Het Oude Jaar
was moe, zó
moe, dat hij
bijna vergat
1966 te wekken!
m
Spook" redt een trein
KINDERPUZZEL
ROBBIE DE
BEER en
de ontsnapte springveer
D
0
n
r
PLUS
VRIJDAG 31 DECEMBER 1965
PAGINA 6
HET was de laatste dag, van
het jaar en buiten was
't al vroeg donker.
De me" sen haastten zich naar
huis en stookten de kachel eens
extra op, want het vroor dat
't kraakte.
Het Oude Jaar richtte zich
steunend op en keek op de kerk
klok om te zien, hoe laat het
was.
„Zeven uur?", mompelde hij
voor zich heen, „nog een hele,
lange avond, nog vijf hele uren
voordat ik mij voor goed ter
ruste kan leggen. Ik kan niet
meer zuchtte hij moedeloos.
De Wind spitste z'n oren toen
hij het gemompel en gezucht
hoorde en een vlaag bracht hem
dichtbij het Oude Jaar.
„Wat is er aan de hand, je
tijd van rusten is toch bijna
aangebroken?"
„Ja, ja," antwoordde het Oude
Jaar vermoeid, „maar mijn
krachten nemen af, het duurt
nog zó lang, voordat het Nieuwe
Jaar mij komt vervangen. Ik
ben zó moe, zó verschrikkelijk
moe!"
„Ja", sprak de Wind, „maar
je moet nog even volhouden,
heus, 't duurt niet lang meer en
de tijd gaat snel".
„Ik kan werkelijk niet meer"
en 1965 liet zich uitgeput vallen.
De Wind keek geschrokken om
zich heen.
„Wat nu?", mompelde hij
zachtjes voor zich heen.
„Als het Oude Jaar niet pre
cies om 12 uur het Nieuwe roept
zal 1966 nooit te voorschijn ko
men en wat gaat er dan met de
wereld gebeuren?"
De Wind keek bezorgd om zich
heen en het Maantje, dat niets
afwist van de zorgen van zijn
vriend de Wind, knikte hem
eens vriendelijk toe.
Maar mijnheer Wind was zo
in sombere gedachten verzon
ken, dat hij het niet opmerk
te.
„Wat zullen we nu hebben?",
sprak de maan verontwaardigd.
„Wat verbeeldt hij zich wel?"
en venijnig stuurde hij een ver
blindende straal op mijnheer
Wind af.
„Au! je prikt me in mijn ogen
met dat scherpe licht", zei de
Wind, terwijl hij z'n armen be
schermend voor z'n ogen hield.
„Dat is je straf, je verdiende
loon", sprak de maan dreigend.
„Waarom? Wat heb ik dan
gedaan?"
„Toen ik je zojuist groette,
deed je net alsof je me niet
zag".
„Luister Maantje, ik zag je
werkelijk niet, ik was in diepe
gedachten verzonken. Er is iets
vreselijks gebeurd".
„Wat dan?"
„Ach, het is ontzettend!"
„Vertel het dan, misschien
kan ik je helpen".
„Het Oude Jaar is niet meer
in staat om het Nieuwe op tijd
te wekken. Hij is uitgeput neer
gestort en ik piekerde over een
oplossing".
„Neem me dan niet kwalijk,
dat ik je hinderde met mijn
straal, het spijt me werkeijk".
„Al goed, al goed", zei de
Wind ongeduldig. „Wat moeten
we nu doen, het Nieuwe Jaar
móét op tijd gewekt worden!
„Kunnen wij dat dan niet
doen?"
„Nee, dat is de laatste taak
van het Oude Jaar, niemand kan
dat van hem overnemen".
„Dan is er maar één ding, dat
wij kunnen doen", sprak het
Maantje.
3r
„Hebt u toevallig een vuurtje bij u?"
„Wat dan?"
„Wel, het Oude Jaar tot leven
brengen".
„Hoe dan?"
„Laat me even nadenken"
sprak de maan, „er moét een
oplossing zijn".
't Werd bladstil buiten, want
mijnheer Wind wilde zich al
le moeite getroosten om de
maan rustig te laten peinzen en
dus hield hij zijn windvlagen
stevig vast.
„Ik heb het", sprak het Maan
tje verheugd, ,,'t móet lukken."
„Wat dan? Wat dan?" vroeg
de Wind ongeduldig.
„We gaan hem een afscheids
feest aanbieden en hem bedan
ken voor alle mooie en prettige
dagen, die wij dank zij hem
mochten beleven".
