Het oude wagenwiel
Onze pagina
voor de jeug
KINDERPUZZEL
r.
Bal stamt uit het verre verleden
Spaar mij voor de dirigeerstok
ROBBIE DE
BEER en
de ontsnapte springveer
eft
mm?
F
uJL~e
to
door Gregor
Piatigorsky
Volkslied
Charmeur
Nooit meer
0
IfOT
PLUS
18 DECEMBER 1965
PAGINA 6
ER was eens een oud wagen
wiel. Het had vele jaren
onder een boerenkar ge
staan en vrachten mee helpen
dragen, maar nu was het versle
ten. De spaken kraakten onder
het rijden en de ijzeren band,
die de spaken bij elkaar hield,
was zo dun geworden, dat hij
ieder ogenblik kon breken. Daar
om had de boer het oude wiel er
afgenomen en er een nieuw voor
in de plaats gezet. Nu lag het
afgedankte wagenwiel in weer
en wind achter de schuur te dro
men over de tijd dat het nog nut
tig werk deed. „Nou heeft de
baas mij hier weggesmeten",
klaagde het tegen de haan, die
op een van de spaken zijn „ku
keleku" liet horen.
„Ja, de mensen zijn erg on
dankbaar", kraaide de haan en
sprong op een andere spaak,
want hij dacht een worm te zien,
maar verkeek zich: het was een
draad bruine wol. „Kukeleku, je
moet doen of je jong bent. Dat
doe ik ook. Ik kraai er lustig op
los, al moet ik er mij voor in
spannen". De haan wilde nog
meer zeggen maar kon dat niet,
omdat hij opeens door de boer
,verd beetgepakt en moest horen
„Jij kraait me te veel, ouwe
heer! Jij gaat de pan in!"
RST-
Het oude wagenwiel zag de
boer met de haan onder de arm
weglopen en zuchtte: „Vandaag
of morgen komt de boer met
een hakbijl om van mij aan-
maakhout voor de kachel te ma
ken". Maar daar vergiste het
oude wagenwiel zich in. De boer
kwam wel terug en bekeek het
wiel van alle kanten, maar zei
toen: „Van jou kan ik best een
ooievaarsnest maken."
Het oude wiel wist niet wat een
>oievaarsnest was en het werd
reuze nieuwsgierig. De boer
zette het rechtop en rolde het
naar het weiland achter de boer
derij. Toen stak de boer een lan
ge dikke paal in het asgat en
ïu beleefde het oude wagenwiel
iets wat het nog nooit had mee
gemaakt: het werd hoog opge
tild in de lucht en lag daar bo
ven op de paal. Een hele tijd ge
beurde er niets, maar op een zon
nige voorjaarsmorgen zag het
wiel een ooievaar aankomen.
„Kijk eens, hier wonen goede
mensen! Wat hebben ze een
mooi nest gemaakt", zei de ooie
vaar en sloeg van vreugde zijn
brede vleugels uit.
Nest
Na een paar dagen kwam er
een tweede ooievaar aanvliegen
en het werd een geklepper van
belang. Samen begonnen de twee
ooievaars al gauw een nest te
bouwen van takken en hooi bo
ven op het oude wiel.
„Nu kan ik nog goed dienst
doen!" dacht het oude wagen
wiel. „Ik vind het nu haast nog
leuker dan toen ik als jong en
stevig wiel aan de wagen zat!"
3n het wagenwiel kreeg het nóg
meer naar de zin toen de jonge
ooievaars uit het ei kwamen.
Wat hadden die altijd een hon
ger! De hele dag waren de oude
druk bezig met 't aanslepen van
voedsel. Het werd een prettige
tijd voor het oude wagenwiel
Maar op een dag, toen de jon
ge ooievaars hun eerste vliegles
sen kregen, werd het oude wiel
De hele dag waren de ooievaars druk bezig.
bedroefd. Het zou niet lang meer
duren of zijn vriendjes zouden
hem in de steek laten. Op een
kwade dag gebeurde dat.
