nu hotel Roozendaal is gevestigd.
De klok werd o.m. geluid om bij brand de omwonenden te waarschuwen
en bij begrafenissen op het bij het klokhuis gelegen kerkhof (nu
parkeerplaats van hotel Roozendaal) de doden uit te luiden.
Naast het klokhuis stond de dorpsschool en de woning van de
schoolmeester. Een manusje van alles,zo lezen wij in het Register
van resolutiën van Schout en Schepenen (no. 2 - 1779 - 1792 Gem.
Archief Bloemendaal), waaruit wij alleen de punten die betrekking
op de klok hebben vermelden:
"2 Febr. 1786 Concept Reglement geprojecteerd bij Schout en Schee
penen van Tetterode, Aelbertsberg ende Vogelezang, waarna de
Schoolmeester Doodgraver en Klokkeluider te Tetterode zig zal heb
ben te gedragen.
5. Het zal de Meester niet gepermetteerd zijn eenige Kinderen te
gebruiken tot het luiden van de Klok of te verrigting van eenig
ander werk.
Voor het luiden van de Klok van ijder Poos dat geluid word
zal voor het Ambagt betaald worden 12 Stuivers en voor den
Schoolmeester 6 Stuivers maar een lijke van buiten komende, daar
van zal den Schoolmeester genieten 12 Stuivers.
20. Laatstelijk zal derzelve gehouden zijn de klok op het Klokhuis
te Tetterode dagelijks op te winden en om zoo veel mogelijk met de
Zon gelijk te houden".
Na precies twee eeuwen moest in 1846 het karakteristieke klok
huis plaats maken voor het op die plek te bouwen eerste raadhuis
in de gemeente Bloemendaal.
Door gebrek aan ruimte werd in 1933 villa "De Nagtegaal" als tij
delijk raadhuis in gebruik genomen.
In 1937 werd het door architect J.D. Zocher ontworpen raadhuis in
Overveen afgebroken.
De klok die dienst had gedaan in het oude raadhuis werd door de
gemeente Bloemendaal veilig opgeborgen en overleefde de jaren
'40 - 45
Ingevolge een raadsbesluit van 16 October 1947 werd de klok in
bruikleen aan de Erebegraafplaats afgestaan.
Het is ieder jaar weer een indrukwekkend moment wanneer tijdens
de dodenherdenking op de 4e mei de stilte doorbroken wordt door
de oude luidklok uit het klokhuis van Overveen, die vroeger o.a.
waarschuwde voor gevaar en ons nu maant tot bezinning.
Eep van Ommeren.
14