DE GROND ALS GIDS Achter in de tuin groeien elzen, wilgen en gemengd scala aan wilde planten, 's Winters staat de grond blank, 's zomers wemelt het van de kikkers, insecten en een enkele salamander. De buren raden ons aan het geheel op te hogen zodat er iets valt te verbouwen. Dat zwarte veen is toch niets gedaan... Hogerop bestaat de grond uit fijn zwart zand. Goede 'grond zo verzekert men ons. Het gewas staat dan ook fris te velde. Na een regenbui blijven er geen plassen staan op de poreuze grond. Zelfs in zo'n stukje tuin blijkt, hoe sterk de samenhang is tussen het boven- en ondergronse. De bodemkaart van een terrein dat je boven de grond kent, open baart dan ook ineens logische verbanden tussen grondgebruik en grondsoort of tussen voorkomende planten en grondsoort. Plotseling valt het op dat die ene akker, temidden van drassige weiden, akker is, dankzij de iets hogere ligging en de afwijkende klassificatie "oud akkerland" of "eerdgrond". Onder dat bosperceel blijken grind- lagen de ontginning voor "rendabeler" gebruik onaantrekkelijk te maken. Het verhaal gaat, dat het Halve Maantje, de Vijver van Duin en Daal, het meertje van Caprera en de gracht van de ruïne van Brederode alle deel uitmaakten van een oude arm van de Rijn (F.W. van Eeden in "Onkruiden, 1886) Onderzoek uit die tijd leverde het bewijs voor deze stelling. Langs de hele binnenduinrand van Kennemerland werden nl. kleilagen gevonden die in de stroomrichting van die rivierbedding lagen. (Helaas is de bodemkaart van Haarlem e.o. in de serie 1 50.000 van de Stiboka nog niet uitgekomenzo dat ik niet heb kunnen nagaan of modern onderzoek tot dezelfde con clusies komt.Dit wat betreft de relatie tussen bodem en land schapselementen. Het volgende illustreert mooi het verband tussen flora en grondsoort. Het plaatselijk massaal voorkomen van de overi gens zeldzame Daslook en Wilde Hyacint langs de binnenduinrand (bv. tegenover Elswout, richting Pijlslaan), is b.v. te danken aan een combinatie van ontkalkte zandgrond op de overgang naar veen, op een plek waar voldoende water uit de duinen naartoe sijpelt. In de dro gere, kalkrijkere duinen verderop zoekt men deze soorten dan ook tevergeef s Zo komen we op de vraag hoe die verschillen in bodemsamenstelling ontstaan zijn. In Nederland bestaat de bodem voornamelijk, uit deel tjes die van elders zijn aangewaaid, -gespoeld of -gestuwd. Veen ontstond wel ter plaatse door opéénhoping van afgestorven planten delen. Klimaat, waterhuishouding, flora en fauna - en niet te ver geten de mens- zijn de homogene grondpakketten gaan beïnvloeden, zodat er een gelaagdheid oftewel horizonten ontstonden. Overstro mingen deponeerden nieuwe laagjes; zon, wind en water veroorzaakten erosie; regen spoelde heel fijne zanddeeltjes naar een lagere hori zont, waar een ondoorlaatbare laag ontstond. Ook kalkdeeltjes kon den uitspoelen en een uitgeloogde grond bleef achter. Planten namen kalk uit de bodem op en wanneer zij tot humus ver gingen, ontkalkte oftewel verzuurde de bodem heel langzaamaan. Een andere plantencombinatie kreeg toen een kans en op zijn beurt werd die toen gids voor de grondsamenstelling. Gravende en grazende konijnen kunnen de plantengroei juist weer verstoren. Wind en zon krijgen dan vat op de kale grond en het ontkalkingsproces komt tijdelijk stil te liggen totdat pionierplan- ten weer voet aan de grond krijgen. In de duinen zijn het vooral deze gradaties in kalkgehalte die de plantengemeenschappen bepalen. 18

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1986 | | pagina 19