WIENS OOG MAG IK EVEN LENEN?
door: Feyna van Voorst Vader.
De paden op, de lanen in, in de hand een kleurige VVV folder en
een wandelkaart van Bloemendaal en omgeving; aldus gewapend met
wat zakelijke informatie kan de wandelaar zijn indrukken van het
binnenduinlandschap op gaan doen. Hij ziet de duinen, de hakhout
bosjes, de weidelandschappen omzoomd door bos, villawijken en bui
tenplaatsen
Hij komt langs het Brouwerskolkje en eet een pannekoek bij Kraan
tje Lek. Op de terugweg in de trein naar huis laat hij de dag de
revue passeren. Kaart en VVV folder wezen hem de weg, maar zelf
zal hij de feiten tot een impressie verwerken.
Met kunst is het anders. Kunst is niet zulke vrijblijvende infor
matie over, in dit geval, landschap. Een "landschap" van Ruysdael
is meer dan een zakelijk verslag van de velden, bomen en koeien die
hij zag. Het is zijn visie op de aard van het hollandse landschap,
de indruk die de kwaliteit van het licht en de dreiging van de wol
ken op hem maakten. Al had Ruysdael waarschijnlijk geen educatieve
bedoelingen met zijn schilderijen, toch kunnen zij die zijn schil
derijen kennen ineens de vergelijking trekken met een "Ruysdael",
wanneer zij het vuile licht tussen de laaghangende bewolking over
het vlakke land zien schijnen. Ruysdael's commentaar op het hol
landse landschap is een cliché geworden.
Ook de literatuur heeft in de loop der eeuwen natuur en landschap
in alle toonaarden bezongen, of het nu is met een 17e eeuws hof
dicht of met een romantisch gedicht uit de 18e of 19e eeuw.
In de late 18e eeuw, toen natuurbeleving in opkomst was, werd
het een soort mode om fragmenten poëzie, op borden geschilderd, op
markante plekken in de "natuur" te plaatsen. Op sommige buitens
wemelde het bij uitzichtspuntenin ruisende bossages en bij stil
le meertjes van de bijpassende passages om de wandelaar in de juis-
juiste stemming van bezinning of romantiek te brengen. In Bloemen
daal was bijvoorbeeld het hoofdpad van wat nu "Duinwandelpark en
Openluchttheater" heet, bezaaid met van die opschriften. Vandaar
heette en heet het ook nog wel het "Verzenpaadje".
Niet de dichtkunst op zichzelf stond hierbij centraal, maar selec
tief werden strofen geleend om als stemmingsmakers of illustratie
materiaal bij bepaalde landschappelijke taferelen te dienen.
Commentaar op wat en hoe men dient te kijken wordt soms echter
wel op subtieler wijze geleverd. Een voorbeeld daarvan is een
bank, gewijd aan een bepaalde persoon en gesitueerd op een plaats
die in verband met die persoon een speciale lading heeft. Die
bank is een monument, maar in tegenstelling tot bij voorbeeld een
ruiterstandbeeld eist hij niet alle aandacht voor zich op. Integen
deel, de passant wordt genood de bank de rug toe te keren, op hem
te gaan zitten en juist de omgeving in ogenschouw te nemen.
Zittend op de De Genestet-bank aan de Brederodelaan kan men
de blik over de duinrand met aan de voet daarvan het Meertje van
Caprera laten dwalen met 19e eeuwse ogen.
Of men kan zijn aandacht richten op kunstgras en lichtmasten van
de hockeyclub, de 19e eeuw latend voor wat hij is.
33