te denken aan het in aanbouw zijnde Bispinckpark of aan de
verkeersproblemen destijds bij de Viersprong in Aerdenhout
waar een oplossing werd gevonden met behoud van de historisch
belangrijke Haringbuys.
Ook in dit opzicht zal er altijd weer een afweging van
belangen moeten plaatsvinden, zal er bijna altijd een com
promis-oplossing gevonden moeten worden, maar ook hier* geldt
dat behoedzaam omgaan met onze nog aanwezige monumenten een
eerste vereiste is, want sloop of vergaande aantasting is
onherroepelijk. Een Stichting als de onze heeft hierbij, als
vertegenwoordigster van een groot deel van de burgerijeen
controlerende, signalerende en alarmerende functie.
Verschuiving in de Monumentenzorg.
In de loop der jaren hebben zich verschuivingen voorgedaan
in de monumentenzorg. Zo heeft de aandacht voor het enkele
monument, voor het gebouw op zichzelf, zich verbreed tot
aandacht voor het monument en zijn omgeving, hetzij de be
bouwde omgeving, hetzij de bij het gebouw behorende ruimte
lijke omgeving. Er is meer aandacht gekomen voor monumenten
van bedrijf en techniek (fabrieken, gemalen, water- en vuur
torens) en voor de jongere monumenten van na 1850, waarvan nu
de inventarisatie op gang is gekomen. De bescherming van
terreinen, waterpartijen e.d. wordt tegenwoordig meer en meer
geregeld door de bestemmingsplannen, al zou het voor bepaalde
gebieden soms goed zijn een dubbele bescherming in te voeren
dus ook via de monumentenbescherming omdat in de praktijk een
vrijstelling van het bestemmingsplan nog al eens gemakkelijk
wordt verleend. De instelling van de Monumentenwachtdie op
deskundige wijze een periodiek bouwkundige controle van monu
menten uitvoert, heeft geleid tot meer aandacht voor regel
matig onderhoud, waardoor grote, kostbare restauraties voorko
men kunnen worden. Tenslotte heeft de decentralisatie voor
geschreven in de Monumentenwet 1989 een verschuiving in de
monumentenzorg naar provincie en gemeente tot gevolg gehad,
waardoor actief beleid op deze niveaus noodzakelijk is gewor
den
De Provincie en het MIP.
De provincie Noord-Holland is vanouds actief geweest op het
gebied van de monumentenbescherming. Deze zorg beperkte zich
niet tot de typisch provinciale monumenten, zoals watertorens,
boerderijen en gemalen, maar strekte zich ook uit tot gebouwen
in woonkernen.
In de jaren '80 ontstond in Nederland en daarbuiten een
groeiende behoefte ook de bouwkunst van na 1850 te inventari
seren. Dit leidde tot het van rijkswege opgestelde Monumenten
Inventarisatie Project, kortweg als MIP aangeduid, waarbij de
jongere bouwkunst en stedenbouw tussen 1850 en 1940 per regio
zal worden geïnventariseerd. Het project, georganiseerd door
het Ministerie van WVC en de Rijksdienst voor de Monumenten
zorg, wordt uitgevoerd door de provincie en de vier grote
steden. In Noord-Holland is men in maart 1988 begonnen met de
inventarisatie en het ligt in de bedoeling het project in 4
jaar tijds af te ronden, (zie ook het artikel van Drs Heieen
Pronk
In de Gemeente Bloemendaal heeft de provincie het MIP gecom
bineerd met het werk ten behoeve van de eigen provinciale
8