaats. Een veel toegepast foefje
is de beesten jaloers maken. Vlak voor
dat de duiven worden ingekorfd gunt
men het beest nog een blik op het
vrouwtje, dat voor dat moment een
concurrerende doffer bij zich op het
nest heeft gekregen. „Scheel van jaloe
zie gaat dan zo'n duif op transport",
beweert de heer Margien met overtui
ging. „Hjj zal dan bij vrijlating probe
ren om zo spoedig mogelijk weer naar
het nest te snellen om die doffer een
opdoffer te verkopen. Zeg nu zelf wat
zou u in zo'n situatie doen?"
M. de G.
Het slechte weer heeft de actie
de afgelopen week parten ge
speeld. De vergelijking met vo
rig jaar wijst uit dat het aantal aan
ons bureau bezorgde giften belangrijk
lager ligt dan in 1964. Het is begrij
pelijk, dat niemand dor dat beesten
weer is gegaan om zijn bijdrage te
brengen. Het komt nog wel, heeft
iedereen gezegd. Hopelijk komt van
dat uitstel geen afstel. De hulp is
hard nodig. Denk er nog eens over
na in het weekeinde en neem zonder
uitstel Uw besluit.
Aan ons bureau werd bezorgd: N. N.
2,50. Per giro ontvingen wij: J. K.
5,— J. S. 20,—; P. M. 25,—;
H. H. 25,—; N. N. 25.—
U kunt uw giften overmaken op giro
nummer 143480 van de Nieuwe Hnar-
lemsche Courant met vermelding „Bij
zondere Hulp". Ook kunt u uw bijdragen
afgeven aan het bureau van onze cou
rant: Smedestraat 5, Haarlem.
(Advertentie)
IS DE GOEDKOOPSTE BRANDSTOF!
Grootste warmte minste as -
langste brandduur.
„VICTORIOUS" Wales
„SEVEN SISTERS" Wales
„CORNNIC" Wales
Ook Holl. en Duitse antraciet
Alleenverkoop:
Friese Varkenmarkt 4
(Spaarne naast de Spoorbrug)
telefoon 14164-19494.
Het kan onmogelijk uitblijven. Elk
gesprek over de Actie Bijzondere
Hulp komt op een gegeven ogen
blik terecht bij de algemene bij
standswet. De commentaren zijn dan
vaak eenzijdig. „Waarom zullen we deze
actie steunen? Iedereen die in financiële
nood verkeert, heeft immers recht op
bijstand!" Het woord recht krijgt dan een
bijzondere nadruk. Terwijl wij praten
met een lid van het comité, de heer J.
E. van Epen, begeven wij ons bewust
op dit gevaarlijke terrein. De heer Van
Epen, voorzitter van de raad voor maat
schappelijk werk, vat de koe gelijk
bij de horens. Hij haakt in op een recente
televisie-uitzending.
ln die uitzending richtte rabbijn Soe-
tendorp de aandacht van de kijkers op
een arme geloofsgenoot, die de begrafe
nis van zijn echtgenote niet kon beta
len. De man weigerde om een beroep
te doen op zijn recht op bijstand. „Ik
heb mijn leven lang niet om hulp ge
vraagd en het laatste wat ik voor mijn
vrouw kan doen, wil ik zelf betalen."
De meelevende televisiekijkers kregen
toen te horen, dat de man maandelijks
honderd gulden van zijn a.o.w. zou be
steden om de rekening van de begrafi-
nisondernemer af te betalen. Rabbijn
Soetendorp maakte toen een opmer
king, die op velen een diepe indruk
heeft gemaakt. „Rondom hem staan
zijn medemensen vrienden en fami
lieleden en zij weten dat zijn zorgen
ook hun zorgen zijn." Zij hebben hem
geholpen.
„Hun zorgen zijn ook onze zorgen."
Dat is het kernpunt van het gesprek
met de heer Van Epen. Hij praat in
dit verband over de bijstandswet.
Wat doet die wet wel en wat doet
die wet niet? Misschien zijn we Iets
te optimistisch voorgelicht. De juiste
normen zijn niet precies bekend. Tot
hoever wordt een bescheiden vermo
gen vrijgelaten? Wat is weelde en wat
is noodzaak? Het antwoord op deze
vragen is niet gemakkelijk. De heer
Van Epen en zijn medecomitéleden
zijn de overtuiging toegedaan dat
zells in een land met goede sociale
voorzieningen vei1 harde nood aanwe
zig is. Want niet iedereen beroept
zich op z;jn recht. Niet iedereen weet
wat zijn recht is. En dan moeten
wij zeggen: „Hun zorgen zijn ook on
ze zorgen."
