ZUIDKENNEMER LANDGOEDEREN Kennemer landgoederen, zowel in Noord- als in Zuid-Kennemerland, genoten en genieten grote bekendheid. Destijds om de pracht en de luister van de eigenaren, nu veel meer uit overwegingen van cultuurhistorie en natuurschoon. Veel landgoederen en buitenplaatsen verdwenen in de loop der tijd. Een aantal van de nog resterende huitens' is door aankoop door de provincie Noord-Holland voor het nageslacht veiliggesteld. Historie Al in de 17e eeuw begonnen rijk geworden stedelingen, vooral uit Amsterdam en Haarlem, met het stichten van buitens. De reeds aanwezige boerenhofsteden vormden vaak de basis voor de latere lusthoven. De boerderij maakte na verloop van tijd plaats voor een 'huyzinghe' met alle bijgebouwen die een aangenaam verblijf op het platteland verzeker den. De stallen voor de paarden en het vee, de wintervoorraad aan peulvruchten en graan en de appelkelders voor het harde fruit. De plaats van die vestiging was meestal op de grens van 'nat en droog'. Daar liepen van ouds de begaanbare wegen van noord naar zuid over de strandwallen en zandruggen, even wijdig aan de kust. Wegen die nodig waren om ook op winterdagen de steden Amsterdam, Haarlem en Leiden 'met droge voeten' te kunnen bereiken. De natte delen van het gebied waarin duinbeken uitmondden, of de typische veenpolders, dienden voor het weiden van vee en het planten van gebruiksbos. Dat leverde hout voor de verwarming en voor het boerengerief. De 'woeste grond' diende vooral voor het jachtvermaak en vanaf het midden van de vorige eeuw ook voor de aardappelteelt. Door verkaveling, scheiding van landhuis en buitenplaats en door bebouwing zijn verschil lende landgoederen geheel verdwenen. Yan andere resten nog slechts fragmenten. Geld Het hebben van een buitenplaats was slechts voorbehouden aan puissant rijken. Voor nieuw-rijken bleek deze 'mode' vaak een dusdanige financiële last, dat na enkele jaren reeds tot verkoop moest worden overgegaan. Zo is het eigenlijk nog steeds. Buitenplaatsen zijn nog immer een kostbaar (en kostelijk) bezit. De financiële draagkracht van veel eigenaren is vaak niet toereikend om de instand houding van het erfgoed te garanderen. De verschillende overheden sprongen en springen nogal eens bij of verwerven de buitens in eigendom om ze op die manier te laten over leven. Waar gemeenschapsgeld node kan worden gemist dreigt nog steeds verkaveling. De ontwikkelingen rond Groot Bentveld spreken voor zich. Overigens waren die ontwikkelingen voor de Provincie dé aanleiding om haar beleid ten aanzien van landgoederen te formuleren en vast te leggen in een Nota Provinciaal Beleid Landgoederen (1981). Daarin staan zaken als subsidiebeleid, aankoopmogelijkheden en samenwerking met andere organisaties zoals Natuurmonumenten en het Noordhollands Landschap. De Provincie is de afgelopen decennia erg actief geweest in het aankopen van land goederen en buitenplaatsen in Zuid-Kennemerland. Dat de Provincie dit doet, is noodzaak. De particuliere natuurbeschermingsorganisaties laten het, bij gebrek aan middelen, afweten. Ook Staatsbosbeheer heeft voor verschillende landgoederen nauwelijks of in het geheel geen belangstelling getoond. Na aankoop door de Provincie worden aangekochte landgoederen ondergebracht in het beheer van het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord-Holland (PWN), dat reeds vanaf midden jaren dertig een beheersapparaat voor de aan het bedrijf in beheer gegeven duin terreinen (het Noordhollands Duinreservaat), bezit. 28

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1987 | | pagina 29