„IK BEN
RIJK"
OP ZIJN VIJFTIGSTE VERJAARDAG
BEGINT DE BOUW
VAN ZIJN VIJFDE HOTEL
ER MOET VEEL WEG, MAAR NIET ALLES
Het is loskomen
van verstarring
Dode stad
uit impasse
halen
VRIJDAG 24 DECEMBER 1965
Het aanslibsel van een heel leven kan men niet bij zich houden.
„We hadden het vroeger
thuis zo arm, dat ik wel eens
zonder eten naar bed moest.
Ik heb ook wel eens in een
portiek geslapen en bij het
Leger des Heils gegeten voor
35 cent de maaltijd. Zelfs die
35 cent had ik niet."
LOEK HIESELAAR
Wonen in flats is het wonen van nu en straks. Je kunt wel
liever een eigen huis met een tuin willen. Maar wie houdt
het huis schoon en wie onderhoudt de tuin? De toenemen
de behoefte aan het wonen in een flat, makkelijk te onderhouden,
en met gezamenlijke voorzieningen, groeit mee met de verruiming
in het leven van de vrouw die niet meer vastgespijkerd wil en kan
zitten uitsluitend op haar huishouden. Het moet allemaal mak
kelijk, vlug en overzichtelijk.
Bezwaren? Denk alleen maar aan flatneurose door gehorigheid
en gebrek aan privacy. Maar in de nieuwe flats is wei degelijk
gelet op geluidsisolering. En in een flat wonen vraagt natuurlijk
aanpassing. Het kan óók een vruchtbare solidariteit ontwikkelen.
Een poging om in een flat de mensen niet alleen op te bergen
in een zo krap mogelijk aantal kubieke meters, als werkbijen in
een bijenkast, maar ze de ruimte te geven om zonder verstarring
er ook te kunnen leven, is verwezenlijkt met een proef van De
Ideale Flat, te zien in het Bouwcentrum, Rotterdam.
HÉLÈNE SWILDENS
Men moet kunnen weggooien als men een laadjebetrekt.
liefhebbert
Maurits Caransa
IIIUIlilllllllllllllllllllllillllllllHllllllllllllllllllllllllllMllllllllllli
1 in Amsterdam
s
FLAT WONEN
IS ANDERS WONEN
Multimiljonair in onroerende goe
deren Maurits Caransa (49),
(Voor vrienden .Maup") is
aan het woord. Hü zit kenne
lijk prettig in zijn met palissander
hout beklede werkkamer op de
parterre van het Doelenhotel. Voor
hem een indrukwekkend bureau met
vleugel waaraan eventueel vergaderd
kan worden. Achter hem de ramen
met uitzicht op het water van de Klo
veniersburgwal, naast hem een tafel
tje met drie telefoons, waaronder een
groene. Op het bureau een schrijfblok
met aantekeningen en (gewone) te
keningen. Ook een vlaggetje van de
Lions Club. Aan de muur twee slecht
geschilderde maar aardig gelijkende
portretten van de heer en mevrouw
Caransa. Boven de schoorsteen staat
met sierlijke rode letters „Exploita
tie-maatschappij Caransa" op de
muur geschilderd. De directiekamer
heeft dubbele deuren. Men bereikt
haar moeilijk via minstens twee se
cretaressen. Caransa zelf belt en re
gelt onophoudelijk. Hij organiseert
zeer beslist. Op alle vragen komt een
antwoord of een advies. Ook op de
tailvragen.
Hij draagt een smetteloos wit over
hemd met de initialen MC erop ge
borduurd. Dezelfde initialen op een
vrij forse gouden ring. Het rossige
haar zit onberispelijk. De man maakt
helemaal een uiterst verzorgde in
druk. Caransa kan moeilijk onge
stoord met iemand bezig zijn. Telkens
rinkelt er een telefoon of komt er
iemand van zijn medewerkers binnen
lopen. De conversatie is dan soms
nogal Amsterdams.
Wie is deze multi-mdjonair die
een paar jaar geleden even plotseling
in het nieuws kwam als de Haagse
handelaar in onroerend goed Reinder
Zwolsman? ,,Ik ben geen tweede
Zwolsman", zegt hij van zichzelf. „Dat
dacht iedereen. Vooral hier op het
stadhuis in Amsterdam. Nu gaan alle
deuren voor mij open. Ik hoef maar
een kik te geven en krijg ieder
een te spreken. Ik kan de tele
foon pakken en de directeur van een
of andere grote instelling bellen.
