4
dekken. De laatste maand las hij uitsluitend diens sprookjes, ver
telde zijn dochter Agnes mij op de uitvaart: de leerling de leraar
tot veilige gids...
Een oud-leerling ook maakte het ex-libris voor zijn boeken: een
ridder te paard in gevecht, de drie eerste letters van zijn namen
de eigenlijke betekenis gevend: Altijd In Strijd! Zelfs tegen mo
lens want de ridder blijkt Don Quichotte... Cervantes was zijn
favoriete auteur, ook deze gaf de molen zijn eigen projectie!
Arnold Jan Schneiders, een vat vol tegenstrijdigheid. Wie niet
door de wieken heen kon zien, verwachtte van hem geen defensor
fidei, verdediger van het geloof. Maar met de kwestie Schille-
beeckx zendt hij de krant een ingezonden brief"Het voornaamste
en waar het om gaat is, dat de Kerk niet bezorgd genoeg kan zijn
voor de zuiverheid van haar leer". Duidelijk een strijder Gods in
de gemeenschap van de heiligen. Waarvan Schneiders meer wist dan
de doorsnee "beminde gelovige". Waartoe hij wel wenste te behoren
maar op zijn eigen wijze. De homelie van zijn pastoor (H.van Duin)
kon hem en dit niet beter schetsen: "Wie in Overveen kende die
figuur niet, die met forse passen langs de straat ging, met zijn
wandelstok, zijn onberispelijke grijze jas en, niet te vergeten,
de erbij passende Franse muts! Zo kwam hij op de vroege Zondagmor
gen onze parochiekerk binnen, stipt één minuut te laat, nooit meer,
nooit minder." Dat hij er juist bijhoorde - zoals het behoort -
getuigt een zinsnede uit het eerder genoemde "enige" briefschrijven
dat ik van hem bezit en wel naar aanleiding van een nieuwjaarswens
die mijn jongere broer uit de Trappistenabdij te Zundert (bekend
door BOMANS IN TRIPLO) hem via mij deed toekomen. Schneiders res
pons: "Dank voor wat je broer en wat jij mij namens hem toe
wenst. Dat hij aan mij denkt - zelfs geobsedeerd denkt - is me a
priori zekerheid gevend van de gemeenschap-der heiligenbandspe
ciaal van die tussen de leden der strijdende Kerk, en, a posteriori,
me een wenk, mezelf in mijn verhouding tot God in de gaten te hou
den. (Ik was de laatste tijd nogal zelfvoldaan: meende me in het
bezit, nü al, van een "postume" blik. Ik ga oppassen!")
De monnik, zon kwart eeuw binnen de kloostermuren, had tot mij dit
simpele,doch gezien de tijdsduur opmerkelijke verzoek gericht,
Kerstmis 1958: "Ik denk de laatste tijd zo dikwijls aan mijnheer
Schneiders en Wijdeveld. Kun je hen, als je ze ontmoet, van mij
niet eens een Zalig Nieuwjaar wensen? Het zijn mensen die altijd
veel indruk op mij maakten. Op Nieuwjaar zal ik hen in mijn gebe
den extra gedenken". De oud-leerling zal Schneiders nu zeker niet
vergeten. Wijdeveld, de leraar klassieke talen, ook een oud-Bloe
mendaler, woont thans in Nijmegen. Hij beëindigde onlangs zijn
vertaling van Augustinus' DE CIVITATE DEI, over De Stad Gods. Een
titanenarbeid.
Familie en vrienden - zelfs een oud-leerling van de lagere school
te Amersfoort waar de leraar als onderwijzer begonnen was - hebben
Arnold Jan Schneiders in Obdam ten grave gedragen. Op het kerkhof
van Sint Victor, patroon van de parochie, van Marseille én van de
molenaars, zoals MIJN MOLEN ons instrueert. Terug naar het dorp
waar hij aan de hand van zijn vader in één van de twee molens ter
plaatse een Vincentius-bezoek (mee)maakte. Het mo1 enaarsgezin had
het blijkbaar niet breed, anders ontving je de mannen van Vincen-
25