derlijk dat een aantal bezitters van oude buitenplaatsen hun
terreinen voor een goede prijs te koop aanboden.
Als architect nam de Binnenlandsfche Leonard Springer in
dienst die een uitgekiend wegenplan ontwierp dat slingert,
stijgt en daalt, doordat hij uitging van bestaande natuurlijke
rondingen van de duinen en de aanleg van het oude park. Sprin
ger werkte dan ook niet vanaf zijn tekentafel, maar zette zijn
lijnen met touw en piketten in het omstreeks 1825 door Zocher
in schilderachtige Engelse landschapsstijl aangelegde park
uit. Hij liet het weiland bij het huidige Halve Maantje open
en situeerde de percelen voor de te bouwen villa's onopvallend
tussen het geboomte. Uiteindelijk zouden er bijna zestig
villa's gebouwd worden tussen 1897 en 1940. De Binnenlandsche
had er bij verkoop van de percelen voor gewaakt dat ze niet
opgesplitst werden waardoor de waarde van haar investeringen
zou dalen, maar na 1950 waren het opnieuw economische belangen
die er voor zorgden dat de grote percelen in Duin en Daal
werden opgedeeld en de bebouwingsdichtheid toenam. Dankzij het
vele groen is er echter veel van het parkachtige en schijnbaar
natuurlijke karakter terug te vinden.
Een rondwandeling door Duin en Daal maakt al snel duidelijk
dat de meeste bouwheren (en -dames?) goed op de hoogte waren
van de ontwikkelingen in de Engelse bouw-, interieur- en
toegepaste kunst, veelal dankzij kunsttijdschriften als The
Studio en Country Life die hun pagina's vulden met de ontwik
kelingen binnen de Arts Crafts beweging. Door dergelijke
publicaties begonnen Nederlandse architecten, mede onder
invloed van hervormingsideeën in de Nederlandse kunstnijver
heid, kort voor 1900 te ageren tegen de wansmaak die het
gevolg was van de Industriële Revolutie. Dit kwam volgens hen
vooral tot uiting in de nieuwbouw van aannemers en speculanten
die maar leentjebuur speelden bij vroegere stijlen en deze net
als moderne materialen onlogisch en onzakelijk toepasten om
aldus hun cliënten te imponeren die hun nieuwe rijkdom die de
industrialisatie had gebracht wilden laten zien. Deze aandacht
voor de kwaliteit van het bouwen van de kant van de architec
ten leidde in 1911 tot de oprichting van de Bond Heemschut, in
navolging van het voorbeeld in Duitsland. De Bond trachtte
door keuring van bouwplannen de verloedering van de architec
tuur tegen te gaan. De leden was er veel aan gelegen oude
momentale panden te beschermen tegen, ook toen al, schreeuw
ende opschriften en reclames en de verminking van gevels door
de bouw van moderne winkelpuien die slechts gericht waren op
het stimuleren van de verkoop en in geen enkele relatie Ston
den tot de rest van het gebouw.
De aanhangers van de hervormingsideeën bleven nog lang onder
de Engelse invloed. De in de oude Nederlandse buitenplaatsen
tot in het begin van de 19e eeuw nagestreefde monumentale
klassieke symmetrie in plattegrond en gevel, nu nog zichtbaar
in het oorspronkelijke buiten Duin en Daal uit 1774, werd
onder Engelse invloed doorbroken. Streefde men eerst naar een
schilderachtig effect door vele uitbouwsels en erkers, onder
invloed van de Arts Crafts paste men de ligging en vormge
ving meer aan de omgeving aan.
Als reactie op het gebruik van Engelse stijlelementen begon
nen Nederlandse architecten net als hun collega's in Duits
land, de eigen traditionele bouwkunst als inspiratiebron te
gebruiken voor een "zakelijke" architectuur die passende
oplossingen bood voor de Nederlandse cultuurverhoudingen. Er
vond vooral een vrije bewerking plaats van de zogenaamde
20