„Het wordt te koud voor ons
hier, kinderen", hoorde het oude
wiel vader ooievaar zeggen.
„We zullen naar warmere stre
ken moeten vliegen. Rust nog
maar eens flink uit want het
wordt een lange reis."
„We hebben het hier heel pret
tig gehad, nietwaar?" zei moe-
Ie ooievaar met een zucht.
„Jammer dat we weg moeten!"
„Maar volgend jaar komen we
terug!" zei vader ooievaar en
klepperde met zijn snavel wel
tien keer achter elkaar om te la
ten zien dat hij meende wat hij
zei.
„Dat doen we zeker", zei moe
der ooievaar, „want zo'n mooi
nest hebben we nergens anders
gehad".
Toen het oude wagenwiel dat
hoorde was het niet bedroefd
meer. Een jaar is spoedig voor
bij. En zo kwam het dat het oude
wagenwiel gelukkig bleef, omdat
het zich ook in de ouderdom nut
tig kon maken.
THEO LUYSTERBURG
yMWrrM0MMM0MMMWWWWm*MMMM0MM0MMMrW0WMMWW0WWWM0MMMMMMMMM0MMWrWMrWM0*WWJrWWmnm'MWMMWMMr0MWMWJrWMrWJmWMWWMW*WfflmWMi
JK heb onder alle mogelijke
dirigenten gespeeld, jonge
en oude, beroemde en onbeken
de, meesters en middelmatig
heden. Maar of ze ziek of ge
zond waren, er was er niet een,
die niet aan een minderwaardig
heids complex leed.
Bijnaam
i'
,1 (ij|)Ui]
DE zon staat stralend aan de hemel en vrolij
slaat Robbie de Beer de deur van zijn hulS
achter zich dicht om op zoek te gaan naaf
zijn vriendjes. Bij de woning van Wim Big aange
komen ziet hij tot zijn verbazing, dat zijn makker
tje vol aandacht het tunhek bestudeert, dat l0bj
beschadigd is. „Tjé", zegt Robbie, „hoe komt dat
nou?" Zijn vriendje zucht. „Het moet vannacht ge
beurd zijn", antwoordt hij. Hij kijkt rond en zegt
dan: „En ik ben er zeker van dat het met opzet ge*
daan is". Robbie kijkt hem verbouwereerd aafl-
Waarom denk je dat?" vraagt hij.
KOM maar eens mee", zegt Wim en samenlo
pen de vriendjes de tuin in. Wim wijst R°b'
bie op een gebroken ruit. „Degene die dat ga^
in het hek gemaakt heeft, brak ook die ruit", be
weert hij. „Ik wilde dat ik wist wie de schuldige
is!" Robbie denkt diep na en krijgt dan een idee-
„Misschien is er nog iemand anders, bij wie scha
de is aangericht", oppert hij. -„Ik zal eens rond
gaan kijken". Hij haast zich weg. „Het zag er ni0*
uit alsof het per ongeluk gebeurd was", peinst hij-
,,Maar waarom zou iemands Wims huis beschadi
gen?"
NA een poosje bereikt hij het dorp, zonder dat
hij ergens iets ongewoons heeft gezien. Maar
in een drukke winkelstraat hoort hij mevrouW
Das en haar vriendinnen praten over schade, di0
des nachts aan hun huizen is aangericht. „DuS
Wims huis was niet het enige", mompelt Robbi0-
„Het wordt steeds geheimzinniger". Ineens ziet hij
de oude Sam stomverbaasd naar zijn hek turen-
„Daar is iets aan de hand", besluit Robbie en hij
loopt naar de oude man toe.
üjii!
