Minder theatraal klinkt de polemiek die Geertruida Carelsen in 1902
probeerde aan te stichten door publicatie van de brochure "Eerbied
voor het levend materiaal in de tuinkunst".
Daarin bekreunt ze zich dat rond de eeuwwende de Zocherstijl "wel
niet gedood, maar toch zwaar gewond werd" door de bloemencultuur,
of zoals zij het noemt "de perrekiesmode"
Haar grootvader had weinig op met bloemen. "Opgaand hout was voor
hem nummer één.Waar hij oude boomen vond, spaarde en beschermde
hij die... Waar hij er geene vond, plantte hij nieuwe aan... Daar
aan sloot zich de zorg voor laag hout; voor boschjes van grovere en
fijnere heesters.. Wat de kleine bloeiende planten betreft, die
speelden onder zijn beheer niet een veel gewichtiger rol dan de
veldbloemen in een gewoon landschap."
Een van de motto's van Jan David Zocher de Jongere luidde dan ook
"Om het groene dat vreugde schept" en als hij op zijn tekeningen
bloemen aangaf was het kleurig gespikkeld, zonder soorten voor te
schrijven
Lusthoven
Wellicht is de door zijn kleindochter beschreven liefde van grootpa
voor het geboomte overdreven. Nadat Zocher het buiten Manpad bij
Heemstede reorganiseerde schreef opdrachtgever David Jacob van Len-
nep een gedichtje, waarin hij de tuinkunstenaar laat zingen:
Ik vel gerust en zonder schroom
Van 't dichte woud fluks elke boom
Wat schaduw biedt
Behaagt mij niet
Zoo krijgt men ligt
En een ruim gezigt.
Vast staat wel dat de Haarlemmer met zijn groen veel vreugde schiep
Dat blijkt onder meer wanneer je de mémoires opslaat van leden van
de elite, vooral het hoofdstuk Jeugdjaren. Wildhoef, Hartelust,
Sparrenheuvel, B1oemenheuve1De Beek, Watervliet, Bosch en Hoven
wekken bij hen smartelijk zalige herinneringen. Jhr. F.J.E. Van
Lennep speelde en picknickte op De Hartekamp, "een idyllische plek
waarvan mij al de bekoring is bijgebleven" wanneer hij het Bloemen-
daal van zijn jeugd voor de geest haalt.
Tot 1830 beperkte het werk van de Zochers zich vrijwel tot de
aanleg of reconstructie van particuliere lusthoven, slechts toegan
kelijk voor invitée's van de beste famieljes.
Het eerste wat Jan David de Jongere aan openbaar groen creëerde wa
ren plantsoenen in steden als Haarlem, Utrecht, Amersfoort en Alk
maar. Op de open plekken die ontstonden na de sloop van stadspoor
ten en muren legde Zocher wandeldreven aan, dankbaar gebruik ma
kend van de buigingen in stadsgrachten en singels. Nog later volg
den opdrachten voor volksparken.
Deze uitbreiding van werkzaamheden was het gevolg van een Duitse
tuinarchitectenschool onder leiding van Chr. C. L. Hirschfeld die
ijverde voor betere leefomstandigheden voor arbeiders. In zijn
Theorie der Gartenkunst schreef Hirschfeld al in 1785: "Er is geen
park waar het volk zich in momenten van vreugde en verdrukking kan
20