„Dat is een geweldig idee!
Vlug, laten we opschieten".
Samen riepen ze de sterren
bijeen en de wolkjes, die hier
en daar aan de hemel stonden
en onrustig draaide het Oude
Jaar zich om.
„Wat is er toch aan de hand,
zal ik dan nooit eens rust krij
gen?" stamelde hij vermoeid
zachtjes voor zich uit. Hij open
de zijn ogen en keek dromerig
om zich heen.
Toen hij zag dat er zoveel be
zoek voor hem was, wreef hij
verbaasd zijn ogen uit. Vrolijk
sprak het Maantje: „1965, wij
weten dat je verzwakt bent en
wij zijn erg blij voor je, dat
je over enkele uren van je rust
zult kunnen genieten. Als af
scheid wilden wij je een feest
aanbieden en daarom zijn wij
allen hier bijeengekomen".
Ontroerd richtte het Oude
Jaar zich op en sprak: „Wat
doet het me een genoegen, dat
jullie je zo'n moeite willen troos
ten. Ik weet nu pas, wat ware
vriendschap betekent, maar ik
ben helaas te moe om een feest
bij te wonen. Als jullie mij wer
kelijk een plezier willen doen,
laten we dan nog wat praten,
zodat ik om 12 uur mijn laatste
taak zal kunnen volbrengen en
niet eerder in slaap val".
„Maar natuurlijk, dat zullen
we graag doen", spraken ze
door elkaar.
Allerlei herinneringen werden
opgehaald en aan het einde keek
1965 zijn vrienden moe, maar
tevreden één voor één lange tijd
aan, en toen opeens sloeg de
klok.
Bim, bam, bim, bam, bim.
bam!
12 uur!!
Haastig richtte het Oude
Jaar zich moeizaam op voor de
laatste maal in z'n bestaan en
wekte zijn opvolger, die blakend
van gezondheid en met frisse
moed de zware taak overnam.
„Hoera!" schreeuwden ze al
len verheugd „Hij heeft het juist
op tijd gehaald!"
Het Nieuwe Jaar, 1966 was
zijn naam, keek nieuwsgierig
om zich heen en luisterde vol
aandacht naar het klokkenge
beier overal om zich heen.
De sterren en de maan ston
den weer op hun oude plekjes
hoog boven in de lucht en het
Nieuwe Jaar begon onwennig
aan zijn taak om van de 365 da
gen, die hem te wachten ston
den, gelukkige en blije dagen te
maken
TIEKE SLIJK
Ut=2
GEMAKKELIJKER gezegd dan gedaan, denkt
1 Robbie. Hij bukt zich en houdt zijn handen voor
zijn oren als het voorwerp weer in zijn rich
ting komt en met een harde bonk tegen het plafond
slaat. Het stuit terug en wervelt verder. Versla
gen ziet Robbie dat het in de buurt van een groep
elfjes terechtkomt, die aan het werk zijn bij een
paar grote flessen. Dodeiijk geschrokken kijken de
elfjes naar het gekke ding. „Help ons!" roept een
van hen tot Robbie. „Zorg dat je het te pakken
krijgt! Vlug, voordat het deze flessen breekt!"
ROBBIE rent achter het dansende, draaiende
voorwerp aan, totdat hij er helemaal duizelig
van wordt. „Schiet op!" spoort het elfje hem
aan, en het bedekt zijn gezicht met zijn handen als
het voorwerp op 't vat bloemensap afstormt. Robbie
probeert het. met uiterste inspanning tegen te hou
den, dat lukt hem niet. Ineens ziet hij het deksel
van het vat liggen en hij haast zich erheen. Het
volgende moment plonst het ding in het vat, waar
bij het sap in alle richtingen spat. „Nu heb ik een
kans", hijgt Robbie ademloos en hij rent, met het
deksel in zijn hand, op het vat af.
MET een smak laat Robbie het deksel op het
vat neerkomen, maar tot zijn stomme ver
bazing, ziet hij dat het voorwerp alweer vrolijk
verder zweeft. „Je krijgt het nooit te pakken",
zucht een van de elfjes. „Het glipt als een vis door
je handen!" „Vis", herhaalt Robbie. „Dat brengt
me op een idee. Ik zou een net moeten hebben".