SAM wijst boos op een paar gebroken spijlen.
ook al," verwondert Robbie zich. „Iedereen die
vandaag ben tegengekomen, klaagt over gebro
ken ruiten, kapotte hekken en weet ik wat al m0^
meer". Als dat zo is", antwoordt de oude man, »ia
een of andere schurk aan het werk geweest, vas»
en zeker." Hij schudt zijn hoofd als hij Robbies ver
haal hoort en keert dan weer terug naar zijn ver
splinterde hek. Robbie zegt hem goedendag en
gaat verder. Plotseling ziet hij een kapotte melk
fles. „Nog al meer narigheid", mompelt hij. „Ik b0"
grijp er niets van."
ga eens vragen of de professor een oplossing
weet," besluit Robbie. „Misschien hebben e
er zich bij zijn kasteel ook vreemde dingen
gespeeld." Hij laat het dorp achter zich liggen
ai'
en
de
haast zich door het bos naar het landgoed van
professor. Maar stomverbaasd stopt hij: daar staa
een boom, waarvan de stam beplakt is met ee.^
paar grote stukken pleister. „Zoiets raars heb 1
nog nooit gezien!" roept hij uit. „Wie heeft dat 11
weer gedaan? En waarom?"
Sp&dl-
pêcuzt
A3RAHAM Lincoln, president van
de Verenigde Staten, was een
eenvoudig man. Dat onder
vond een deftige Engelse gezant, die
Lincoln eens. tijdens de Amerikaanse
burgeroorlog, in diens legerkamp een
bezoek bracht. De gezant betrad Lin-
colns tent en sloeg toen van verbazing
bijna achterover. Abraham Lincoln
was namelijk bezig met het poetsen
van zijn laarzen- „Maar meneer de
president, wat doet u daar nu? Poetst
u uw eigen laarzen?"
Lincoln staarde de gezant even
hoogstverwonderd aan. Daarop vroeg
hij: ..Wiens laarzen moet ik dan poet
sen?"
K6 /T?j
De oplossing van de eindpuzzet van
2T7 november is:
Horizontaal: 1 gat. 2 bison 4 rat,
8 steek, 8. oksel, 9. lepel, 11 ent.
12 kater, 13 dijk.
Verticaal: 1. garnaal, 2. bos, 3
•teilte, 5 trompet, 7 kapstok, 10 lor.
De winnaars zijn: Jos Bekker (10
Jaar), Burg. de Kievitstraat 77, Die-
men; Olga Zwart (11 jaar), Belgi-
schestraat 83, Zaandam; Joep var.
Putten (9 jaar), Van Beekstraat 140;
Landsmeer: Hennie van de Valk (12
jaar), Laan van St. Jan 5, Waterin
gen: Pim Went (li jaar), Alberda-
plaritsoen 34, Dordrecht.
De oplossingen van de kinderpuz
zel moeten vóór 26 december in cns
bezit zijn. Ze kunnen gestuurd worden
naar de puzzelredactie „Plus", Schie-
damsevest 111, Rotterdam of naar
het bureau van de krant. Vergeel
niet je leeftijd te vermelden.
WIE de bal, het oudste en simpel
ste speelgoed van de mensheid
uitgevonden heeft, is niet be
kend. Vast staat alleen, dat onze voor
ouders in een heel ver verleden al ge
bald hebben. Hun „ballen" zagen er
anders uit dan die van tegenwoordig.
De oude Egyptenaren kenden al een
bal. de Grieken en Romeinen even
eens. De Egyptenaren zijn vermoede
lijk de eersten geweest, die zelf bal
len maakten, in plaats van zich te be
helpen met vruchten of stenen. Zij ge
bruikten hulzen, gemaakt van 't merg
uit de halmen van de papyrusplant en
vulden deze met riet of stro. Verder
hadden zij leren hulzen, met stro ge
stopt, of porselein met een vulling van
modder en haar.
Terwijl de Egyptenaren zich beperk
ten tot het gooien met hun „ballen",
bedachten de Grieken al ingewikkelde
balspelen. Ook de Romeinen waren
verzot op het balspel. Zij bezaten met
lucht gevulde leren blazen, die zij el
kaar met behulp van aan de arm be
vestigde kussentjes toestootten. Dit spel
lijkt zich rechtstreeks tot rugby en
handbal te hebben ontwikkeld.
