„Snelle Vlieger" bestaat 90 jaar De melker: In het duivenhok glijden zorgen van mij af Haarlems gemeentebestuur kan in geval van nood de duiven steeds vorderen I EIGEN THEATER VOOR POPPEN VAN MERLIJN I Een mens met een fijne hobby leeft langer Bijzondere Hulp J. E. van Epen, voorzitter van raad voor maatschappelijk werk „HUN ZORGEN ZIJN OOK ONZE ZO Actie voor Bijzondere Hulp IK WIL MAAR —ZEGGEN— s. Echte Antraciet Grootse plannen van Maaike en Rien op Hasselaarsplein Hobby 1 Patriotten i Vriendschapsband Bakermat Prikkels Uitstel geen afstel ZATERDAG 11 DECEMBER 1965 PAGINA 3 w I nw WmÈÊBmmÊmm Sm Het is wonderbaarlijk om te zien hoe de duiven hun hok iceer terugvinden in een stad als Haarlem, dat er van boven af als een krioelend mierennest moet uitzien. De duiven die hier om de Oude Bavo-toren cirkelen behoren aan het kampioenslid Stokman. De beste resultaten bereikt de melker met een hoge, droge kooi. Het is dan ook geen wonder dat de heer Stokman, die zijn duivenpaleis op het dak heeft gebouwd, tot de beste melkers van Haarlem behoort. Rien en Maaike Baartmans met twee poppen van hun theater Merlijn. edere keer als ik mijn duiven na een wedvlucht weer bo- *)*)-*- ven het hok zie cirkelen, dan vallen alle zorgen van me af. Ik weet dat het zot klinkt voor een buitenstaander, maar iedere duivenmelker zal beamen dat het je iets doet. Ik zeg dan altijd bij mezelf: „Jullie zijn zo trouw dat jullie, zelfs al sturen ze jullie naar de Frans-Spaanse grens, weer zo snel mogelijk willen thuiskomen. Dat is een heerlijk gevoel." Wil lem Gardien (48), een gemoede lijke aannemer met een kantoor aan de Zijlvest in Haarlem, va dert over 38 duiven. Voor het sla pen gaan bladert hij eerst nog even in het verenigingsorgaan van de Nederlandse Postduiven- houders Organisatie, dat op een vast plaatsje op zijn nachtkastje aanspraak maakt. „DE SPAARNESTAD" J. E. VAN EPEN of door een ramp van de buitenwereld zou worden afgesloten dan moesten de duiven van „De Snelvlieger" aantreden om het contact te herstellen. Gelukkig voor Haarlem heeft men de duiven nooit voor de vervulling van hun dienst plicht behoeven te recruteren. Niette min kan ,,'t Pand" als een historisch monument voor de Haarlemse duiven melkers worden beschouwd. Onder dezelfde condities mocht de vereniging later de „Stadsdoelen" be trekken, waar de „Snelvlieger" tot eind 1964 gehuisvest bleef. Begin dit jaar kreeg de vereniging de beschik king over de ruimte in de voormalige politiepost aan het Leidseplein. Zij deelt deze lokaliteit met de Vereni ging voor Handenarbeid. „We lopen elkaar niet in de weg, want wij moe ten het vooral van de zomermaan den hebben en Handenarbeid geeft zijn cursussen hoofdzakelijk in de winter." Gardien heeft echter een wens: „Het liefst zouden wij natuur lijk over een eigen lokaliteit beschik ken, die we geheel naar eigen wens zouden kunnen inrichten." Overigens kan het Haarlemse ge meentebestuur nog steeds rekenen op de medewerking van de honderden dui ven, die bij „De Snelvlieger" staan in geschreven. „Dat dit eens nodig zou kunnen zijn is niet eens zo onwaar schijnlijk", meent de heer Gardien. „Ik ken een geval uit de Tweede Wereld oorlog, waarbij een duif zich op uitste kende wijze van zijn vaderlandse plich ten kweet. Een boer uit de omgeving van IJmui- den vond op zijn land een doodvermoei de postduif. Hij bracht het beestje naar HAARLEM, 10 dec. Het Haase- laarsplein is voorzover ons bekend is nog geen poppentheater rijk. Daarin gaat nu spoedig verandering komen. Een illuster tweemanschap bestaande Uit wethouder D.J.A. Geluk en publi- cist-poppenspeldeskundige Rico Bult huis opent eendrachtig het nieuwe theater van Merlijn en wel tijdens een besloten bijeenkomst met een aange past programma op 22 december. Op 27 december is de eerste voorstelling in het nieuwe theater, veilig