„IK BEN RIJK" OP ZIJN VIJFTIGSTE VERJAARDAG BEGINT DE BOUW VAN ZIJN VIJFDE HOTEL ER MOET VEEL WEG, MAAR NIET ALLES Het is loskomen van verstarring Dode stad uit impasse halen VRIJDAG 24 DECEMBER 1965 Het aanslibsel van een heel leven kan men niet bij zich houden. „We hadden het vroeger thuis zo arm, dat ik wel eens zonder eten naar bed moest. Ik heb ook wel eens in een portiek geslapen en bij het Leger des Heils gegeten voor 35 cent de maaltijd. Zelfs die 35 cent had ik niet." LOEK HIESELAAR Wonen in flats is het wonen van nu en straks. Je kunt wel liever een eigen huis met een tuin willen. Maar wie houdt het huis schoon en wie onderhoudt de tuin? De toenemen de behoefte aan het wonen in een flat, makkelijk te onderhouden, en met gezamenlijke voorzieningen, groeit mee met de verruiming in het leven van de vrouw die niet meer vastgespijkerd wil en kan zitten uitsluitend op haar huishouden. Het moet allemaal mak kelijk, vlug en overzichtelijk. Bezwaren? Denk alleen maar aan flatneurose door gehorigheid en gebrek aan privacy. Maar in de nieuwe flats is wei degelijk gelet op geluidsisolering. En in een flat wonen vraagt natuurlijk aanpassing. Het kan óók een vruchtbare solidariteit ontwikkelen. Een poging om in een flat de mensen niet alleen op te bergen in een zo krap mogelijk aantal kubieke meters, als werkbijen in een bijenkast, maar ze de ruimte te geven om zonder verstarring er ook te kunnen leven, is verwezenlijkt met een proef van De Ideale Flat, te zien in het Bouwcentrum, Rotterdam. HÉLÈNE SWILDENS Men moet kunnen weggooien als men een laadjebetrekt. liefhebbert Maurits Caransa IIIUIlilllllllllllllllllllllillllllllHllllllllllllllllllllllllllMllllllllllli 1 in Amsterdam s FLAT WONEN IS ANDERS WONEN Multimiljonair in onroerende goe deren Maurits Caransa (49), (Voor vrienden .Maup") is aan het woord. Hü zit kenne lijk prettig in zijn met palissander hout beklede werkkamer op de parterre van het Doelenhotel. Voor hem een indrukwekkend bureau met vleugel waaraan eventueel vergaderd kan worden. Achter hem de ramen met uitzicht op het water van de Klo veniersburgwal, naast hem een tafel tje met drie telefoons, waaronder een groene. Op het bureau een schrijfblok met aantekeningen en (gewone) te keningen. Ook een vlaggetje van de Lions Club. Aan de muur twee slecht geschilderde maar aardig gelijkende portretten van de heer en mevrouw Caransa. Boven de schoorsteen staat met sierlijke rode letters „Exploita tie-maatschappij Caransa" op de muur geschilderd. De directiekamer heeft dubbele deuren. Men bereikt haar moeilijk via minstens twee se cretaressen. Caransa zelf belt en re gelt onophoudelijk. Hij organiseert zeer beslist. Op alle vragen komt een antwoord of een advies. Ook op de tailvragen. Hij draagt een smetteloos wit over hemd met de initialen MC erop ge borduurd. Dezelfde initialen op een vrij forse gouden ring. Het rossige haar zit onberispelijk. De man maakt helemaal een uiterst verzorgde in druk. Caransa kan moeilijk onge stoord met iemand bezig zijn. Telkens rinkelt er een telefoon of komt er iemand van zijn medewerkers binnen lopen. De conversatie is dan soms nogal Amsterdams. Wie is deze multi-mdjonair die een paar jaar geleden even plotseling in het nieuws kwam als de Haagse handelaar in onroerend goed Reinder Zwolsman? ,,Ik ben geen tweede Zwolsman", zegt hij van zichzelf. „Dat dacht iedereen. Vooral hier op het stadhuis in Amsterdam. Nu gaan alle deuren voor mij open. Ik hoef maar een kik te geven en krijg ieder een te spreken. Ik kan de tele foon pakken en de directeur van een of andere grote instelling bellen. Als-ie hoort dat Caransa aan de lijn is word