Het echte „slaan" van de bal kwam
pas later en opende de mogelijkheid
tot spelen als tennis, croquet (een
soort balspel, waarbij met hamerr
houten ballen door ijzeren boogjes ge
slagen moesten worden) en het in En
geland zo populaire cricket.
In de geschiedenis van de bal heeft
de 17de eeuw de meeste vooruit
gang opgeleverd. Men speelde golf. bil
jart (het eerst in Italië), voetbal en
natuurlijk tennis, dat in Engeland tij
dens de regering van de koningen uit
het geslacht der Stuarts bijzonder in
trek was. Uit Rerzië en India bereikte
ons twee eeuwen later het polospel.
Het vroegere populaire croquet raak
te geheel uit de mode, terwijl tennis
meer en meer de meest geliefde tak
van sport werd, hetgeen in de twintig
ste eeuw van het voetbalspel kan wor
den gezegd. In de negentiende eeuw
werden tevens voor vrijwel alle bal
spelen vaste regels opgesteld.
De speelwijzen en spelregels voor
tennis, cricket en voetbal werden ten
slotte in alle landen hetzelfde. Daarna
konden er interlandwedstrijden wor
den gespeeld, zonder dat er onenigheid
ontstond over de spelregels.
Toch was de ontwikkeling van de
balspelen hiermee nog niet voltooid.
Omstreeks 1850 kwam in Amerika een
nieuw spel in zwang: baseball. Hockey
korfbal en waterpolo deden 50 jaar
later hun intrede. Al deze spelen ver
wierven snel een populariteit, die zij
tot in onze dagen hebben behouden.
Een succesvolle „nieuweling" op sport
gebied is het in onze eeuw opgekomen
tafeltennis.
De bal bezit thans een grotere po
pulariteit dan ooit te voren en het ziet
er naar uit. dat dit voorwerp als speel
goed of bij sportbeoefening nog vele
eeuwen voor de boeg heeft.
PETER KERN
We leven In het tijdperk van de
dirigenten. De symphonieorkesten zijn
groter en briljanter geworden en de
rol van de dirigent is daardoor in
belangrijkheid toegenomen. De be
langstelling in de symphonische mu
ziek alleen was niet genoeg om de or
kesten in leven te houden. Het con
cert moest dus een nieuwe schittering
krijgen en de dirigenten beantwoord
den aan die behoefte. De aandacht
van het publiek verschoof van orkest
en solist naar degeen. die de dirigeer
stok hanteerde.
Dirigenten zijn van mening, dat zij
het machtigste instrument, het orkest,
bespelen. Het is een grootse opdracht
om honderd individuele spelers tot
een eenheid te vormen. Nu kunnen
de leden van een orkest onder bepaal
de omstandigheden hetzelfde spelen
en voelen, maar hun gevoelens stem
men niet altijd overeen met die van
de dirigent. Voor hen zijn bij voor
beeld de repetities onveranderlijk te
lang en te vervelend. Voor de dirigent
duren ze nooit lang genoeg. Niemand
heeft ooit een vermoeide of verveelde
dirigent meegemaakt.
De dirigent heeft de top bereikt. Wie
heeft ooit gehoord van een dirigent,
die er eindelijk in was geslaagd om
als bassist te mogen optreden? Or
kestleden willen echter wel dirigent
worden. Koussewitski, een beroemd
dirigent, zei eens tegen mij: „Ze vol
gen me niet goed en weet je hoe dat
komt? Ik heb twee dozijn dirigenten
in spé in mijn orkest."
Als een cellist c4 tronipeftltlst dW"
gent wordt, voltrekt zich in hem een
opmerkelijke verandering. Heeft hij
eenmaal zijn instrument weggelegd,
dan bereiken zijn directie-gaven on
middellijk ongedroomde hoogten. Zijn
muziekgeheugen grenst opeens aan het
fenomenale. In plaats van naar zijn
eigen partij te turen, dirigeert hij zon
der enige moeite het hele stuk uit
z'n hoofd. Zelfs z'n gezondheid wordt
beter en zijn leven en zijn carrière
schijnen geen einde te zullen nemen.