Als-ie hoort dat Caransa aan de lijn
is word ik meteen doorverbonden. Op
straat herkennen de mensen je. Ik
kan geen café binnengaan of ze zeg
gen: „Kijk daar heb je 'm dat is
Caransa." Ik ga daarom haast nooit
een café in. Natuurlijk vind ik het
prettig om herkend te worden. Ik heb
eerzucht, maar dat is toch niet
fout, die moet je frebben!" De ex-
autosloper - dumphandelaar - kolen
karsjouwer - loopjongen - bloemen-
koopman - olieman, noemt zichzelf nu
„zakenman in de ruimste zin van het
woord". Hij is eigenaar van het Bad
hotel in Zandvoort, van het Doelen
hotel in Amsterdam, van nog een
paar minder bekende hotels, een aan
tal restaurants en een fabriek in Ap-
pingedam.
Hij heeft verder bezittingen in Den
Haag en Eindhoven, maar zijn dier
baarste bezit is het Doelenhotel in Am
sterdam, het hotel waar anderhalf jaar
geleden de Beatles sliepen.
„Dat Doelenhotel is voor mij een
soort paleis", bekent hij. „Het be
tekende voor mij het toppunt van rijk
dom. Vanuit dit raam achter mij kyk
je uit op een buurt waar vroeger mis
schien wel de armste mensen van
Amsterdam woonden. Ik heb daar
zelf ook gewoond. Je had er huizen
met een bedstee. Als kind lag je
's avonds in zo'n bedstee en dan gin
gen de klapdeurtjes dicht. Als je
dan klaagde dat je niet kon slapen
omdat het zo benauwd was, zei pa
of moe: „Wat? Kun je niet slapen,
ga dan maar naar het Doelenhotel."
Dat Doelenhotel was daarom in mijn
jeugd het toppunt van rijkdom. Als je
daar alleen maar een keertje mocht
slapen. Nu heb ik het gekocht. Het
heeft mij veel moeite gekost, maar
ik zou en moest het hebben."
Op de parterre van dat Doelen
hotel doet dezelfde man nu za
ken in het groot. HÜ trekt een
la open en haalt schema's en
werktekeningen tevoorschijn van gro
te plannen in Amsterdam. Hij gaat
een hotel van ruim 500 bedden bou
wen bij de RAI. Op de bovenste ver
dieping is de flat voor de familie Ca
ransa geprojecteerd. Er komt een
parkeergarage onder het hotel voor
tweehonderd auto's. Er komen ook
kantoren voor mensen die het inter
nationaal congrescentrum in Amster
dam bezoeken en gedurende die tijd
over een kantoor in de Nederlandse
hoofdstad willen beschikken. Nog tij
dens ons gesprek wordt een maquette
van dit toekomstige hotel de kamer
binnengedragen. Wat onmiddellijk op
valt is de in zwarte letters uitgevoerde
naam boven op het torenhoge bouw
werk in miniatuur: „Grand Hotel
Caransa".
sterdam. Ik liefhebber zo'n beetje in
Amsterdam. Ik wandel vaak door de
stad en dan denk ik: Dit zou moeten
gebeuren en dat zou moeten gebeuren.
Als ik dan 's avonds in bed niet lig
te slapen, zo moet ik het zeggen, dan
werk ik die plannen uit en dan komen
er nog veel meer ideeën los. Ze noe
men mij wel eens die enorm wilde
koopman. Maar reken erop dat elk
plan tot in de finesses is doorgedacht.
Dat leer je op den duur.
Met het zakendoen doe je een enor
me routine op. Laatst kwam ik bij
Ajax. Daar zaten ze al ik weet niet
hoe lang te dubben over een nieuwe
tribune. Ik zeg, dat zet ik voor jullie
neer, ik doe het zo en zo. Hun mond
ging open van verbazing. „Ja maar",
zeiden ze, ik zeg „niks ia maar", zo
en zo gaat het. Dat krijg je op den
duur. De ideeën die ik heb, ver.
wezenlqk ik allemaal zelf. Ik heb
vier of vijf mensen die mijn staf zó'n
beetje vormen, maar ik ben de enigst
gevolmachtigd directeur. Ik heb alle
eindbeslissingen. Van de mensen die ik
in dienst heb, verg ik het uiterste. Het
gaat door tot zolang als het nodig is.