ik meteen doorverbonden. Op straat herkennen de mensen je. Ik kan geen café binnengaan of ze zeg gen: „Kijk daar heb je 'm dat is Caransa." Ik ga daarom haast nooit een café in. Natuurlijk vind ik het prettig om herkend te worden. Ik heb eerzucht, maar dat is toch niet fout, die moet je frebben!" De ex- autosloper - dumphandelaar - kolen karsjouwer - loopjongen - bloemen- koopman - olieman, noemt zichzelf nu „zakenman in de ruimste zin van het woord". Hij is eigenaar van het Bad hotel in Zandvoort, van het Doelen hotel in Amsterdam, van nog een paar minder bekende hotels, een aan tal restaurants en een fabriek in Ap- pingedam. Hij heeft verder bezittingen in Den Haag en Eindhoven, maar zijn dier baarste bezit is het Doelenhotel in Am sterdam, het hotel waar anderhalf jaar geleden de Beatles sliepen. „Dat Doelenhotel is voor mij een soort paleis", bekent hij. „Het be tekende voor mij het toppunt van rijk dom. Vanuit dit raam achter mij kyk je uit op een buurt waar vroeger mis schien wel de armste mensen van Amsterdam woonden. Ik heb daar zelf ook gewoond. Je had er huizen met een bedstee. Als kind lag je 's avonds in zo'n bedstee en dan gin gen de klapdeurtjes dicht. Als je dan klaagde dat je niet kon slapen omdat het zo benauwd was, zei pa of moe: „Wat? Kun je niet slapen, ga dan maar naar het Doelenhotel." Dat Doelenhotel was daarom in mijn jeugd het toppunt van rijkdom. Als je daar alleen maar een keertje mocht slapen. Nu heb ik het gekocht. Het heeft mij veel moeite gekost, maar ik zou en moest het hebben." Op de parterre van dat Doelen hotel doet dezelfde man nu za ken in het groot. HÜ trekt een la open en haalt schema's en werktekeningen tevoorschijn van gro te plannen in Amsterdam. Hij gaat een hotel van ruim 500 bedden bou wen bij de RAI. Op de bovenste ver dieping is de flat voor de familie Ca ransa geprojecteerd. Er komt een parkeergarage onder het hotel voor tweehonderd auto's. Er komen ook kantoren voor mensen die het inter nationaal congrescentrum in Amster dam bezoeken en gedurende die tijd over een kantoor in de Nederlandse hoofdstad willen beschikken. Nog tij dens ons gesprek wordt een maquette van dit toekomstige hotel de kamer binnengedragen. Wat onmiddellijk op valt is de in zwarte letters uitgevoerde naam boven op het torenhoge bouw werk in miniatuur: „Grand Hotel Caransa". sterdam. Ik liefhebber zo'n beetje in Amsterdam. Ik wandel vaak door de stad en dan denk ik: Dit zou moeten gebeuren en dat zou moeten gebeuren. Als ik dan 's avonds in bed niet lig te slapen, zo moet ik het zeggen, dan werk ik die plannen uit en dan komen er nog veel meer ideeën los. Ze noe men mij wel eens die enorm wilde koopman. Maar reken erop dat elk plan tot in de finesses is doorgedacht. Dat leer je op den duur. Met het zakendoen doe je een enor me routine op. Laatst kwam ik bij Ajax. Daar zaten ze al ik weet niet hoe lang te dubben over een nieuwe tribune. Ik zeg, dat zet ik voor jullie neer, ik doe het zo en zo. Hun mond ging open van verbazing. „Ja maar", zeiden ze, ik zeg „niks ia maar", zo en zo gaat het. Dat krijg je op den duur. De ideeën die ik heb, ver. wezenlqk ik allemaal zelf. Ik heb vier of vijf mensen die mijn staf zó'n beetje vormen, maar ik ben de enigst gevolmachtigd directeur. Ik heb alle eindbeslissingen. Van de mensen die ik in dienst heb, verg ik het uiterste. Het gaat door tot zolang als het nodig is. Zelf begin ik 's morgens om acht, negen uur. Dan krijg ik eerst de da gelijkse rapporten onder ogen van ai mijn zaken. En dan komen de afspra ken. Dat gaat soms tot diep in de nacht door. En als daar mijn mede werkers bij moeten zijn, dan blijven ze