een bollenschuur geweest moet zijn, toen langs de Veldlaan nog bloembollen gekweekt werden. Later werd het voorste gedeelte woonhuis en daarachter kwam de stal voor kar en paard. Achter het huis was ook een bouwwerk dat onze volle aandacht had. Een varkenskot, waarin een dik varken woonde, dat wij gaarne met de volle hand op de rug klopten zodat hij luid knorrend door het kot heen en weer holde. Vrouw Van Dam bracht hem af en toe een emmer met slobber en dat vrat hij dan gulzig op. Er was ook nog een waakhond en dat was een dier waar wij bang voor waren. Het was een totaal versleten keeshond met uitpuilende ogen. Hij had een brede riem om zijn kale nek en aan die riem een zware ketting die met een ring aan een paal zat. Kees kon alleen in de rondte hollen. Los kwam hij nooit. Het voer dat deze waakhond kreeg zagen we niet anders dan een bord met aardappelen en wat jus erover. Tegenwoordig zou de Dierenbes cherming aan dit onhondse bestaan een eind gemaakt hebben. Nu deed de winterkou het: op een winterse ochtend werd Kees doodgevroren in zijn armzalig hok gevonden. Een gat in de grond werd zijn rustplaats. Maar nu het varken. Het kreeg mooi eten, emmers vol en eigenlijk hadden we moeten waarschuwen: varken hou op, het gaat je dood worden, hol maar door je hok op en neer en wordt zo mager als een windhond. Maar nee, hij vrat maar door, hij werd ballon-dik. Op een kwade dag hoorden we een ijselijk geschreeuw. Er was een grote man gekomen met een witte jas en een heel groot mes, het was de slager die ons varken zou vermoorden. Het geschreeuw werd steeds erger, we stonden met onthutste gezichten achter ons huis. Plotseling viel de stil te, nu had die kerel ons varken vermoord. Krijtwit van de ellende keken we elkaar aan, ons varken. Later zagen we wel dat de zijden spek en vlees aan een ladder achter het huis van Van Dam hingen. We bleven ver weg, het enige varken dat ooit in Bentveld gewoond had, was niet meer. Later zijn in Bentveld nooit meer varkens geweest. Het is dan ook geen schootdier, behalve misschien in zijn eerste levensdagen. Maar later? Nu is alles voorbij: het Bentvelds varken is vermoord. De armzalige keeshond ligt bevroren in zijn graf, Van Dam en zijn vrouw kijken toe uit het hiernamaals en de familie Everard die van het houten boerderijtje het aardig woonhuis Lommerhoeve maakte is, voorzover nog in leven, naar elders vertrokken. Er wonen nu geheel andere mensen op Lommerhoeve aan de Sparren- laan. Zij weten van helemaal niets, ook niet van de vroegste bewoners, het varken en de keeshond. Daarom is het goed dat ik dit alles maar eens neergeschreven heb. L.W. Bierens de Haan. Van Dam en zijn vrouw achter hun huis aan de Sparrenlaan, naast de staldeur (+1915). Vrouw Van Dam draagt, nog de oude Zandvoortse kap. 20

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1990 | | pagina 22