Zelf begin ik 's morgens om acht,
negen uur. Dan krijg ik eerst de da
gelijkse rapporten onder ogen van ai
mijn zaken. En dan komen de afspra
ken. Dat gaat soms tot diep in de
nacht door. En als daar mijn mede
werkers bij moeten zijn, dan blijven
ze erbij. En nog nooit heo ik gehoord:
„Het is acht uur, ik wil nu wel eens
naar huis". Ze weten dat ze bq wijze
van spreken 's nachts om drie uur uit
hun bed gebeld kunnen worden. Daar
bied ik ze natuurlijk ook wel wat voor.
Als het erg laat wordt, blijf ik slapen
'•iiiiiiiiiiiiiiiinifi min iiuiiiiiiiiiitiiMiiiiiiiii ui ii hui min in
„Op 5 januari, dan ben ik jarig,
begint de bouw van dit hotel", zegt
de man naar wie het genoemd zal
worden. „In 1968 moet het klaar zijn.
Ik vind het een evenement dat hier
maar een doodgewone Amsterdammer
zegt: „Kijk, dat zet ik daar even neer.
Het wordt per slot van rekening groter
dan Hilton.
Ik heb nog meer plannen. Op het
Rembrandtsplein ga ik ook een
hotel bouwen. In Ruteck's komen
een bioscoop en een restaurant. On.
der het plein moet een parkeergarage
komen. Ik bel het stadhuis plat om
die plannen erdoor te krijgen. Amster
dam is een beetje dood. Een stad zonder
vertier en er zal gauw wat moeten ge
beuren.
Het interesseert de mensen blijkbaar
niet meer. Dat Rembrandtsplein moet
weer als vanouds worden. Met veel
vertier enzo. Neem nou de Amster
damse Bank. Die heeft me daar toch
een kast van een gebouw neergezet
op een van de mooiste hoeken van
het plein.
Ik hou van Amsterdam, ik ben er
geboren en dat zegt alles. Ik kan het
niet uitleggen, maar ik kan dit zeg
gen. Ik ben tot nu toe in 56 landen
van de wereld geweest en daar had
ik altijd maar één wens. Zo gauw
mogelük weer terug te zpn in Am-
IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII
in het hotel hier. Ik heb een flat voor
mijn vrouw en mij laten inrichten.
Wij wonen eigenlpk in Amstelveen.
Wij zqn met zqn tweeën want mijn
enige dochter is getrouwd. Die woont
ook in Amstelveen."
Maurits Caransa liefhebbert in
Amsterdam. „Ik kan mfl dat
nu veroorloven", zegt hij,
„omdat ik niet meer naar de
winst hoef te kijken. Vroeger moest
ik dat wel. Toen was de winst num
mer een en de doelstelling nummer
twee. Nu niet meer. Ik had op het
Rembrandtsplein ook een kantoorge
bouw kunnen neerzetten mplaats van
een bioscoop of een restaurant, daar
had ik honderdduizenden op kunnen
verdienen, maar ik wil meer leven in
Amsterdam brengen. D'r gebeurt te
weinig, d'r zün te weinig hotels, te
weinig parkeergarages. Amsterdam
is de grote hobby van Caransa. Bui
ten Amsterdam wil hij niets onderne
men, zegt hij. Hij is jjdel genoeg om
te veronderstellen dat hy in Amerika
een nog veel groter man geworden
zou zyn. Diverse aanbiedingen om er
gens manager te worden heeft hy af
geslagen. Hij heeft een verklaring
voor die Amsterdamse hobby in het
groot. „Ik ben ryk. Voor my is het
geen pleziertje meer om een over
hemd te kopen of een pak. Ik hoef
mijn kleermaker maar te bellen en
geef hem opdracht om een paar kos
tuums te maken. Zelfs een auto kopen
is voor my geen plezier meer. Dat
hebt u nog wel. U kunt zich daarop
verheugen. Ik kan elke auto in
elke kleur die ik wens hier voor mijn
deur neerzetten. Ik heb er alleen nog
maar plezier in om te zien hoe mijn
grote plannen verwezenlijkt worden,
hoe er hotels verrijzen. Dat is mijn
plezier."
Betekent dit ook dat de heer Caran
sa zich niet meer als een normaal
mens kan ontspannen? „Ja. dat wel
natuurlijk. Ik bon gek op water. Op
zwemmen, vissen en varen Ik heb er
bijna geen tijd meer voor. Ik doe
altijd zaken, 's Avonds en in het week
einde ook wel. Maar 's zomers ga
ik met mijn jacht een cruise maken
naar de Middellandse Zee of zo. Dan
zwem en vis ik weer. De eerste da
gen is het moeilijk. Je kunt niet zo
gemakkelük je zaken vergeten, maar
op den duur ben je er wel helemaal
uit. Ik kan gerust weggaan, de zaak
draait hier door. Als een machine goed
geolied is blijft ie lopen."