erbij. En nog nooit heo ik gehoord: „Het is acht uur, ik wil nu wel eens naar huis". Ze weten dat ze bq wijze van spreken 's nachts om drie uur uit hun bed gebeld kunnen worden. Daar bied ik ze natuurlijk ook wel wat voor. Als het erg laat wordt, blijf ik slapen '•iiiiiiiiiiiiiiiinifi min iiuiiiiiiiiiitiiMiiiiiiiii ui ii hui min in „Op 5 januari, dan ben ik jarig, begint de bouw van dit hotel", zegt de man naar wie het genoemd zal worden. „In 1968 moet het klaar zijn. Ik vind het een evenement dat hier maar een doodgewone Amsterdammer zegt: „Kijk, dat zet ik daar even neer. Het wordt per slot van rekening groter dan Hilton. Ik heb nog meer plannen. Op het Rembrandtsplein ga ik ook een hotel bouwen. In Ruteck's komen een bioscoop en een restaurant. On. der het plein moet een parkeergarage komen. Ik bel het stadhuis plat om die plannen erdoor te krijgen. Amster dam is een beetje dood. Een stad zonder vertier en er zal gauw wat moeten ge beuren. Het interesseert de mensen blijkbaar niet meer. Dat Rembrandtsplein moet weer als vanouds worden. Met veel vertier enzo. Neem nou de Amster damse Bank. Die heeft me daar toch een kast van een gebouw neergezet op een van de mooiste hoeken van het plein. Ik hou van Amsterdam, ik ben er geboren en dat zegt alles. Ik kan het niet uitleggen, maar ik kan dit zeg gen. Ik ben tot nu toe in 56 landen van de wereld geweest en daar had ik altijd maar één wens. Zo gauw mogelük weer terug te zpn in Am- IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII in het hotel hier. Ik heb een flat voor mijn vrouw en mij laten inrichten. Wij wonen eigenlpk in Amstelveen. Wij zqn met zqn tweeën want mijn enige dochter is getrouwd. Die woont ook in Amstelveen." Maurits Caransa liefhebbert in Amsterdam. „Ik kan mfl dat nu veroorloven", zegt hij, „omdat ik niet meer naar de winst hoef te kijken. Vroeger moest ik dat wel. Toen was de winst num mer een en de doelstelling nummer twee. Nu niet meer. Ik had op het Rembrandtsplein ook een kantoorge bouw kunnen neerzetten mplaats van een bioscoop of een restaurant, daar had ik honderdduizenden op kunnen verdienen, maar ik wil meer leven in Amsterdam brengen. D'r gebeurt te weinig, d'r zün te weinig hotels, te weinig parkeergarages. Amsterdam is de grote hobby van Caransa. Bui ten Amsterdam wil hij niets onderne men, zegt hij. Hij is jjdel genoeg om te veronderstellen dat hy in Amerika een nog veel groter man geworden zou zyn. Diverse aanbiedingen om er gens manager te worden heeft hy af geslagen. Hij heeft een verklaring voor die Amsterdamse hobby in het groot. „Ik ben ryk. Voor my is het geen pleziertje meer om een over hemd te kopen of een pak. Ik hoef mijn kleermaker maar te bellen en geef hem opdracht om een paar kos tuums te maken. Zelfs een auto kopen is voor my geen plezier meer. Dat hebt u nog wel. U kunt zich daarop verheugen. Ik kan elke auto in elke kleur die ik wens hier voor mijn deur neerzetten. Ik heb er alleen nog maar plezier in om te zien hoe mijn grote plannen verwezenlijkt worden, hoe er hotels verrijzen. Dat is mijn plezier." Betekent dit ook dat de heer Caran sa zich niet meer als een normaal mens kan ontspannen? „Ja. dat wel natuurlijk. Ik bon gek op water. Op zwemmen, vissen en varen Ik heb er bijna geen tijd meer voor. Ik doe altijd zaken, 's Avonds en in het week einde ook wel. Maar 's zomers ga ik met mijn jacht een cruise maken naar de Middellandse Zee of zo. Dan zwem en vis ik weer. De eerste da gen is het moeilijk. Je kunt niet zo gemakkelük je zaken vergeten, maar op den duur ben je er wel helemaal uit. Ik kan gerust weggaan, de zaak draait hier door. Als een machine goed