Er zijn maar weinig tachtigjarige so
listen vergeleken met het aantal tach
tigjarige dirigenten.
Toch is dirigeren een inspannende
bezigheid. De dirigent verwisselt in
de pauze en na afloop van overhemd,
terwijl z'n orkestleden in dezelfde kle
ding, waarin ze gespeeld hebben, naar
huis gaan. Hij is ook overgevoelig en
op de repetities kan een verkeerde
noot van een orkestlid hem al tot ra
zernij brengen. Op zo'n ogenblik zou
hij een moord kunnen begaan, maar
gelukkig doet hij dat niet. En als hij
eenmaal zijn jasje gescheurd of zijn
directiestok gebroken heeft, is hij
meestal weer spoedig zichzelf. Op het
concert zelf scheurt of breekt hij
nooit iets. Daar werpt hij de ongeluk
kige slechts een woedende blik toe.
Soms lukt zelfs dat niet, omdat het
zoveel moeite kost om de blik van
zijn orkestleden op te vangen.
Als hij niet op het podium staat,
beklaagt hij zich graag, omdat hij
als dirigent nooit zelf een instrument
kan bespelen. Hij moet zo onbeschrijf
lijk muzikaal zijn, dat de musici
reeds op de eerste repetitie van zijn
meesterschap kunnen profiteren.
kent het program, dat hij moet di
rigeren, het orkest kent hem nog
niet en verder weet iedereen dat
hij toch weer vertrekt.
Het is mode voor een dirigent om
te beweren, dat hij slechts een die
naar van de kunst is, die gehoor
zaamt aan wat geschreven staat in
de partituur. „Zwart is zwart, en wit
is wit," verklaart hij met nadruk.
Alleen als iemand vraagt: „hoe zwart
of hoe wit", raakt hij in verlegenheid.
Maestro Tosoanini heeft de traditie
van de strikte gehoorzaamheid aan de
partituur in het leven geroepen. Maar
toen ik hem eens vroeg, of hij een
componist wel eens verkeerd be
grepen had, riep hij: „Gisteren, van
daag en alle dagen. Iedeire keer, dat
ik dirigeer, bedenk ik, hoe ik me
de vorige keer vergist heb."
Ik wilde de maestro zo graag eens
cello horen spelen. Op een overtocht
naar Amerika lukte het me einde
lijk hem in mijn hut te lokken. Mijn
cello stond klaar en toen ik hem uit
nodigde, nam hij het instrument en
begon het te stemmen. Zo ging een
kwartier voorbij. Ik hoopte, dat hij
eindelijk zou gaan spelen, maar hij
kon de zuivere toon niet te pakken
krijgen. Hij bleef bezig, tot het tijd
was om te gaan lunchen. Ik heb hem
nooit cello horen spelen en ik vraag
me af, wie hem wèl gehoord heeft.
accepteren en zelfs de dokter, die
ik juist in die tijd moest bezoeken
en die zelf een enthousiast ama
teur was, zei: „Je moest het maar
doen. Je hebt al zo weinig lichaams
beweging, het lijkt me goed voor
je gezondheid."
Een vriend hielp me het program
ma samenstellen en op de repetities
volgde ik het voorbeeld van Arthur
Nikisch, die de menselijke zwakheden
zo goed kent en als hij een gastdi-
rectie moest vervullen, altijd zorgt,
dat hij een paar orkestleden bij naam
kent. Dat verricht wonderen.
De klachten van een dirigent kun-'
nen zijn orkestleden maar zelden
ontroeren. Een doorgewinterd di
rigent weet dat en spaart zijn ont
boezemingen voor een gehoor, dat
meer sympathie voor hem opbrengt.
Een dirigent vertelde eens vol ver
ontwaardiging aan zijn manager,
dat zijn orkestleden hem een wei
nig vleiende bijnaam hadden ge
geven. De manager wenste hem
geluk. „Prachtig, ze beginnen dus
eindelijk respect voor je te krij
gen".