Men kan het onbescheiden vinden
om deze dingen van zichzelf te be
weren. Sponlaan en eerlyk is het ook.
Dat spontane en impulsieve doet hem
over anderen wel eens dingen zeggen,
die hij beter niet had kunnen zeggen.
In sommige interviews heeft hij zich
wel eens minder vleiend over de
heer Reinder Zwolsman uitgelaten.
Toch zegt hij tegen mij over die
zelfde Zwolsman: „Diep in mijn
hart bewonder ik hem. want hef
is een man die wat aandurft. Ik be
wonder iedereen die iets durft te on
dernemen en dat moet 'k Zwolsman
echt nageven, dat durft ny wel. Hy
doet het niet altijd even nandig, maai
bij heeft zakelijke moed. Ik hou niet
van mensen die met hun geld maar
op de beurs hangen."
Via Zwolsman komt het gesprek
op het modewoord image. „Een
image moet vanzelf komen",
vindt de man in het onberispe
lijk pak. „Daar moet je niet aan bou
wen, dat is goedkoop. Kijk ik heb thuis
een P-embrandt en een Jan Steen
hangen. Maar niet omdat ik dat vind
staan. Ik vind ze echt mooi. Ik mag
ook graag eens in het Louvre rond
wandelen als ik in Parijs ben."
Caransa praat gemakkelyk. Lui zit
tend of hangend in zyn directiezetei
geeft hij overal direct antwoord op.
Hij hoeft niet lang na te denken, rea
geert zeer snel, springt ook gemakke
lijk mee van de hak op de tak. „Ik
ben zelfs voor het meest keiharde in
terview niet bang, omdat ik niets te
verbergen heb. Als ze me zes keer
hetzelfde vragen in een gesprek ant
woord ik zes keer hetzelfde om-dat ik
niet lieg, omdat ik op een gegeven
moment niet iets zal zeggen dat wel
zal inslaan."
Telkens komt in het gesprek de ar
moede van vroeger weer terug. Toen
Caransa een paar jaar geleden voor
het eerst in het nieuws kwam, wilde
niemand onmiddellijk in die armoedi
ge jeugd geloven. Het klonk een beet
je romantisch. Caransa zelf vindt het
helemaal niet romantisch. Hij ziet
zijn image in het feit dat hij van
niets iets geworden is, iemand voor
wie de deuren nu opengaan. En daar
om wil hij ook over de armoede van
vroeger graag vertellen.
Hy werd op 5 januari 1916 geboren
in de Amsterdamse Utrechtse
dwarsstraat uit een Joodse va
der en een Joodse moeder. Een
half jaar later verhuisde hy naar Ra
penburg, een volksbuurt op de ooste
lijke eilanden. „Wij hebben het echt
arm gehad. Met ruzie ben ik het huis
uitgegaan. M'n zuster zei een keer te
gen mij: Als jij je vader en je moeder
niet had, dan lag je in de goot, niets
nut. Ik zeg tegen myn moeder: Is
dat zo? Zü knikt van ja en ik word
ontzettend kwaad.
„Geef mij m'n koffertje", roep ik.
Met een koffertje kleren ging ik het huis
uit. Ik had geen cent. Ik heb in portieken
geslapen. Om aan de kost te komen
ging ik de was uitzoeken in de wasserij
van de „Joodse Invalide". Ik heb achter
een kolenkar gelopen. Als jongen van
12, 13 jaar ben ik wel in mekaar
gezakt achter die kar. Vyf jaar later
kwam ik weer thuis. Ik heb olie en
bloemen verkocht, ben automonteur
geweest, heb een kruidenier geholpen
en kwam op een gegeven moment in
de autosloop terecht. De boeren zoch
ten oude auto-onderstellen voor hun
paard en wagen. Achttien jaar was ik
en het ging goed. Soms at ik droog
brood om geld voor de zaak uit te
sparen. In de oorlog was het zeer
moeilijk. Ik ben niet ondergedoken ge
weest, altijd in Amsterdam rondge
hangen. Hoe ik erdoor gekomen ben
is me nog een raadsel. Na de oorlog
ben ik in garagebedrijven begonnen
en dumpgoederen. Dat ging goed. Ik
ben er rijk in geworden. En toen heb
ik mij op de hotels geworpen. Eerst
het Badhotel in Zandvoort. Dat nieu
we hotel by de RAI wordt myn vyf-
de."