gelegen onder het woonhuis van Maaike en Rien Baartmans, acteurs, tekstschrij vers, decorontwerpers, regisseurs, pop- Penmakers en sinds kort ook nog tim merlieden en aannemers, omdat zij met een clubje goede vrienden in iets meer dan een maand uit een normaal Woonhuis een magnifiek poppenthea ter te voorschijn hebben getoverd. Maaike en Rien Baartmans, man en vrouw, en in het poppentheater Mer- hjn zo mogelijk nog hechter aan el kaar gebonden, hebben de handen flink mt de mouwen moeten steken om hun meater op tijd gereed te krijgen. Hier werd een muur weggebroken en daar sen schoorsteen uitgehakt, het plafond jmeeg een matrode tint en de lichtbol- mtjes bungelen heel origineel tussen neten mandjes aan het plafond. Dat schept een sfeer waarin het jonge pu- j iek zich wel meteen moet thuis voe- mn. Zo veel werk verzetten in een zo *mrt tijdsbestek kan alleen maar als men zoals Maaike en Rien al acht jaar kL elkaar samenwerkt en daarbij de oo king heeft over een ste] handi ge vrienden. In het zaaltje is ruimte v°°r een kleine honderd kinderen of ;"rr 85 volwassenen. Daar mag het staf® Pibliek en wellicht in een later vojAïï. de ou<3eren kijke n naar de liir, whtingen van de tweehonderd Mer- ,m-poppen, alle werk van eigen hand alve het aapje Slingertje, die Rien Baartmans als negenjarige knaap heeft gekocht en die hjj sindsdien niet heeft willen verlaten. De intieme bijeenkomst van 22 de cember krijgt een speciaal karakter door het naar de omstandigheden ge- improviseerde programma van die ope ningsdag. Wethouder Geluk spreekt een officieel woordje en Rico Bulthuis zegt ook wat maar dan als deskundig bran chegenoot en stimulator van Maaike en Rien Baartmans. Vijf dagen later gaat het echtpaar Baartmans alleen aan het werk voor het jeugdig publiek met een eerste van een reeks kinder voorstellingen tot en met 9 januari en wel iedere middag om nalf' drie met uitzondering van oudejaarsdag. Tot en met 30- december presenteert Merljjn het kerstspel „Kerstfeest in de dieren tuin". een spel met de bekende figuren Rikkie en het aapje Slingertje. Van 1 tot en met 9 januari volgen kinder stukken uit het gewone repertoire van Maaike en Rien. Het programma na 9 januari is ook al uitgestippeld. Elke woensdag, zater dag en zondagmiddag begint om half drie een kindervoorstelling. In een iets latere periode willen de poppenspelers van Merlijn ook voorstellingen brengen voor volwassenen. Merlijn heeft nog veel meer plannen. Zo wordt gedacht aan een schimmen spel, een spel van louter bewegingen dat Maaike en Rien Baartmans wel Ligt. Zij zijn van mening dat in het poppentheater de tekst zoveel mogelijk ondergeschikt moet zijn aan het spel of de beweging. Als alle schone plan nen slagen en daar is veer kans op is bewezen dat een achtjarige samen werking geenszins verstarrend werkt. Maaike en Rien zijn beiden bezeten van het poppentheater, als is Merlijn niet hun eerste liefde. Rien was aan vankelijk voorbestemd voor de volken kunde en Maaike had als zeventienja rig meisje reeds een eerste stap ge zet op het pad van de journalistiek. De poppen hebben hen samengebracht tot een nieuw beroep en een huwelijk. Hij heeft het voorzitterschap op zich genomen van de commissie die het ju bileum van de Haarlemse postduiven vereniging „De Snelvlieger" organi seert. Vandaag, zaterdag 11 december, gedenkt deze vereniging het feit dat ze de respectabele leeftijd van -90 jaar heeft bereikt. „En toch ben ik nog niet eens een duivenmelker in hart en nieren", be kent hij. „De rasliefhebber trekt zich 's morgens en 's avonds een uur in het duivenhok terug. Daar heb ik geen tijd voor; ik breng per dag gemiddeld maar een half uur bij mijn duiven door. Maar dat is dan ook het meest zorgeloze mo ment van de dag." De duivenmelker- pur-sang beschouwt zijn vogels als huisvrienden. Hij verzorgt ze niet