een opstijgende leeuwerik krijgt de fauna een beurt en worden mensen die vinkenoogjes uitbranden om de diertjes mooier te doen zingen eensgezind veroordeeld. En op gezichtsafstand van Zandvoort voelt de schrijver zich verplicht de tegenstelling tussen stad en dorp aan te roeren, een tegenstelling, die parallel blijkt te lopen met die tussen rijk en arm, maar die toch weer enigszins verzacht wordt door de gelijke mate van onbegrip, waarmee deze bevolkingsgroepen tegenover elkaar staan. Onder de indruk van dit alles doet het gezelschap enigermate aan liefdadigheid, gaat een kerk binnen, omdat daarin veel oudheden bewaard zijn, eet en drinkt wederom, als de tijd daartoe gekomen is. WAARDE VOOR ONZE TIJD Zo gaat het door, honderden bladzijden wandeling langs dingen van veel en weinig belang in Aerdenhout, Bloemendaal, Zandvoort, Heemstede, Beverwijk en wat Loosjes verder tot de omgeving van Haarlem rekent. Hoewel zijn ernst bepaald de onze niet meer is, evenmin als zijn luim, wekt het lezen geen spoor van verveling. Aan het einde deze dikke Arkadia nog eens doorbla derend, ontdekt men, dat onze omgeving zich a.h.w. verruimd heeft en dat de dingen zich geschaard hebben in een wijder tijdsperspectief. En langzaam -in een Arkadia gaat niets over haast!- gaat men beseffen, dat het verleden geschenken herbergt, die hun waarde vooral ontlenen aan de mate van begrip, waar mede men hen nu in ontvangst weet te nemen. Drs. A. van Mourik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1980 | | pagina 13