Caransa is nu ryk. Hy hoeft niet
meer te werken, maar hy doet het
nog een beetje harder dan vroeger.
„Het is een levensbehoefte voor mij",
verklaart hij.
Soms geeft de rykgeworden hotel
magnaat een feestje. Met Sint Nico-
laas kwamen er zestig Amsterdamse
lieverdjes het deftige Doelenhotel bin
nenstappen, zorgvuldig uitgezocht
door het Leger des Heils. Zij kregen
een feest dat klonk als een klok en
bij het naar huis gaan lag er voor
ieder een kledingbon van vü'ftig gul
den klaar, te besteden oü de „Prys-
breker".
lllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Jaarlyks maken duizenden mensen
die grote ommekeer mee. Ze
trekken van een huis met verdie
pingen, een kelder, een zolder,
misschien zelfs van een vrijstaande
villa of een groot herenhuis, van een
plekje, waar zy alleen koning waren,
naar een laatje in een woonblok,
naar het flatje.
Mensen, die van buiten komen, jon
ge mensen, die na jaren scharrelen
eindelyk een huis krygen, oude men
sen, die een verzorgingsflat hebben
gekozen, kleiner wordende gezinnen,
waar een of meer kinderen uit huis
zijn gegaan, echtparen, waarvan de
vrouw vindt, dat ze nu wel genoeg
„gehuishoud" heeft, allen zien ze
zich plotseling voor de opgave ge
steld om hun leven te leven binnen
de beperkingen van twee, drie, vier,
vijf kamers, om opruiming te hou
den over omvangrijke bezittingen,
soms het aanslibsel van een heel le
ven, om rekening te houden met
dichterbij gekomen buren.
Misschien lijkt het even onoverko
melijk, behalve dan voor het piep
jonge gezin, dat heel lang heeft moe
ten wachten en dat nog beweeglijk
genoeg is om zyn leven aan te pas
sen aan de beschikbare ruimte. Er
is zelfs alle kans, dat zo'n gezin voor
lopig nergens anders heen wil, tot
dat de kinderen groot worden en ze
letterlijk en figuurlijk uit hun flat
barsten. En ook voor de alleenstaan
den is een eigen flatwoning vaak een
bijna niet te bevatten weelde.
Maar de anderen moeten zich gaan
beperken, een beperking, die toch
niet altyd verlies hoeft te zyn.
Natuurlijk, er moet waarschünlük
veel weggedaan worden en wie ver
standig is, begint al dadelijk te se
lecteren, ook al ligt de verhuizing
nog in een ver verschiet.
We hebben altüd zoveel bewaard.
Was dat fout? Al die dingen, die nog
wel eens te pas zouden komen en
toch nooit meer gebruikt werden:
tijdschriften, oude kleren, lappen, kis
ten vol motor-onderdelen, verouder
de kampeerspullen, kapotte rackets
en hockey-sticks, manke stoelen en
gehavende matrassen, tekeningen, fo
to's.. brieven.
Zegt u nu niet, dat u meteen al
les weg wilt doen, want bewaren is
een vorm van scheppen. Wat doen
schrijvers, schilders, beeldhouwers
eigenlyk anders dan bewaren? Ze be
waren gedachten, indrukken, kleuren,
vormen. En alleen uit wat u bewaard
heeft, zou een psycholoog uw karak
ter en uw leven kunnen opbouwen.
In de kleinere flatwoning moet u een
keuze maken tussen wat werkelyk
waarde heeft voor uzelf en wat
gemist kan worden, maar het is al
tijd mogelijk, een klein plekje te
reserveren voor de schelpen der
herinnering, die u aan het strand van
het leven heeft opgeraapt.
Alle grote meubelen moeten
weg! Ach nee, maakt u het
zich nu niet te ongezellig! Neem
de meetlat en zoek in ieder ge
val een plaats voor die knots van een
kast, dat ene schildery, die reusach
tige stoel. U kunt niet alle meube
len, die plaats vonden in een ruime
suite, overbrengen naar een kamer
van vyf bü zeven, maar het is ook
niet waar, dat u nu bent aangewe
zen op een totaal ander interieür. Ge
steld natuurlijk, dat u heel erg aan
het oude gehecht was. Want er zijn
gevallen be'kend, dat mensen by het
opmaken van de balans daar lijkt
zo'n verhuizing van groot naar
klein een beetje op plotseling
merkten, dat ze eigenlijk ook wel
plezier konden hebben in dingen,
waar ze niet hun hele leven tegen
aan gekeken hadden.