De heer Van Epen vertoeft in ge
dachten al in een tijd die vijfentwintig
jaar na 1965.ligt. Dan vinden wij de
bijstandswet een normale zaak. Mis
schien zijn acties als de Actie Bijzonde
re Hulp dan niet meer nodig. Misschien
hebben we dan eindelijk ook eens tijd
en gelegenheid om te denken aan het
liefdevolle gebaar achter het alleen
maar geven van geld en andere mate
riële hulp. „Als kerk mogen we in een
of andere vorm nog wel vasthouden
aan iets dat lijkt op het oude bede-
lingsstelsel, maar de maatschappij
heeft dit standpunt verlaten." Uit de
ze opvatting komen we weer op het
recht op hulp. Dat recht wil de voor
zitter van de raad voor maatschappe
lijk werk geenszins betwisten. Wel wil
hij de nadruk leggen op de eigen ver
antwoordelijk van de mens. Een mens
mag niet vragen als hij zichzelf kan
helpen. Het kan zijn. dat de mens van
1990 zover is.
Nu is het 1965. Er zijn mensen die
niet willen vragen, die niet kunnen vra
gen. Zij gaan gebukt onder zorgen die
onze zorgen zijn. Het is ons niet ge
geven om te beoordelen wat noodzaak
is en wat franje. Levensgeluk wordt
niet alleen bepaald door uitsluitend ma
teriële hulp. Een alleenstaande vrouw
van tachtig jaar kan op een gegeven
moment alles hebben wat een mens
primair nodig heeft om in leven te kun
nen blijven. Zij heeft brood, onderdak,
een bed en zij kan haar kinderen hele
kleine geschenken geven. Maar zij
wooni alleen en zij mist de dagelijkse
liefde van een medemens. Mag zij als
bescheiden compensatie vragen om een
huisdier?
De oude vrouw staat niet in de ru
brieken „noodgevallen". We zouden ve
le voorbeelden kunnen noemen. Grote
§ez'innen met chronisch zieke vaders.
ergenhoge kosten van verhuizing na
jaren van inwoning als gevolg van de
woningnood. Zwakke huismoeders die
een dure hulp in huis moeten halen.
Dan is er geen onbezorgde Sint Nico-
laas-avond, geen blijde Kerstmis. Of
het zou moeten zjjn, dat hun zorgen
inderdaad onze zorgen zijn.
Met nog het rapport-Mastenbroek
in je hand, is het gevaarlijk
nog langer te schrijven over
„Haarlem, de stad van het amateur
toneel". Toch waag ik het er maar
op, want tenslotte zijn de twee
Landjuwelen van de moderne tijd
juist in Haarlem gehouden. Van uit
alle provincies zijn toen de ama
teur-tonelisten naar Haarlem geko
men om hun talenten te exposeren.
En was het niet onze trots, dat zij
geen woorden genoeg konden vin
den ter lofprijzing van de stad aan
het Spaarne. Daar troffen zij nog
de sfeer, waarbinnen het amateur
toneel ten volle kon bloeien en
waar een bijna huiselijke schouw
burg ook aan dilettanten een service
wilde verlenen, die ze nergens an
ders konden krijgen. Een van die
Haarlemse geheimen, die je ter
plaatse moet ontdekken en die je in
geen handboek beschreven zult vin
den.
Intussen is het nu hoog tijd gewor
den, ons af te vragen, of wij die
goede naam nog wel waard zijn.
Nu ongeveer twintig jaar ben ik de
trouwe bezoeker van vrijwel alle
voorstellingen van zo'n tiental ver
enigingen. En ik moet u eerlijk
zeggen; het gaat helemaal mis. De
oudere donateurs betonen hun ver
enigingen nog een vertederende
trouw, maar waar blijft de jongere
generatie? Moeten we de televisie
weer als de zondebok voor het voet
licht halen? Ik kan zo moeilijk ge
loven in het kwaad van de televisie.
Mijn ervaring is wel, dat menige
amateurvoorstelling het glansrijk
wint van het beroepstoneel op de
t.v. In de schouwburg kan ik nog
met hart en ziel genieten van de
toewijding en het enthousiasme van
onze dilettanten. Hun deugden en
ondeugden zijn mij even lief. Ze
horen bij elkaar en leveren samen
de charme van oprecht toneel.