al leen, maar hij praat met ze en bestu deert hun gedragingen. De harmonische vriendschapsband die aldus ontstaat is er mede de oor zaak van dat de op transport gestelde duiven zo snel als mogelijk weer naar hun hok willen, zelfs al moeten ze zich daar finaal voor „leegvliegen". Daarom is een kampioensduif een levend com pliment voor de zorgzame melker. De bakermat voor de postduivenhou- derij ligt in België. Ook nu nog is de Belgische postduivenfederatie met zijn 150.000 leden een van de machtigste or ganisaties in dat land. Daar is de Ne derlandse zusterorganisatie, de hierbo ven vermelde N.P.O., maar een klein meisje bij. Toch hebben vijf mensen op het hoofdkantoor in Utrecht een full time job aan het verwerken van de problematiek van de duivenmelkerij. Maar lang voordat de landelijke bond in het leven werd geroepen was „De Snelvlieger" al een hoogvlieger. De ju bilerende vereniging is verreweg de oudste telg onder de postduivenvereni gingen in Kennemerland en verre om trek. „We weten alleen dat we neger.ïg jaar bestaan omdat we in 1925 ons gou den jubileum vierden", zegt de heer Gar dien. „Over de oprichting en de be ginjaren weten we weinig dankzij een slordige secretaris, die met de archie ven heeft gesold." Een historische we tenswaardigheid leeft echter nog onder de 42 „Snelvliegers" Zij zjjn er te recht trots op dat het oude „Pand" op de binnenplaats van het Haarlemse stadhuis hun voormalige home is. Het gemeentebestuur had dit ge bouwtje in de vorige eeuw ai aan de duivenmelkers in bruikleen gegeven. In ruil voor deze dienst moesten de duiven- houders in t(jd van nood hun duiven aan de Vroede Vaderen afstaan. De postduiven waren namelijk, voor dat de eeuw der techniek alle folkloris tische kaarsjes uitblies, alom telegra fisten. Als Haarlem door oorlogsgeweld een verzetsman uit Santpoort, die de vogel een paar dagen op verhaal liet komen. Daarna bond hij een micro filmpje met opnamen van bunkers, die door de bezetter aan de kust waren gebouwd, aan de pootjes van de duif en liet het beestje los. Even cirkelde het boven het dorp en vervolgens ging het pijlsnel in de rich ting van Albion. Twee dagen daarna werden de Duitse betonnen vestingen tot puin gebombardeerd. De verzets man kreeg een onderscheiding van de R.A.F. en ook de duif zal wel een graan tje hebben meegepikt." „Een mens met een goede hobby leeft langer", is een uitspraak van de heer Gardien. En hij kan deze bewering sta ven. „Ons oudste lid Jan Vrugt (89) is een jaar jonger dan onze vereniging. Hij is een van de actiefste leden van „De Snelvlieger", hij heeft de meeste duiven en hij heeft het deze zomer ge presteerd om een nieuw verblijf te bou wen voor zjjn vliegende troeteldieren, dat nog jaren meekan. De gemiddelde leeftijd van onze leden zal trouwens niet ver van de 65 jaar afliggen." „De duivenmelkerij is niet zozeer een sport voor jonge mensen", vindt hij. „De jongelui zoeken het meer in lichaamsbeweging. Die hebben nog niet de rust om de zorg van de dage lijkse beslommeringen in het duivenhok van zich af te laten glijden." Trouwens, nu biedt de huisvesting van de meeste jonge gezinnen nu niet direct de ideale toestand, waarin de duivenmelker en zjjn vogels zich het best kunnen ont plooien. „De flatgebouwen van tegen woordig vormen een hinderpaal voor de ontwikkeling van de duivensport", vindt hij. „Op zo'n piepklein balkonnetje kun je niet meer dan een handjevol duiven houden." De meest ideale behuizing is volgens de heer Gardien een hok op zolder aan de lijzijde van het huis. „Daar zitten ze heerlijk droog en uit de wind. Een vochtig hok is de grooto- ste strop voor de duivenmelker. Koude en warmte deert ze niet. Zelfs bij 20 graden vorst voelt een duif zich nog kiplekker. Een ander axioma van Gardien is: „De duivenmelkerij is een wetenschap geworden." Het is namelijk de