de_zorg_om_het_behoud_der_duinen^
De jonge duinen vormden zich pas na het begin van onze jaartelling.
Door de zee aangevoerd zand en zeeklei bleven als gevolg van de
getijstromen achter in net moerasgebied, dat hierdoor steeds meer
werd opgehoogd. De zo gevormde jonge duinen zijn daarom veel lager
en vlakker dan de oude duinen. De jonge duinen zijn spaarzaam be
groeid, ook al vindt men hier en daar bomen en plassen.
Direct langs de zeerand ligt de eerste duinenrij, welke "zeereep"
genoemd wordt. Hier tracht men het proces van duinvorming te ver
snellen door plantjes in het zand te steken. Hiervoor gebruikt men
zandhaver, biestarwegras en duinhelm, zandbedwingers bij uitstek,
die het opgewaaide zand vasthouden. Ook ondergronds helpen de
planten het proces van duinvorming te versnellen doordat de wortels
eveneens het zand vasthouden.
Momenteel kan men bij de zeereep, achter het prikkeldraad, heel
goed waarnemen hoe de helmplanten het opstuivende zand vasthouden
en hierdoor de vorming van nieuwe duinen helpen bevorderen. Want
dit proces gaat door, evenals de afslag van de duinen. Afslag en
aanwas wisselen elkaar voortdurend af. Dit eeuwige proces tekent
zich goed af in de variatie aan terreinvormen Vaak ziet men forse
hoogteverschillen en steile hellingen, gevolg van de kracht der
stormen, doch ook van de zandverstuivingen.
Al deze karakteristieke kenmerken van het duingebied vallen des
te meer op, aangezien de duinen meestal abrupt overgaan in het
vlakke cultuurland, dat direct achter de duinen ligt.
Zoals eerder betoogd, vormen de duinen een natuurlijke bescher
ming tegen het zeewater, dat een gevaar is voor het lager gelegen
achterland
Evenals er zorg wordt besteed aan de dijken langs onze kust, zo
dient er ook zorg besteed te worden aan het duingebied.
Doordat de kuststreek meer en meer bevolkt werd, kwamen de bewo
ners ook meer in contact met het duingebied. Ter bescherming van
de duinen en het daarachter liggende gebied moest de overheid
maatregelen nemen tegen de bewoners. Een van de eerste maatregelen
voor het behoud van de duinen was de in 1669 uitgevaardigde ver
plichte helmbeplanting.
De boden van Rijnland en de plaatselijke schouten moesten op de
naleving van de maatregel toezien. Tevens moesten er aarden wal
len worden aangebracht rond de weilanden zodat het zand hier niet
over heen kon stuiven. Bovendien zou het vee hierdoor beter bin
nen de omheining blijven en het duingebied niet plattrappen.
Ook werden maatregelen getroffen tegen de sterke aanwas van konij
nen. Niet alleen in de duinen vormden zij een plaag, maar ook voor
de boeren vlak erachter. Om aan deze plaag paal en perk te stellen,
gaven de Staten van Holland en West-Friesland aan de boeren ver
lof om op hun land konijnen te vangen. Ze mochten ze ook schieten,
uitdelven en anderszins vernietigen. Houtvesters en duinmeiers
waren verplicht dit toe te staan. Daar de konijnen ook de wortels
van planten en bomen doorknaagden, waardoor er kale stukken in het
duin ontstonden, leverde dit gevaar op voor nieuwe zandverstui
vingen
9