geolied is blijft ie lopen." Men kan het onbescheiden vinden om deze dingen van zichzelf te be weren. Sponlaan en eerlyk is het ook. Dat spontane en impulsieve doet hem over anderen wel eens dingen zeggen, die hij beter niet had kunnen zeggen. In sommige interviews heeft hij zich wel eens minder vleiend over de heer Reinder Zwolsman uitgelaten. Toch zegt hij tegen mij over die zelfde Zwolsman: „Diep in mijn hart bewonder ik hem. want hef is een man die wat aandurft. Ik be wonder iedereen die iets durft te on dernemen en dat moet 'k Zwolsman echt nageven, dat durft ny wel. Hy doet het niet altijd even nandig, maai bij heeft zakelijke moed. Ik hou niet van mensen die met hun geld maar op de beurs hangen." Via Zwolsman komt het gesprek op het modewoord image. „Een image moet vanzelf komen", vindt de man in het onberispe lijk pak. „Daar moet je niet aan bou wen, dat is goedkoop. Kijk ik heb thuis een P-embrandt en een Jan Steen hangen. Maar niet omdat ik dat vind staan. Ik vind ze echt mooi. Ik mag ook graag eens in het Louvre rond wandelen als ik in Parijs ben." Caransa praat gemakkelyk. Lui zit tend of hangend in zyn directiezetei geeft hij overal direct antwoord op. Hij hoeft niet lang na te denken, rea geert zeer snel, springt ook gemakke lijk mee van de hak op de tak. „Ik ben zelfs voor het meest keiharde in terview niet bang, omdat ik niets te verbergen heb. Als ze me zes keer hetzelfde vragen in een gesprek ant woord ik zes keer hetzelfde om-dat ik niet lieg, omdat ik op een gegeven moment niet iets zal zeggen dat wel zal inslaan." Telkens komt in het gesprek de ar moede van vroeger weer terug. Toen Caransa een paar jaar geleden voor het eerst in het nieuws kwam, wilde niemand onmiddellijk in die armoedi ge jeugd geloven. Het klonk een beet je romantisch. Caransa zelf vindt het helemaal niet romantisch. Hij ziet zijn image in het feit dat hij van niets iets geworden is, iemand voor wie de deuren nu opengaan. En daar om wil hij ook over de armoede van vroeger graag vertellen. Hy werd op 5 januari 1916 geboren in de Amsterdamse Utrechtse dwarsstraat uit een Joodse va der en een Joodse moeder. Een half jaar later verhuisde hy naar Ra penburg, een volksbuurt op de ooste lijke eilanden. „Wij hebben het echt arm gehad. Met ruzie ben ik het huis uitgegaan. M'n zuster zei een keer te gen mij: Als jij je vader en je moeder niet had, dan lag je in de goot, niets nut. Ik zeg tegen myn moeder: Is dat zo? Zü knikt van ja en ik word ontzettend kwaad. „Geef mij m'n koffertje", roep ik. Met een koffertje kleren ging ik het huis uit. Ik had geen cent. Ik heb in portieken geslapen. Om aan de kost te komen ging ik de was uitzoeken in de wasserij van de „Joodse Invalide". Ik heb achter een kolenkar gelopen. Als jongen van 12, 13 jaar ben ik wel in mekaar gezakt achter die kar. Vyf jaar later kwam ik weer thuis. Ik heb olie en bloemen verkocht, ben automonteur geweest, heb een kruidenier geholpen en kwam op een gegeven moment in de autosloop terecht. De boeren zoch ten oude auto-onderstellen voor hun paard en wagen. Achttien jaar was ik en het ging goed. Soms at ik droog brood om geld voor de zaak uit te sparen. In de oorlog was het zeer moeilijk. Ik ben niet ondergedoken ge weest, altijd in Amsterdam rondge hangen. Hoe ik erdoor gekomen ben is me nog een raadsel. Na de oorlog ben ik in garagebedrijven begonnen en dumpgoederen. Dat ging goed. Ik ben er rijk in geworden. En toen heb ik mij op de hotels geworpen. Eerst het Badhotel in Zandvoort. Dat nieu we hotel by de RAI wordt myn vyf- de." Caransa is nu ryk. Hy hoeft niet meer te werken, maar hy doet het nog een beetje harder dan