kunst om bij wedvluchten de trek naar het thuisfront zoveel mogelijk te vergroten. Zoals al eerder gezegd staat de goede verzorging van de vogels daarbij op de eerste plaats. Een veel toegepast foefje is de beesten jaloers maken. Vlak voor dat de duiven worden ingekorfd gunt men het beest nog een blik op het vrouwtje, dat voor dat moment een concurrerende doffer bij zich op het nest heeft gekregen. „Scheel van jaloe zie gaat dan zo'n duif op transport", beweert de heer Margien met overtui ging. „Hjj zal dan bij vrijlating probe ren om zo spoedig mogelijk weer naar het nest te snellen om die doffer een opdoffer te verkopen. Zeg nu zelf wat zou u in zo'n situatie doen?" M. de G. Het slechte weer heeft de actie de afgelopen week parten ge speeld. De vergelijking met vo rig jaar wijst uit dat het aantal aan ons bureau bezorgde giften belangrijk lager ligt dan in 1964. Het is begrij pelijk, dat niemand dor dat beesten weer is gegaan om zijn bijdrage te brengen. Het komt nog wel, heeft iedereen gezegd. Hopelijk komt van dat uitstel geen afstel. De hulp is hard nodig. Denk er nog eens over na in het weekeinde en neem zonder uitstel Uw besluit. Aan ons bureau werd bezorgd: N. N. 2,50. Per giro ontvingen wij: J. K. 5,— J. S. 20,—; P. M. 25,—; H. H. 25,—; N. N. 25.— U kunt uw giften overmaken op giro nummer 143480 van de Nieuwe Hnar- lemsche Courant met vermelding „Bij zondere Hulp". Ook kunt u uw bijdragen afgeven aan het bureau van onze cou rant: Smedestraat 5, Haarlem. (Advertentie) IS DE GOEDKOOPSTE BRANDSTOF! Grootste warmte minste as - langste brandduur. „VICTORIOUS" Wales „SEVEN SISTERS" Wales „CORNNIC" Wales Ook Holl. en Duitse antraciet Alleenverkoop: Friese Varkenmarkt 4 (Spaarne naast de Spoorbrug) telefoon 14164-19494. Het kan onmogelijk uitblijven. Elk gesprek over de Actie Bijzondere Hulp komt op een gegeven ogen blik terecht bij de algemene bij standswet. De commentaren zijn dan vaak eenzijdig. „Waarom zullen we deze actie steunen? Iedereen die in financiële nood verkeert, heeft immers recht op bijstand!" Het woord recht krijgt dan een bijzondere nadruk. Terwijl wij praten met een lid van het comité, de heer J. E. van Epen, begeven wij ons bewust op dit gevaarlijke terrein. De heer Van Epen, voorzitter van de raad voor maat schappelijk werk, vat de koe gelijk bij de horens. Hij haakt in op een recente televisie-uitzending. ln die uitzending richtte rabbijn Soe- tendorp de aandacht van de kijkers op een arme geloofsgenoot, die de begrafe nis van zijn echtgenote niet kon beta len. De man weigerde om een beroep te doen op zijn recht op bijstand. „Ik heb mijn leven lang niet om hulp ge vraagd en het laatste wat ik voor mijn vrouw kan doen, wil ik zelf betalen." De meelevende televisiekijkers kregen toen te horen, dat de man maandelijks honderd gulden van zijn a.o.w. zou be steden om de rekening van de begrafi- nisondernemer af te betalen. Rabbijn Soetendorp maakte toen een opmer king, die op velen een diepe indruk heeft gemaakt. „Rondom hem staan zijn medemensen vrienden en fami lieleden en zij weten dat zijn zorgen ook hun zorgen zijn." Zij hebben hem geholpen. „Hun zorgen zijn ook onze zorgen." Dat is het kernpunt van het gesprek met de heer Van Epen. Hij praat in dit verband over de bijstandswet. Wat doet die wet wel en wat doet die wet niet? Misschien zijn we Iets te optimistisch voorgelicht. De juiste normen zijn niet precies bekend. Tot hoever wordt een bescheiden vermo gen vrijgelaten? Wat is weelde en wat is noodzaak? Het antwoord op deze vragen is niet gemakkelijk. De heer Van Epen en zijn medecomitéleden zijn de overtuiging toegedaan dat zells in een land met goede sociale voorzieningen vei1 harde nood aanwe zig is. Want niet iedereen beroept zich op z;jn recht. Niet iedereen weet wat zijn recht is. En dan moeten wij zeggen: „Hun zorgen