Zijn pastorie lag op het voorterrein van de tegenwoordige pastorie,
de kerk zelf lag er min of meer verscholen achter. Deze discrete
opstelling hield uiteraard verband met de toenmalige positie van
de katholieken in deze streken. De latere pastoor Schoonderbeek
schrijft er in "Bijdrage tot de geschiedenis van het Bisdom Haarlem
(II)" als volgt over: "eene kerk namelijk waarbinnen de dienst Gods
verricht mogt worden, doch slechts zóó, dat men van buiten niets
kerkelijks kon ontwaren. Hierom stond zij van den openbaren weg
verwijderd, achter het woonhuis, en was met roode pannen gedekt
zoodat de kerk het aanzien had van eene schuur en dé pastorie van
eene burgerwoning"
Kennelijk was dit schuurachtige kerkje zo onopvallend dat Nicolaas
Beets in 1837 in de Camera Obscura schreefHet dorp 0. is zo wei
nig uitgestrekt, dat het zelfs geen kerk heeft, maar welke vlek is
zo klein dat het zelfs geen begraafplaats behoeft? Hij verbeterde
zichzelf in "Na vijftig Jaar, noodige en overbodige ophelderingen
van de Camera Obscure" (1888) als volgt: "Wel te weten geen pro-
testantsche met een toren in wiens plaats men er destijds nog een
houten klokhuis met een uurwerk zag. maar hoe was het mogelijk dat
Hildebrand, dit schrijvende, het zedige roomsche kerkje kon ver
geten, dat er wèl was, en zijn goedhartigen pastoor, die een popu
lair karakter was, voor wiens pastorie een welonderhouden tuin lag,
met meer dan ééne aardigheid naar ouden stijl, en een levend aapje
op een stok, dat alle voorbijgangers en ook hem, Hildebrand, steeds
stil deed staan!"
In de periode van 1697 tot 1854 kende de parochie achtereenvolgens
acht pastoors. De laatste van deze acht, pastoor Keil, heeft op
11 October 1853 als eerste met de toenmalige bisschop van Haarlem,
mgr. F. van Vree, gesproken over het bouwen van een nieuwe kerk.
Er was inmiddels wel veel veranderd, zowel sociaa1-economisch als
politiek. De eens zo belangrijke blekerijen hadden hun betekenis
voor Overveen grotendeels verloren, doch daar stond tegenover dat
de bloembollenteelt sterk in opkomst was, met Overveen als centrum.
Van grote betekenis voor de katholieken van ons land was het feit,
dat de kerkelijke hiërarchie werd hersteld, waarmee Nederland op
hield een missieland te zijn. Er kwamen vijf bisdommen, t.w. Utrecht
Haarlem, Den Bosch, Breda en Roermond. De eerste bisschop van Haar
lem, we noemden hem al, was mgr. Franciscus van Vree.
De huidige_parochiekerk van Overveen.
Als opvolger van pastoor Keil, die per 1 september 1854 naar Naald
wijk was overgeplaatst, benoemde mgr. Van Vree zijn studievriend
Gijsbertus Schoonderbeek tot negende pastoor van Overveen en gaf
hij hem de opdracht daar een nieuwe kerk te bouwen. Bovendien werd
per 30 October van hetzelfde jaar de statie Overveen in de kerk
rechtelijke zin van het woord tot parochie Overveen verheven.
De nieuwe pastoor blijkt van aanpakken te weten: op 9 november al
wordt in een bijzondere vergadering van het kerkbestuur het besluit
genomen tot de bouw van een nieuwe kerk. Als architect wordt Theo
Molkenboer gekozen. Een voor de hand liggende keuze want Molkenboer
was in die dagen een veel gevraagd ontwerper van kerken. Reeds een
11