De elfjes rennen naar hun magazijn en tot Robbies
vreugde vinden ze daar een groot net. „Het zal
niet gemakkelijk zijn", waarschuwt Robbie hen, ter
wijl zij hem helpen het net uit te spreiden. „Maar
misschien lukt het. Willen jullie me helpen?"
ROBBIE houdt het net in het midden vast en
vraagt de elfjes de uiteinden zo stevig mo
gelijk te omklammen. „Dit wordt de vreemste
vis die ik ooit gevangen heb", zegt hij, terwijl ze
langzaam naar voren lopen. Plotseling komt hef
ding met veel lawaai in hun richting suizen. Blik
semsnel werpt Robbie het net erover heen. „We
hebben het," juicht hij. Hij is nog niet uit
gesproken of het net scheurt. Door de schok tui
melt hij met de elfjes achterover en hevig te
leurgesteld zien ze hoe het ding .verder zweeft.
UIZELIG krabbelt Robbie overeind en helpt
de elfjes weer op de been. „O hemel, dat ding is
veel sterker dan ik dacht," zegt hij en weer
gaat hij op jacht. Het bonkende geluid wijst hem
de weg en ineens ziet hij het ding rond een scher
pe hoek draaien. Hij volgt het, totdat hij onder
aan een trap komt. „Ik hoop van harte, dat het appa
raat weer in de buitenlucht komt zodat de elfjes
er geen last meer van hebben. Ze hebben er al
genoeg narigheid van gehad".
HET was een mistige, stormach
tige nacht. De regen viel met
bakken uit de zwarte lucht; al
les was grauw en grijsDoor het
noodweer ijlde een sneltrein met dui
zelingwekkende vaart. Het was een
oude stoomlokomotief, die trein 449
over de grote Pennsylvanië-iijn in
Amerika voorttrok. De machinist
voerde de snelheid steeds hoger op.
Hij moest wel. want de trein had op
onthoud gehad en nu wilde hij pro
beren de verloren tijd in te halen.
Maar gerust voelde de machinist
zich niet bij deze enorme snelheid
Wat zou er gebeuren, als de stort
regens de rails hadden losgewoeld?
Wat zou er gebeuren De ma
chinist veegde het klamme zweet van
zijn voorhoofd. Strak staarde hij
naar buiten in de stikdonkere nacht.
Hij moest doorrijden, zo hard moge
lijk
De trein suisde voort, langs klei
ne stations, over wissels, over brug
gen. Nog steeds huilde de wind. Het
was in de duisternis alleen de sterke
lamp van de lokomotief, die een fel
le Uch.bundel op de rails wierp.
Maar wat was dat?
In de lichtbundel verhief zich plot
seling een grote, zwarte gestalte. Een
fladderend gewaad scheen vóór de
lokomotief uit te zweven. Spookach-
g! armen zwaaiden in de lucht en
enen de lokomotief tegen te wil-
houden.
De machinist staarde met wijd
opengesperde angstogen naar de ver
schrikkelijke verschijning. Was het
werkelijkheid of bedrogen zijn ver
moeide ogen hem? Een benauwende
beklemming maakte zich van hem
meester. Maar hij zei nog niets. Toen
merkte hij eensklaps, dat ook de sto
ker de griezelige gedaante had ge
zien. De man greep de machinist bij
zijn arm.
„David!" gilde hij, „laat de trein
stoppen! Vlug, nog maar een paar
honderd meter en we zijn aan de
brug over de rivier! Laten we eerst
kijken, of alles wel in orde is!"
De machinist besloot te stoppen.
Een afschuwelijk gevoel van nade
rend onheil maakte zich van hem
meester. Hij greep naar de rem
men Knarsend, piepend en kreu
nend remde de zware machine. Nog
enkele honderden meters, toen stond
de lokomotief stil Haastig kwam de
hoofdconducteur naar voren gerend.
„Wat is er aan de hand? Waarom
stoppen jullie?"
De machinist durfde bijna niet te
zeggen, waarom hij de trein had la
ten stilstaan, maar tenslotte vertel
de hij toch van de zwarte gedaante
vóór de trein, die hem had gewaar
schuwd.
„Onzin", snauwde de hoofdconduc
teur kortaf. En om de machinist te
bewijzen, dat hij zich had laten mis
leiden door zijn angst, liep hij de en
kele tientallen meters, die de trein
nog scheidden van de rivier. Plots
verbleekte de man, hij greep naar
zijn hoofd en wankelde terug.
„De brug, de brugstamelde
hij. „De brug over de rivier is ver
dwenen!"