zijn ook on ze zorgen." De heer Van Epen vertoeft in ge dachten al in een tijd die vijfentwintig jaar na 1965.ligt. Dan vinden wij de bijstandswet een normale zaak. Mis schien zijn acties als de Actie Bijzonde re Hulp dan niet meer nodig. Misschien hebben we dan eindelijk ook eens tijd en gelegenheid om te denken aan het liefdevolle gebaar achter het alleen maar geven van geld en andere mate riële hulp. „Als kerk mogen we in een of andere vorm nog wel vasthouden aan iets dat lijkt op het oude bede- lingsstelsel, maar de maatschappij heeft dit standpunt verlaten." Uit de ze opvatting komen we weer op het recht op hulp. Dat recht wil de voor zitter van de raad voor maatschappe lijk werk geenszins betwisten. Wel wil hij de nadruk leggen op de eigen ver antwoordelijk van de mens. Een mens mag niet vragen als hij zichzelf kan helpen. Het kan zijn. dat de mens van 1990 zover is. Nu is het 1965. Er zijn mensen die niet willen vragen, die niet kunnen vra gen. Zij gaan gebukt onder zorgen die onze zorgen zijn. Het is ons niet ge geven om te beoordelen wat noodzaak is en wat franje. Levensgeluk wordt niet alleen bepaald door uitsluitend ma teriële hulp. Een alleenstaande vrouw van tachtig jaar kan op een gegeven moment alles hebben wat een mens primair nodig heeft om in leven te kun nen blijven. Zij heeft brood, onderdak, een bed en zij kan haar kinderen hele kleine geschenken geven. Maar zij wooni alleen en zij mist de dagelijkse liefde van een medemens. Mag zij als bescheiden compensatie vragen om een huisdier? De oude vrouw staat niet in de ru brieken „noodgevallen". We zouden ve le voorbeelden kunnen noemen. Grote §ez'innen met chronisch zieke vaders. ergenhoge kosten van verhuizing na jaren van inwoning als gevolg van de woningnood. Zwakke huismoeders die een dure hulp in huis moeten halen. Dan is er geen onbezorgde Sint Nico- laas-avond, geen blijde Kerstmis. Of het zou moeten zjjn, dat hun zorgen inderdaad onze zorgen zijn. Met nog het rapport-Mastenbroek in je hand, is het gevaarlijk nog langer te schrijven over „Haarlem, de stad van het amateur toneel". Toch waag ik het er maar op, want tenslotte zijn de twee Landjuwelen van de moderne tijd juist in Haarlem gehouden. Van uit alle provincies zijn toen de ama teur-tonelisten naar Haarlem geko men om hun talenten te exposeren. En was het niet onze trots, dat zij geen woorden genoeg konden vin den ter lofprijzing van de stad aan het Spaarne. Daar troffen zij nog de sfeer, waarbinnen het amateur toneel ten volle kon bloeien en waar een bijna huiselijke schouw burg ook aan dilettanten een service wilde verlenen, die ze nergens an ders konden krijgen. Een van die Haarlemse geheimen, die je ter plaatse moet ontdekken en die je in geen handboek beschreven zult vin den. Intussen is het nu hoog tijd gewor den, ons af te vragen, of wij die goede naam nog wel waard zijn. Nu ongeveer twintig jaar ben ik de trouwe bezoeker van vrijwel alle voorstellingen van zo'n tiental ver enigingen. En ik moet u eerlijk zeggen; het gaat helemaal mis. De oudere donateurs betonen hun ver enigingen nog een vertederende trouw, maar waar blijft de jongere generatie? Moeten we de televisie weer als de zondebok voor het voet licht halen? Ik kan zo moeilijk ge loven in het kwaad van de televisie. Mijn ervaring is wel, dat menige amateurvoorstelling het glansrijk wint van het beroepstoneel op de t.v. In de schouwburg kan ik nog met hart en ziel genieten van de toewijding en het enthousiasme van onze dilettanten. Hun deugden en ondeugden zijn mij even lief. Ze horen bij elkaar en leveren samen de charme van oprecht toneel. Op de Grote Markt kwam ik een paar dagen geleden Jan Icas van Dijk tegen, de haren wap perend in de wind, zijn tred is voor zichtiger geworden, 'n Brok toneel in levende lijve. Hij is de zeventig dik gepasseerd, maar