15 werd een subsidie van 600 gulden door het college van burgemeesteren te Haarlem toegezegd, onder voorwaarde dat de collectes bij Haarlemse instellingen en partikulieren voor dit doel gestaakt zouden worden. Ook eisten zij inzage in de reeds ingezamelde gelden. Zo bleek er op 2 maart 1635, dat er al een bedrag van 7403 gulden, 18 stuivers en 14 penningen was binnengekomen, een groot bedrag voor die tijd. Het stadsbestuur van Den Haag schonk 50 gulden en ook uit Deventer kwam het zelfde bedrag voor "het opbouwen eener nieuwe kercke to Blomen- dael bij Haerlem, alwaer Joannes Lubberti voor predicant is angenomen". Andere steden schonken een glas-in-lood-raam met hun stadswapen, zo als Alkmaar, Edam, Hoorn, LeidenDordrechtBeverwijk en natuurlijk Haarlem, waartoe de glazenier Pieter Holsteyn de opdracht kreeg. De Staten van Holland verleenden "vrijdom van imposten van de grove waren van de materialen, die tot de kercke in desen sullen worden verbout". Burgemeester Loo en Van der Camer kregen van de Staten "als administrateurs en de directie" 400 gulden voor het bouwen van de nieuwe kerk en de predikantswoning, "sonder dat sy dienaengaende tge- meene landt meer sullen mogen molesteren ende dat sy tselve huys ten eeuwigen dagen in reparatie ende melioratie sullen moeten onderhouden ende daervan leveren acte van beloften". Over de bouwgeschiedenis is jammer genoeg nog weinig bekend. Alleen twee "eerste stenen" vermelden een datum, waarop het gebouw al aardig vorderde. De steen links van de preekstoel was voor de bouw van de consistoriekamer in 1916, nog buiten ingemetseld en is daarom het meest verweerd. Behalve het wapen van Noord-Holland vermeldt de steen: Van dit gebouw tot dienst En Godes eer bereyt Heeft Claes van Loo alhier Den eersten steen geleyt Den 17 Marty 1635. Op de andere steen, rechts van de preekstoel, staat het volgende ge- Bona res Quies (Bona res quies rusten is een Op den 17 Marti A° 1635 heeft goede zaak) Johan Van der Camer oudt XII jaren In dese Kerck tot Aelbers berg aen dese pilaar geleyt den eersten steen. Vermoedelijk heeft ook deze steen op een andere plaats gezeten, omdat de hoogte nog al onwaarschijnlijk aandoet voor een eerste-steelegging. In ieder geval zorgden de zoontjes van de beide stichters ieder voor een eigen eerste steen. Precies vier jaar na de eerste dienst in een oude schuur van Jacob Camp, kon door Johannes Lubberti op 25 maart 1636 het nieuwe kerkge bouw worden ingewijd, waarbij hij sprak naar aanleiding van Genesis 4, vers 26, het laatste deel: "Toen begon men de Naam des Here aan te roepen"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1977 | | pagina 15