verzamelen en verspreiden; waar het een vrije en gezonde lucht kan
ademen en waar het weer kan genieten van de schoonheid van het land
schap
Aan zijn oproep iets te ondernemen voor de bevolking van "dichtbe
volkte steden waar luchten en dampen tussen de dicht opeengepakte
huizen oorzaken zijn van een zwakke gezondheid en dodelijke ziekten"
werd het eerst in München en later in Londen gehoor gegeven.
In Amsterdam was het pas in 1864 dat enige aanzienlijke burgers zich
geroepen voelden in de geest van Hirschfeld het Vondelpark te stich
ten. Daarvoor lieten zij het oog vallen op een ziekteverwekkend moe
ras dat door Jan David de Jongere en diens zoon Louis Paul in een
lusthof werd veranderd.
De geschiedenis van dit park is al vaker beschreven, .overigens
zonder dat de Zochers als uitmuntende kunstenaars geëerd werden.
De enige regelrechte recensie stond bijna honderdtwintig jaar gele
den in het Algemeen Handelsblad ter gelegenheid van het gereed ko
men van de eerste fase: "Wij hebben slechts lof voor de uitstekende
wijze waarop de heer Zocher bewezen heeft in staat te zijn aan het
vertrouwen te beantwoorden...Op de geschiktste wijze is van alles
partij getrokken: fraaie wegen voor rijtuigen en ruiters, breede
voetpaden voor de wandelaars kronkelen zich door het Park.Vooral
in den toekomst, wanneer het houtgewas zich ontwikkeld zal hebben
en eene aangename schaduw zal verspreiden, zal het Park een heerlijk
ontspanningsoord zijn."
Vijftig jaar later, toen de planters dood en de bomen gegroeid waren,
werd dit nog eens bevestigd door Leonard Springer, zelf ontwerper
van onder meer Sarphati- en Oosterpark:
"Geen opvoedender en gezonder ontspanningsoord dan zulk een park;
na volbrachte dag- of weektaak zich te kunnen vermeien in de open
lucht, temidden der heerlijke voortbrengselen van de goddelijke na
tuur, zou het grootste genot zijn, als men 't weet te waarderen."
Heden is het Vondepark een van de best bewaarde scheppingen van de
Zochers, al dichtte Vasalis in een enkele regel: "Er is een boom ge
veld met lange groene lokken."
Tocht
Zo'n succes als Jan David de Jongere was op het gebied van de tuin
kunst, zon mislukking was hij als bouwmeester. Zijn ontwerpen voor
een aantal villa's en de vuurtoren van Egmond hebben de tijd door
staan, maar dat kan niet worden gezegd van het beursgebouw dat Am
sterdam van 1840 tot 1903 ontsierde. Daartoe uitgenodigd tekende
Jan David de Jongere een soort Tempel van Mercurius, een werkstuk
in pseudoklassieke stijl met Dorische zuilen en traptreden. Andere
architecten kraakten dit ontwerp zonder dat het Zocher uit zijn
evenwicht bracht. Zich verwerend in een van de Amsterdamse dagbla
den ging hij niet verder dan: "Ik ben niet gewoon voor het publiek
te schrijven. Mijn model hoef ik eigenlijk niet te verdedigen, daar
het door den Ed. Achtbaren Raad der Stad Amsterdam is goedgekeurd.
Dit is voor mij genoeg." Dat de kritiek - ook op de doelmatigheid
van het gebouw - gerechtvaardigd was, bleek in de praktijk. In de
beurs van Zocher tochtte het aan alle kanten en menige effectenhan
delaar pakte een kou bij zijn zuil. Daarom werd het gebouw na ruim
een halve eeuw vergeefs vertimmeren tenslotte in 1903 vervangen
door de Beurs van Berlage, zoals Max van Rooy beschrijft in
21