binnenkort staat hij weer op de planken (voor de laatste keer, dat zegt hij ten minste). Zijn Rederijkerskamer „Al- berdingk Thijm" is aan het 75-jarig jubileum toe, een vierenswaardig jubileum, dat niet alleen wegens de regie van Meester Van Dalsum een bijzondere glans zal krijgen. Er zul len bij dat jubileum niet zo heel veel herinneringen opgehaald wor den, de zorgen van deze tijd zijn te groot, maar ik maak me sterk, dat een man als Jan Leeflang, een stille rederijker van jaren her, wel weer mompelend achter de coulissen zal staan en Van Dalsum zal toefluiste ren: „Maar ,De Kerkvervolger' was ook een prachtig stuk." En dan duikt hij terug in een tijd, toen het amateurtoneel zijn triomfen vierde met drama's, die honderden mensen de tranen van medelijden over het gezicht lieten stromen, of met kluchten, die de mensen tranen van het lachen bezorgde. De K.A.B.- feesten in Gebouw Sint Bavo waren evenementen, waar rooms Haarlem wekenlang naar uitzag. De mensen waren echt uit. Ze snoepten als dui vels, ze genoten als engelen. Jos de Lobel, een van de eerste regis seurs van Thijm, wist, hoe hij zijn publiek moest laten bespelen. Moer kerk bracht er de artistieke inspira tie, Gerard Nielen zette weer op z(jn manier een eigen stempel op de rederijkerskamer. Dat was de glorie van de voor-oorlogse jaren, 'n Heel enkele keer beluisteren we nog het oude Thijm. Maar dat gebeurt dan in de vergaderzaal van de gemeen teraad. Toen wethouder Van der Veldt woensdag zo'n bewogen en meeslepend betoog hield, beluister den we weer in hem de vroegere rederijker, een man, die geen manier tje heeft om zijn zinnen te formule ren, maar die direct de woorden zegt zoals ze hem recht uit het hart ko men. 7o ontmoet je iedere dag va» die roemruchte acteurs, die nog steeds met allure het Haarlemsè leven stofferen. Geen figuranten, wei mannen, die met het klimmen der jaren hun karakteristiek vervolma ken. Zo 'n man is met name ook Frans van Emmerik, inmiddels de tachtig jaar ruimschoots overschre den. In de Haarlemse binnenstad speelt hij nog steeds zijn rol. Leu nend op zijn stok, de last van bewo gen jaren torsend, maar met ogen, die nog branden van het volle le ven. Twee weken geleden heeft hij officieel afscheid genomen van het amateurtoneel. We nemen tenminste aan, dat het zijn laatste afscheid is geweest. We kunnen er moeilijk in geloven. Het Hillegomse „Kunst na Arbeid" voerde het „Lied van alle tijden" op, het befaamde en histori sche revolutiespel. Van Emmerik regisseerde en speelde zelf mee. Na afloop heeft hij wat weemoe dig naar de bloemen uit Haarlem gekeken. Een fleurige afsluiting van een toneelleven, waarin de drama's en de kluchten elkaar afwisselden. Laat Frans van Emmerik een uur, liefst twee uur vertellen en hij schildert u verrukkelijke tafereeltjes uit een tijd die eeuwen achter ons schijnt te liggen. Dan stappen onze voorouders op ons toe, niet allemaal zo deugdzaam als ze op de vergeelde portretten schijnen, maar wel vol leven, fantasie en een schilderachti ge werkdrift. Zoals Van Emmerik die tijd weet te spelen, is er geloof ik geen tweede. Er was toen nog ruim te voor het avontuur, de risico's werden genomen met een traan en een lach. Op figuren als Jan Icas en Frans van Emmerik moeten we zui nig zijn in Haarlem. Ze zijn de laatste levende acteurs uit een le gende, die ooit een waar verhaal is geweest. De tijden zijn veranderd. Ook ons amateurtoneel. Dat kan ook niet an ders. Aan die oude tijd moest ik u herinneren om haar hopelijk als een inspiratie te gebruiken voor onze generatie, die het amateurtoneel ontrouw dreigt te worden. AL dit toneel verloren gaat, gaat er teveel verloren. En we zullen er later spijt van hebben. Laat het voetlichi bran den, ook al wordt de electra steeds duurder. W. HELVERSTEIJN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 3