"latere Arkadia-schrijversstelt Prinsen vast, "bekennen
openlijk, dat zij hun werk Arkadia1s noemen, omdat hun voor
gangers dat gedaan hadden".
En terwijl de sierlijke porceleinen herders en herderinnetjes
elegant blijven prijken op schoorsteenmantels en étagères, en
dames in hoepelrokken ondeugende en pikante voorvallen uit
het liefdesleven van deze wezens zingend in het Frans ten geho
re brengen, maakt in de literatuur gericht op een publiek,
dat minder vertrouwd is met die modetaal, de oorspronkelijke
pastorale fictie steeds meer plaats voor zaken van eigen
bodem; begrijpelijk, indien men, als Loosjes, schrijft "voor
lieden van onderscheiden stand, kunne en Ouderdom" in een
land van burgers, in wier diepste wezen weinig was van onvrede
voortkomend uit overbeschaving, en in wier literatuur Potgie
ters "kopieerlust des dagelijksen levens" zich altijd weer
gelden doet.
LOOSJES ARKADIA
Als de auteur in zijn "Hollands Arkadia" ons dan ook op
zijn vier wandelingen meeneemt, dan bevinden wij ons in een
oerdegelijk Hollands gezelschap, dat pan-fluit en koket herders
stafje verwisseld heeft voor verrekijker, handmicroscoop en
picnicmand, en dat bestaat uit "Willem en Dorothea, beiden nog
ongetrouwde lieden, zijnde de laatste de zuster van Karei, die