DE BLOEMENDAALSE VINKENBAAN EN OMGEVING
Bij het horen van de naam "vinkenbaan" zullen heel wat inwoners
van Bloemendaal deze locatie direct herkennen.
Hoe mooi en rustig ligt daar het tegenwoordige sportveld,
omsloten door de Brederode-, Zomerzorger-Sterrebos- en Donke-
relaan
Zowel bij de ingang aan de Donkerelaan, even voorbij het Dorps
huis, als vanaf de Brederodelaan heeft men een mooi gezicht op
dit terrein. Uniek overigens, want deze landschappelijke door
kijkjes zijn zeldzaam aan het worden in Bloemendaal. Waren
zulke vergezichten er vroeger in overvloed, nu zijn ze groten
deels aan het oog onttrokken, vooral toen de bouwwoede los
barstte. De vinkenbaan ontsprong de dans en bleef onbebouwd.
Dat moet zo blijven, want het is meer dan een groen veld, het
is nog historisch ook.
Als we in zijn historie duiken, komen er interessante zaken aan
het licht. Tegenwoordig is het als sportveld in gebruik, net
als eeuwen geleden. Binnen zijn oude grenzen waren het toen de
welgestelde buitenplaatsbewoners, die op de vinkenbaan - de
naam zegt het al - de "vinkensport" bedreven. Buitenplaatsen
waren in het aantrekkelijke Zuid-Kennemerland rijkelijk ver
tegenwoordigd
Namen als De Rijp, Sparrenheuvel, Hartenlust en Wildhoef klin
ken ons niet vreemd in de oren. Het waren allemaal buitens met
een vinkenbaan op hun terrein.
Het vinken
Tot de genoegens van de buitenplaatsbewoners behoorde de vink-
erijHet betrof hier een niet bepaald vreedzame jacht op wilde
vogels, waarbij geen geweerschot viel. De vinkenjacht waar met
spanning naar werd uitgekeken vond plaats tijdens de vogeltrek
van midden september tot midden november.
De vinkenbaan zelf bestond uit een rechthoekig stuk grond,
zeventien meter lang en vijf meter breed, zowel aan één lange,
als aan één korte zijde met struikgewas begroeid. Aan de andere
korte zijde bevond zich het vinkenhuis of de schuilhut, een
houten optrekje waar de vinkers wachtten om hun slag te slaan.
Van daaruit kon men door gaten in de wand op de vinkenbaan
kijken waar de netten waren opgesteld. Met het uitgestrooide
vogelzaad op de baan en de "roervinken" (levende vastgebonden
blinde vinken) die hun soortgenoten moesten lokken, wachtte men
af. In deze houten optrekjes, kon men uitnodigende spreuken
aantreffen als: "Kom vrij binnen in dit huis, maar wees stil
gelijk een muis". Als eindelijk het grote moment kwam dat de
baan niet alleen door vinken was ontdekt, maar ook door lijs
ters, leeuweriken, sijsjes, putters en soms een houtsnip, trok
men vanuit het vinkenhuis met een ruk aan een lijn; de vogels
zaten dan onder het net gevangen. Ze werden vervolgens dood
gemaakt en wat niet te geloven is - geroosterd en opgegeten.
Over deze wrede sport dacht men vroeger totaal anders; het
vinken was de gewoonste zaak van de wereld en reeds in de 16de
eeuw werd het hier al bedreven. Ook in de 17de eeuw, maar
vooral in de 18de en 19de eeuw beleefde het vinken zijn hoog
tepunt. Het was zelfs zo populair dat er complete boekhoudingen
van werden bijgehouden. Van jaar tot jaar vermeldde men zorg
vuldig de vangsten; seizoenen met meer dan een paar duizend
vogels per vinkenbaan waren geen zeldzaamheid. Tegen het einde
van de vorige eeuw nam de belangstelling voor het vinken af.
13