Op de Grote Markt kwam ik een
paar dagen geleden Jan Icas
van Dijk tegen, de haren wap
perend in de wind, zijn tred is voor
zichtiger geworden, 'n Brok toneel
in levende lijve. Hij is de zeventig
dik gepasseerd, maar binnenkort
staat hij weer op de planken (voor
de laatste keer, dat zegt hij ten
minste). Zijn Rederijkerskamer „Al-
berdingk Thijm" is aan het 75-jarig
jubileum toe, een vierenswaardig
jubileum, dat niet alleen wegens de
regie van Meester Van Dalsum een
bijzondere glans zal krijgen. Er zul
len bij dat jubileum niet zo heel
veel herinneringen opgehaald wor
den, de zorgen van deze tijd zijn te
groot, maar ik maak me sterk, dat
een man als Jan Leeflang, een stille
rederijker van jaren her, wel weer
mompelend achter de coulissen zal
staan en Van Dalsum zal toefluiste
ren: „Maar ,De Kerkvervolger' was
ook een prachtig stuk."
En dan duikt hij terug in een tijd,
toen het amateurtoneel zijn triomfen
vierde met drama's, die honderden
mensen de tranen van medelijden
over het gezicht lieten stromen, of
met kluchten, die de mensen tranen
van het lachen bezorgde. De K.A.B.-
feesten in Gebouw Sint Bavo waren
evenementen, waar rooms Haarlem
wekenlang naar uitzag. De mensen
waren echt uit. Ze snoepten als dui
vels, ze genoten als engelen. Jos
de Lobel, een van de eerste regis
seurs van Thijm, wist, hoe hij zijn
publiek moest laten bespelen. Moer
kerk bracht er de artistieke inspira
tie, Gerard Nielen zette weer op
z(jn manier een eigen stempel op de
rederijkerskamer. Dat was de glorie
van de voor-oorlogse jaren, 'n Heel
enkele keer beluisteren we nog het
oude Thijm. Maar dat gebeurt dan
in de vergaderzaal van de gemeen
teraad. Toen wethouder Van der
Veldt woensdag zo'n bewogen en
meeslepend betoog hield, beluister
den we weer in hem de vroegere
rederijker, een man, die geen manier
tje heeft om zijn zinnen te formule
ren, maar die direct de woorden zegt
zoals ze hem recht uit het hart ko
men.
7o ontmoet je iedere dag va»
die roemruchte acteurs, die nog
steeds met allure het Haarlemsè
leven stofferen. Geen figuranten, wei
mannen, die met het klimmen der
jaren hun karakteristiek vervolma
ken. Zo 'n man is met name ook
Frans van Emmerik, inmiddels de
tachtig jaar ruimschoots overschre
den. In de Haarlemse binnenstad
speelt hij nog steeds zijn rol. Leu
nend op zijn stok, de last van bewo
gen jaren torsend, maar met ogen,
die nog branden van het volle le
ven. Twee weken geleden heeft hij
officieel afscheid genomen van het
amateurtoneel. We nemen tenminste
aan, dat het zijn laatste afscheid is
geweest. We kunnen er moeilijk in
geloven. Het Hillegomse „Kunst na
Arbeid" voerde het „Lied van alle
tijden" op, het befaamde en histori
sche revolutiespel. Van Emmerik
regisseerde en speelde zelf mee.
Na afloop heeft hij wat weemoe
dig naar de bloemen uit Haarlem
gekeken. Een fleurige afsluiting van
een toneelleven, waarin de drama's
en de kluchten elkaar afwisselden.
Laat Frans van Emmerik een uur,
liefst twee uur vertellen en hij
schildert u verrukkelijke tafereeltjes
uit een tijd die eeuwen achter ons
schijnt te liggen. Dan stappen onze
voorouders op ons toe, niet allemaal
zo deugdzaam als ze op de vergeelde
portretten schijnen, maar wel vol
leven, fantasie en een schilderachti
ge werkdrift. Zoals Van Emmerik die
tijd weet te spelen, is er geloof ik
geen tweede. Er was toen nog ruim
te voor het avontuur, de risico's
werden genomen met een traan en
een lach. Op figuren als Jan Icas en
Frans van Emmerik moeten we zui
nig zijn in Haarlem. Ze zijn de
laatste levende acteurs uit een le
gende, die ooit een waar verhaal
is geweest.
De tijden zijn veranderd. Ook ons
amateurtoneel. Dat kan ook niet an
ders. Aan die oude tijd moest ik
u herinneren om haar hopelijk als
een inspiratie te gebruiken voor
onze generatie, die het amateurtoneel
ontrouw dreigt te worden. AL dit
toneel verloren gaat, gaat er teveel
verloren. En we zullen er later spijt
van hebben. Laat het voetlichi bran
den, ook al wordt de electra steeds
duurder.
W. HELVERSTEIJN