OUDE(RE) BLOEMENDALERS VERTELLEN.
WINTERSE HERINNERINGEN VAN EEN
OVERVEENSE BLOEMENDALER
In onze vaste rubriek, waarin oudere inwoners de lezers meenemen
in de tijd laten we nu aan het woord de i'eer J.G. de Vries.
De heer de Vries is een rasechte Overvener wiens vader onderwijzer
was op de Openbare Lagere School. Deze stond op de plaats waar nu
het politiebureau is. De Heer de Vries was P.R. man bij het PWN
en is nu 76 jaar oud. De herinneringen stammen uit de twintiger
jaren.
Herinneringen uit de tijd dat er in vergelijking tot nu praktisch
nog geen autoverkeer was. Er werd niet zoals nu, mechanisch met
zout, maar soms wèl met handkracht, wat zand gestrooid.
Trouwens, wat zou dat een belemmering gegeven hebben voor de
toen nog flinke aantallen arresleden die ook via de hoofdwegen
't Bloemendaalse en 't Overveense doorkruisten.
Wat een fraai gezicht was dat!
Soms met één paard ervoor, soms met een dubbelspan en zelfs wel
met een driespan. Maar altijd getooid met mooie pluimen en helder
klinkende reeksen bellen. De inzittenden bedekt met plaids en
geheel in het bont.
Wèl kwam bij veel sneeuwval een met één paard - zonder pluimen en
bellen - bespannen zgn. sneeuwploeg in actie. U weet wel, zo 1n
gesleepte driehoek met de punt naar voren in de trekrichting,
waarop dan de bestuurder op een geimproviseerd bankje zal te kleu
men.
Ik herinner me deze man nog precies. Zelfs zijn naam weet ik nog -
maar die noem ik nu niet omdat dat hier geen nut heeft.
Wèl zijn beschrijving nl. een korte wat gedrongen en in onze ogen
een oudere figuur met een vreemde gebreide ijsmuts, een tamelijk
rood hoofd en wat het meest opviel, bijna altijd een flinke grote
druppel aan zijn opvallend grote kromme neus.
Bij ons schooljongens ging het verhaal, dat deze man nooit dood
zou gaan want, en zo vertelden wij 't weer verder, dokter Born-
water had gezegd dat als hij zijn laatste adem zou uitblazen en
hij dat dan door zijn neus moest doen, zou die adem direct weer
via zijn mond naar binnenkomen, enz. enz.
In dit winterse verhaal mag nog wel worden vermeld, dat de goede
man 's zomers op de bok van de grote sproeiwagen zat en dat zijn
kromme neus zijn natuurlijk einde niet heeft kunnen voorkomen.
Als schaatsenrijders konden we op vele plaatsen goed aan onze
trekken komen.
In de eerste plaats op de ijsbaan aan de Kleverlaan (toen nog
gemeente Bloemendaal, maar sedert 1 mei 1927 geannexeerd door
Haarlem) en ook op de vijver van Duin en Daal.
Hier mocht je op als je een kaart had, maar dat kostte geld.
Maar via de gewone boerens lootjes zoals 't slootje van Faas",
vlak langs de spoorlijn Overveen-Haarlemhad je ook doorgaande
verbinding met de Delft en de Houtvaart naar de Leidsevaart, om
tochtjes te maken.
Het Meertje van Caprera had de naam van lang gevaarlijk te blijven
11