DE STATIGE PARKEN DER ZOCHERS.
DE EERBIEDWAARDIGE NALATENSCHAP VAN EEN
UITGESTORVEN GESLACHT.
Overgenomen uit het Zaterdags Bijvoegsel van het N.R.C. Handelsblad
van 7 juli 1984
In minder bedeelde tijden was het recreatiebosdestijds volkspark
genoemd, het middelpunt van vrijetijdsbesteding. Op hoogtijdagen
waren er harddraverijen, arlequinades, vuurwerk en, waar mogelijk,
tobbedansen
Het aanleggen der wandelpaden, het graven van meertjes en het rang
schikken van beuken, eiken, kastanjes en platanen was een kunst op
zich, voorbehouden aan weinigen.
Het geslacht Zocher leverde vele succesvolle tuinarchitecten en
landschapskunstenaars op. Over het primaat van het "opgaande hout",
het verzet tegen de "perrekiesmode" en de aanleg van wandeldreven
en lusthoven. De zacht ruisende historie van de parktuinkunst.
De tuinarchitect Leonard Springer (1855-1940) bepeinsde eens: "Het
is altijd te bejammeren dat werken op 't gebied van Park- en tuin
kunst zoo weinig blijvende zijn. De oorzaak zit voornamelijk daar
in, dat het geen doode stof is, waarmede de tuinkunstenaar moet wer
ken, maar levende wezens, die vergankelijk zijn, vergankelijker al
thans dan de scheppingen der bouwkunst."
Geen ontwerpers van parken, plantsoenen, buitenplaatsen en kerk
hoven werden zo door dit lot getroffen als de Zochers, drie gene
raties tuinarchitecten uit Haarlem met meer dan tweehonderd werken
op hun naam, van Vondelpark tot de tuin bij Paleis Soestdijk. Zij
zouden hun eigen creaties niet meer herkennen, zo hoog zijn nu de
oudste bomen. Volgende generaties plantten nieuw gewas en rooiden
wat hun in de weg stond. Geen schilder die met een airbrush De
Nachtwacht te lijf gaat, of hij wordt voor krankzinnig gehouden.
Geen beeldhouwer die De Denker bijbeitelt. Geen componist die noot
jes schrijft of schrapt in De Toverfluit. Alleen in de tuinkunst is
het gewoon - en onvermijdelijk - dat de ene kunstenaar het werk van
de ander over doet, totdat tenslotte het originele kunstwerk volle
dig onherkenbaar is.
Zo zijn de Zochers hun carrière ook begonnen.
Jan David Zocher de Oudere (1763-1817) was de zoon van een Kunst-
und Lustgartner aan Duitse vorstenhoven. Circa 1780 zou hij zich te
Haarlem hebben gevestigd om in de leer te gaan bij J.G. Michaël, ook
een Duitser en een van de eerste beoefenaren in ons land vande
landschapsstijl. Deze stijl was de Engelse reaktie op de streng
geometrische Franse tuinen van Le Notre c.s. (Versailles) en werd
vooral ontwikkeld door Lancelot Brown, alias Capability Brown.
Binnen de beperkingen van de oppervlakte van een park probeerde deze
de wilde natuur na te bootsen door weloverwogen beplanting. In de
tijd van Brown viel het met die beperkingen overigens nogal mee. Zo
ontwierp hij in landschapsstijl onder meer het 690 hectare metende
park bij Blenheim Palace, het latere geboortehuis van Sir Winston
Churchill. Een reusachtig door mensen gegraven meer lag daarin cen
traal. Brown was een systematisch werker: alvorens te planten ging
hij bodemgesteldheid, ligging en gegevenheden in de natuur na om te
zien in hoeverre ze "capable to be improved" waren. Meanderend wa
ter en slingerende paden Waren kenmerkend voor zijn stijl, evenals
de telkens wisselende uitzichten.
Zocher's leermeester Michaël begon rond 1770 aarzelend dit voor
beeld na te volgen, onder meer in de tuin van de bankier Henry Hope
18