De gast dirigent heeft een streepje
voor op d« vaste orkestleider. Hij
Er zijn goede en slechte dirigen
ten, maar het is niet altijd gemak
kelijk voor het publiek om dat te on
derscheiden. De dirigent is voor een
deel afhankelijk van de gunst van de
betere standen, het publiek en de pers.
Hij moet niet alleen dirigent zijn,
maar ook een charmeur, een goed
spreker, een organisator en een be
kwaam bridge-speler.
Mijn eigen ervaringen als dirigent
hebben mijn trouw aan mijn oude
moeilijke cello nog versterkt. Toen
ik cellorecitals gaf in Denver, vroeg
men mij eens om het plaatselijk
orkest te dirigeren op een liefda
digheidsconcert ten bate van het
orkestfonds. Ik sloeg de uitnodiging
af, omdat er geen tekort aan diri
genten bestond. Met lange telefona
des probeerde men mij tot andere
gedachten te brengen, mijn mana
ger raadde mij aan het aanbod te
Eindelijk brak de avond van het
concert aan. Halfdood van alle re
petities en het gepraat ging ik in
vol ornaat naar het concertgebouw.
Ofschoon ik gewoonlijk erg ner
veus ben, voor ik moet 'optreden, was
ik verwonderlijk kalm. Ik stond op
goede voet met het orkest en ik wist
dat het zijn best zou doen. Terwijl
ik goed op mijn manchetten lette,
die naar mijn mening zichtbaar moes
ten blijven, stapte ik het podium op.
Ik was klaar om te beginnen met
de ouverture van Euryanthe van We
ber, maar de concertmeester fluister
de, dat we, zoals dat in Amerika ge
bruikelijk is, met het volkslied moesten
beginnen. Ik had dat niet gerepeteerd
en ik kon me niet eens herinneren hoe
de wijs was. Maar ik gaf een teken,
dat de grote trom moest beginnen en
liet het trommelen onredelijk lang
aanhouden. Om tijd te winnen hief
ik mijn hand voor een crescendo en
pas toen dat crescendo op zijn hoog
tepunt was, herinnerde ik me 't volks
lied. De uitvoering van Webers ouver
ture, die daarop volgde, ontketende
een geestdriftig applaus.
Het volgende nummer was het con
cert voor cello van Haydn. In de so
listenkamer keek ik naar mijn in
strument, als of het een meubel was,
dat ik nog nooit tevoren gezien had.
Vlug nam ik de passages door, die
ik mijn hele leven had gespeeld. Hoe
wel het concert goed verliep, leek
de ontvangst me wel wat flauw na
het applaus voor mijn directie.
Gregor Piatigorsky werd gebo
ren in de Oekraïne- Hij bespeelt de
cello al sinds zijn zesde jaar en
trad op zijn achtste jaar al voor
publiek op. Op vijftien-jarige leef
tijd was hij eerste cellist in het
keizerlijk opera-orkest van Mos
kou. Tijdens de revolutie probeer
de hij verscheidene malen uit Rus
land te ontvluchten. In 1921 slaag
de hij erin naar Polen uit te wij
ken. Vandaar ging hij naar Ber
lijn, waar hij eerste cellist werd
bij het Berlijns Philharmonisch Or
kest onder leiding van Furtwang-
Ier. In 1929 stak hij over naar
Amerika. Piatigorsky is niet alleen
een befaamd cellist, hij schrijft ook
gedichten en heeft bovendien een
boek gepubliceerd („Cellist"). Ne
venstaand artikel is een uittreksel
daarvan.
Het kleine stokje had zo'n gemak
kelijke overwinning op mijn instru
ment behaald. Maar het succes had
een bittere bijsmaak en toen er uit
het hele land aanbiedingen voor gast-
directies begonnen binnen te stromen,
zwoer ik nooit meer de dirigeerstok
aan te raken. Dat heb ik ook niet
gedaan en het publiek in Denver is
getuige geweest van mijn eerste ea
mijn laatste optreden als dirigent.
e ji i
*□□00
SJW