Van Eeden had dit "monument der natuur" graag willen bewaren voor
het nageslacht. Niet alle negentiende eeuwers waren echter roman
tische natuurminnaars. Er was ook een sterke drang de zogenaamde
"waardeloze woeste gronden" "nuttig" te gebruiken en dus liet men
niet na - toen dat door middels van ontwatering mogelijk was -
het eertijds ontoegankelijke, en met reusachtige eike en elzen
begroeide woud te vellen en de bodem te ontginnen tot wat wij nu
"marginale landbouwgronden" noemen.
F.W. van Eeden had echter niet alleen oog voor het grootse natuur
monument, maar ook voor het zogenaamde "Onkruid", waarnaar hij
zijn bundel Botanische wandelingen noemde.
Onder "Onkruid" verstaat hij de planten in de vrije natuur, in
onafscheidelijk verband met het landschap - van Eeden was dus al
een ecoloog, nog vóór dit woord uitgevonden was!
Toen omstreeks 1900 het ene natuurgebied na het andere ten offer
viel aan menselijk ingrijpen, vonden een aantal Nederlanders dat
er te veel verloren ging. Zeker waren zij niet tegen elke ontgin
ning of stadsuitbreiding, maar zij meenden dat er toch enige monu
menten der natuur voor het nageslacht bewaard moesten blijven.
Aanleiding tot de oprichting - nu precies 80 jaar geleden - van de
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland was het
besluit van de gemeente Amsterdam het Naardermeer tot vuilstort
plaats te bestemmen. Eén van degenen die onmiddellijk er met veel
gevoel voor "public relations" aan de bel trok was de onderwijzer
en amateur veldbioloog Jac. P. Thijsse (1865-1945).
17