Al het treinpersoneel rende naar
voren: de hoofdconducteur had ge
lijk. In de diepte beneden bruiste een
woedende rivier. De brug was kapot
geslagen door het noodweer Diep
in gedachten liepen de mannen terug
naar de trein; zij waren voor een
vreselijk ongeluk behoed.
Plotseling, in het nog altijd bran
dende licht van de lokomotieflamp
verhief zich wéér de zwarte gedaan
te! Wéér gingen de spookachtige ar
men waarschuwend de hoogte in. Nog
even een sidderende beweging en
toen was de gestalte verdwenen.
Treinpersoneel en reizigers, die in
middels ook waren uitgestapt, keken
star van ontzetting toe. Het was een
van de reizigers, een veertienjarige
jongen, die het raadsel oploste.
„Hier is het spook!" riep hij triom
fantelijk en hij hield een fladderen
de nachtvlinder tussen zijn vingers
omhoog. Aangetrokken door het felle
licht was het insekt tegen de lamp
opgevlogen. Af en toe maakte het be
wegingen met zijn vleugels. Hierdoor
was zijn sterk vergrote schaduw in
de lichtbundel verschenen, waardoor
de machinist ertoe was gebracht, nog
juist op tijd de trein te laten stop
pen*
PETER KERN
In Sidderadeel, daar woont een man
die, daar kun je gerust op an,
Mef 't grootste gemak vijfhonderd
pond
Kan tillen met één hand. hup van
de grond!
Zonder veel moeite en zonder pijn,
kan hij met zijn vinger een (rein.
kilometers duwen over de baan.
en dan blijft hij heus niet staan,
om te hijgen of te steunen,
of te klagen of te kreunen.
Hij is in staat om met één hand
een flinke, dikke olifant,
wanneer hij dat zou willen,
zo maar omhoog te tillen.
Moest er een huis gesloopt, ver
dwijnen.
En zou de man daarbij verschijnen,
Dan was in een minuut of tien
van 't hele huis niets meer te zien.
Wil men opnieuw na zoveel keren
weer eens raketten gaan lanceren?
Dan had men heel geen basis nodig,
die was dan werk'lijk overbodig.
Zonder moeite, zonder zucht
zou hij ze gooien in de lucht!
Zijn kracht is ongelooflijk, heus.
hij zou een hele grote reus,
als die dan al zou bestaan,
gemakkelijk kunnen verslaan.
Die man zou in de kortste keren
geweldig veel kunnen presteren.
Maar hij zit altijd zonder doel
te suffen in een grote stoel.
Je moet namelijk weten,
dat behalve heel veel eten
en dat doet hij meer dan goed
de man verder helemaal niets doet.
Hij is altijd in een kwade bui
en bovendien ontzaglijk LTJI!
AAD VAN VLAARDINGEN
De oplossing van de kinderpuzzel
van 11 aecember luidt:
Horizontaal: 1. leidekker, 5. schar,
6. pop, 7. schotel, 10. uur, 11. prei, 12.
toorts.
Verticaal: 1. lus. 2. eerst, 3. kop, 4.
rapport, 8. cello, 9. luier, 11. pot.
De winnaars zijn: Wim Post, Jan
Sonjéstraat 5a, Rotterdam-3; Hans
Meijer, Mgr. Noordmanlaan 42, De
Kwakel (12 jaar); Lisette van der
Manden (10 jaar), Kometenstraat 121,
Hilversum; Inge v. d. Kroon (9 jaar),
Arondesstraat 19, Amsterdam-Sloter-
meer; Tineke de Reus (11 jaar), Mun-
nikenweide 66, Beverwijk.
De oplossingen van de kinderpuzzel
moeten vóór 9 januari a.s. in ons be
zit zijn. Ze kunnen gestuurd worden
naar de puzzelredactie „Plus", Schie-
daimse Vest 111, Rotterdam, of naar
het bureau van de krant. Vergeet niet
je leeftijd erbij te zetten.
Krantenmagnaat Rush Ham-
rick uit Shelby in N. Carolina
was wel heel erg benauwd toen
hij van de dokter hoorde dat hij aan
een maagzweer geopereerd zou moe
ten worden. Toen de medische staf
als teken van begin het witte laken
van het „slachtoffer" afhaalde stond
er met grote rode inktletters op diens
buik geschreven: „Opent u mijn maag
met grote voorzichtgheid?"
i1
3D»