vroeger. „Het is een levensbehoefte voor mij", verklaart hij. Soms geeft de rykgeworden hotel magnaat een feestje. Met Sint Nico- laas kwamen er zestig Amsterdamse lieverdjes het deftige Doelenhotel bin nenstappen, zorgvuldig uitgezocht door het Leger des Heils. Zij kregen een feest dat klonk als een klok en bij het naar huis gaan lag er voor ieder een kledingbon van vü'ftig gul den klaar, te besteden oü de „Prys- breker". lllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Jaarlyks maken duizenden mensen die grote ommekeer mee. Ze trekken van een huis met verdie pingen, een kelder, een zolder, misschien zelfs van een vrijstaande villa of een groot herenhuis, van een plekje, waar zy alleen koning waren, naar een laatje in een woonblok, naar het flatje. Mensen, die van buiten komen, jon ge mensen, die na jaren scharrelen eindelyk een huis krygen, oude men sen, die een verzorgingsflat hebben gekozen, kleiner wordende gezinnen, waar een of meer kinderen uit huis zijn gegaan, echtparen, waarvan de vrouw vindt, dat ze nu wel genoeg „gehuishoud" heeft, allen zien ze zich plotseling voor de opgave ge steld om hun leven te leven binnen de beperkingen van twee, drie, vier, vijf kamers, om opruiming te hou den over omvangrijke bezittingen, soms het aanslibsel van een heel le ven, om rekening te houden met dichterbij gekomen buren. Misschien lijkt het even onoverko melijk, behalve dan voor het piep jonge gezin, dat heel lang heeft moe ten wachten en dat nog beweeglijk genoeg is om zyn leven aan te pas sen aan de beschikbare ruimte. Er is zelfs alle kans, dat zo'n gezin voor lopig nergens anders heen wil, tot dat de kinderen groot worden en ze letterlijk en figuurlijk uit hun flat barsten. En ook voor de alleenstaan den is een eigen flatwoning vaak een bijna niet te bevatten weelde. Maar de anderen moeten zich gaan beperken, een beperking, die toch niet altyd verlies hoeft te zyn. Natuurlijk, er moet waarschünlük veel weggedaan worden en wie ver standig is, begint al dadelijk te se lecteren, ook al ligt de verhuizing nog in een ver verschiet. We hebben altüd zoveel bewaard. Was dat fout? Al die dingen, die nog wel eens te pas zouden komen en toch nooit meer gebruikt werden: tijdschriften, oude kleren, lappen, kis ten vol motor-onderdelen, verouder de kampeerspullen, kapotte rackets en hockey-sticks, manke stoelen en gehavende matrassen, tekeningen, fo to's.. brieven. Zegt u nu niet, dat u meteen al les weg wilt doen, want bewaren is een vorm van scheppen. Wat doen schrijvers, schilders, beeldhouwers eigenlyk anders dan bewaren? Ze be waren gedachten, indrukken, kleuren, vormen. En alleen uit wat u bewaard heeft, zou een psycholoog uw karak ter en uw leven kunnen opbouwen. In de kleinere flatwoning moet u een keuze maken tussen wat werkelyk waarde heeft voor uzelf en wat gemist kan worden, maar het is al tijd mogelijk, een klein plekje te reserveren voor de schelpen der herinnering, die u aan het strand van het leven heeft opgeraapt. Alle grote meubelen moeten weg! Ach nee, maakt u het zich nu niet te ongezellig! Neem de meetlat en zoek in ieder ge val een plaats voor die knots van een kast, dat ene schildery, die reusach tige stoel. U kunt niet alle meube len, die plaats vonden in een ruime suite, overbrengen naar een kamer van vyf bü zeven, maar het is ook niet waar, dat u nu bent aangewe zen op een totaal ander interieür. Ge steld natuurlijk, dat u heel erg aan het oude gehecht was. Want er zijn gevallen be'kend, dat mensen by het opmaken van de balans daar lijkt zo'n verhuizing van groot naar klein een beetje op plotseling merkten, dat ze eigenlijk ook wel plezier konden hebben