Wie naar een flat gaat, zou zich
eens af moeten vragen, wie hy of
zü is, wat voor leven hü leidt, wat
hy werkelyk nuttig, prettig en mooi
vindt. Daar zijn die toekomstige flat
bewoners tot nu toe misschien nog
nooit aan toegekomen. En vooral de
huisvrouw heelt braaf geloofd in veel
stof afnemen, veel lappen, zemen,
dweilen en veel kleden kloppen zon
der al die dogma's te ijken naar de
eenheid van haar eigen voorkeur.
Maar nu hebt u de gelegenheid om
die dogma's te herzien. U kunt zelfs
revolutionaire veranderingen tegen,
over derden verdedigen met een be
roep op de beschikbare ruimte. Ga
niet bij de buren Idjken, hoe die het
hebben opgelost, begint u een eigen
onderzoek met uw eigen ideale ma
nier van leven misschien nooit eer
der verwezenlijkt als leidraad.
De woningnood heeft naast veel el
lende ook een zekere verstarring te
weeggebracht. Wie een huis had,
moest verder maar tevreden zijn en
geen praatjes hebben. Dat er in de
manier van wonen verandering kan
komen, is nog maar tot weinigen
doorgedrongen.
Het grote huis met het huishoude-
lyke personeel, dat we misschien
vroeger hebben gekend, was onzicht
baar in tweeën verdeeld. Er was een
facade voor de buitenwereld, voor
het „visiteleven". Gasten mochten
niet zien, dat er aardappels werden
geschild, vloeren gedweild en kinde
ren verschoond. Dat gebeurde alle
maal achter dat denkbeeldige schot.
Maar in de flatwoning is het niet
langer mogelyk om die twee aange
zichten van het huiselijk leven te
handhaven. Door de büna algemene
afwezigheid van huishoudelijke hulp
heeft die afscheiding zichzelf trou
wens overleefd. En op het moment,
dat een gezin gaat verhuizen naar
een flat is het tijd om woning en
leeiyyüze. beter by elkaar aan te pas
sen; om'1 de overblijfselen van ver
gane „bon ton" op te ruimen en om
vooral ook het huishoudelijk werk op
de nieuwe leest van beperkte doch
practisch ingedeelde woonruimte te
schoeien.
Efficiency kan echter alleen be
reikt worden, als de huisvrouw
zelf daarvoor open staat. De
grote tendens van vandaag is
om meer tijd voor andere din
gen te scheppen. Wie dergelijke fei
ten aanroert in verband met de huis
houding. loopt gevaar misverstaan te
worden. Het houdt namelijk geen min
achting voor de huishoudelijke taak
in, als men de vrouw op andere mo
gelijkheden wil wijzen, maar zij blijft
nu eenmaal langer jong en na afloop
van de verzorging en de opvoeding van
de kinderen heeft ze vaak nog kracht
en energie over om zich aan nieuwe
bezigheden te wijden. Niet iedere
vrouw heeft behoefte om die capaci
teiten te reserveren voor het onder
houd van een huis, dat zij en haar
man nog maar voor de helft nodig
hebben. In dergelijke gevallen kan
de kleinere flatwoning een nieuw tüd-
perk inluiden. Maak een schema van
uw leven en pas uw woning daarby
aan, zonder u te storen aan wat u
vroeger hebt gedaan of bij uw ouders
hebt gezien. En verwacht niet, dat
u dadelijk de slag te pakken zult
hebben. Flatleven is anders leven.
Men kan niet meer morsen met de
ruimte, er moet in tegendeel gewoe
kerd worden met de beschikbare
vierkante meters, maar vooral de
goed-geïsoleerde flat levert meer
privacy dan men zo oppervlakkig zou
denken.
Er wordt tegenwoordig veel ge
sproken over de doorstroming die de
woningnood zal kunnen verminderen.
Een herziening van de woonbehoef
ten zou misschien veel mensen de
ogen openen voor het voordeel van
woningen, die comfortabeler zijn en
waar men minder afhankelijk is van
de hulp van anderen, en daardoor
eveneens meewerken tot opheffing
van het woningtekort.