lijk uit.
De Haarlemse tekenaar P.J. Lutgers schrijft hierover in 1844:
"ten Hove met grote kosten en weeldrigheid Woestduin heeft aange-
"legd. De gedurige oneffenheden van den bodem en de romantische
"wildheid van dit oord, doen hem (Lutgers) denken aan een Gelders
"lustverblijf.
In zijn platen vindt U een tekening van Woestduin in "Gezichten
in de omstreken van Haarlem (1837-1844)".
Aan de zuidzijde van de Woestduinweg plaatste ten Hove twee
grensstenen, gemerkt: D.T.H. (David ten Hove)
Na zijn overlijden verkochten zijn erven op 5 November 1787
Woestduin voor f.35.000 aan Jean Louis van den Burch. Aan de veel
hogere verkoopsprijs kunnen we afleiden, dat door de verfraaiingen
het landgoed veel meer waard is geworden.
Van den Burch en zijn vrouw Johanna Cornelia Maria Roëll heb
ben vele jaren öp Woestduin gewoond. Op 25 Mei 1821 overleed hier
hun ongetrouwde zoon Jan Willem Frederik op 36 jarige leeftijd.
De erven van van den Burch hebben niet zelf op het landgoed
gewoond, doch zij hebben het landhuis verhuurd. Een befaamde huur
der was de schrijver Jacob van Lennep, zoon van Prof. Dr David
Jacob van Lennep, eigenaar van Huize Manpad. Jacob van Lennep ken
de door zijn verblijf op Manpad de omgeving en in 1832 huurde hij
voor de zomermaanden het landhuis Woestduin.
Jacob van Lennep was gehuwd met Jkrv. Henriëtte Sophia Wilhel-
mina Roëll, familie van Vrouwe van den Burch-Roëll. Hij trouwde in
1824 en hun huwelijk werd gezegend met vijf kinderen. Van Mei tot
October verbleef hij op Woestduin en de wintermaanden woonden zij
aan de Keizersgracht. In 1841 kon Jacob door diverse oorzaken niet
meer het grote witte landhuis huren en betrok het kleine huis aan
het hek. Tot groot leed van de familie konden zij zelfs ook dat
niet meer betalen en na 1845 hadden zij alleen nog hun huis op de
Keizersgracht 508.
Jacob van Lennep was Rijksadvocaat, doch daarnaast schrijver
van vele historische werken, zoals "Onze voorouders" en "De Roos
van Dekama" e.a.
Hij was, in tegenstelling tot zijn grootvader en vader geen ja
ger en de vinkerij trok hem in het geheel niet. Hij hield erg van
gezelligheid en ontving vele gasten. Tot deze gasten behoorde Ger-
rit van de Linde Jansz. (1808-1858) door zijn gedichten bekend als
de "Schoolmeester". Gerrit nam vaak zijn eigen poppenkast mee naar
Woestduin en gaf dan voor de hele familie van Lennep zijn voor
ste 1 1 ingen
Sedert 1851 nam Jacob van Lennep in het door hemzelf geredi
geerde almanak "Holland" jaarlijks ook bijdragen op van G. van der
Linde, die deze dan ondertekende met "Een Schoolmeester", hetgeen
later "De Schoolmeester" werd.
Na de dood van van der Linde in 1858 gaf Jacob van Lennep uit
diens nagelaten papieren in 1859 uit: "De Gedichten van de School
meester". Als vignet op de band gebruikte hij het getekende hek
van Woestduin
Tot de gasten behoorde o.a. ook de begaafde Heemsteedse predi
kant Nicolaas Beets (1814-1903). Niet alleen een geziene gast op
Woestduin, doch ook op Manpad en op Leyduin. Een andere regelmatige
gast was de Vogelenzangse R.K. Pastoor Adriaan Coppens, die soms
9