in dingen, waar ze niet hun hele leven tegen aan gekeken hadden. Wie naar een flat gaat, zou zich eens af moeten vragen, wie hy of zü is, wat voor leven hü leidt, wat hy werkelyk nuttig, prettig en mooi vindt. Daar zijn die toekomstige flat bewoners tot nu toe misschien nog nooit aan toegekomen. En vooral de huisvrouw heelt braaf geloofd in veel stof afnemen, veel lappen, zemen, dweilen en veel kleden kloppen zon der al die dogma's te ijken naar de eenheid van haar eigen voorkeur. Maar nu hebt u de gelegenheid om die dogma's te herzien. U kunt zelfs revolutionaire veranderingen tegen, over derden verdedigen met een be roep op de beschikbare ruimte. Ga niet bij de buren Idjken, hoe die het hebben opgelost, begint u een eigen onderzoek met uw eigen ideale ma nier van leven misschien nooit eer der verwezenlijkt als leidraad. De woningnood heeft naast veel el lende ook een zekere verstarring te weeggebracht. Wie een huis had, moest verder maar tevreden zijn en geen praatjes hebben. Dat er in de manier van wonen verandering kan komen, is nog maar tot weinigen doorgedrongen. Het grote huis met het huishoude- lyke personeel, dat we misschien vroeger hebben gekend, was onzicht baar in tweeën verdeeld. Er was een facade voor de buitenwereld, voor het „visiteleven". Gasten mochten niet zien, dat er aardappels werden geschild, vloeren gedweild en kinde ren verschoond. Dat gebeurde alle maal achter dat denkbeeldige schot. Maar in de flatwoning is het niet langer mogelyk om die twee aange zichten van het huiselijk leven te handhaven. Door de büna algemene afwezigheid van huishoudelijke hulp heeft die afscheiding zichzelf trou wens overleefd. En op het moment, dat een gezin gaat verhuizen naar een flat is het tijd om woning en leeiyyüze. beter by elkaar aan te pas sen; om'1 de overblijfselen van ver gane „bon ton" op te ruimen en om vooral ook het huishoudelijk werk op de nieuwe leest van beperkte doch practisch ingedeelde woonruimte te schoeien. Efficiency kan echter alleen be reikt worden, als de huisvrouw zelf daarvoor open staat. De grote tendens van vandaag is om meer tijd voor andere din gen te scheppen. Wie dergelijke fei ten aanroert in verband met de huis houding. loopt gevaar misverstaan te worden. Het houdt namelijk geen min achting voor de huishoudelijke taak in, als men de vrouw op andere mo gelijkheden wil wijzen, maar zij blijft nu eenmaal langer jong en na afloop van de verzorging en de opvoeding van de kinderen heeft ze vaak nog kracht en energie over om zich aan nieuwe bezigheden te wijden. Niet iedere vrouw heeft behoefte om die capaci teiten te reserveren voor het onder houd van een huis, dat zij en haar man nog maar voor de helft nodig hebben. In dergelijke gevallen kan de kleinere flatwoning een nieuw tüd- perk inluiden. Maak een schema van uw leven en pas uw woning daarby aan, zonder u te storen aan wat u vroeger hebt gedaan of bij uw ouders hebt gezien. En verwacht niet, dat u dadelijk de slag te pakken zult hebben. Flatleven is anders leven. Men kan niet meer morsen met de ruimte, er moet in tegendeel gewoe kerd worden met de beschikbare vierkante meters, maar vooral de goed-geïsoleerde flat levert meer privacy dan men zo oppervlakkig zou denken. Er wordt tegenwoordig veel ge sproken over de doorstroming die de woningnood zal kunnen verminderen. Een herziening van de woonbehoef ten zou misschien veel mensen de ogen openen voor het voordeel van woningen, die comfortabeler zijn en waar men minder afhankelijk is van de hulp van anderen, en daardoor eveneens meewerken tot opheffing van het woningtekort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 17