MONUMENTENZORG - Enige overwegingen betreffende de Monumentenzorg in het algemeen, en in Bloemendaal in het bijzonder - Geschiedenis Monumentenzorg zoals wij die nu kennen en bedrijven is zeker geen uitvinding van onze tijd. Integendeel de zorg voor het bouwkundig erfgoed is al zeer oud. Reeds in de Griekse Oudheid en gedurende het Romeinse Rijk werden er van overheidswege voorschriften opgesteld om monumenten te beschermen en voor het nageslacht te bewaren. In de Renaissance was het Paus Pius II die voor de stad Rome de bul "Cum Almam Nostram Urbam" uitvaardigde. In deze bul wordt het afbreken of beschadigen van antieke openbare gebouwen of ruines verboden. Latere pausen hebben het hunne bijgedragen aan de verdere ontwikkel ing en uitbreiding van de monumentenbescherming in de Kerke lijke Staat, totdat in 1820 kardinaal Pacca een edict ont wierp, bestaande uit 62 artikelen, waarin de gehele materie van de monumentenbescherming werd geregeld. Dit edict kan beschouwd worden als de voorloper van alle bestaande latere monumentenwetten. Toch heeft het nog tot het einde van de 19e eeuw geduurd voor men in Europa op brede schaal aandacht ging schenken aan een van rijkswege wettelijke bescherming van de oude bouwkunst In Nederland werd in 1874 een College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en kunst geformeerd en bij het Departement van Binnenlandse Zaken werd een Afdeling Kunsten en Wetenschappen opgericht. In de eerste helft van deze eeuw werd een Rijkscommissie voor de Monumentenzorg ingesteld, gevolgd door een Rijksbureau voor de Monumenten zorg, dat zich ontwikkeld heeft tot de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zoals wij die nu kennen, gevestigd in Zeist aan het Broederplein in een gedeelte van het complex van de Hernhutters Maar belangrijk was vooral dat er in opdracht van de rijks overheid een begin werd gemaakt met de inventarisatie van het Nederlandse monumentenbestand van vóór 1850. Immers in een snel veranderende wereld waar de industrie zich in hoog tempo bleef ontwikkelen en verschillende vormen van verkeer en vervoer zich uitbreidden, werden huizen en gebouwen, die niet meer functioneel waren of in de weg stonden, zoals molens, stadspoorten, bolwerken, tolhuizen, waaggebouwen etc., met de ondergang bedreigd. Tussen 1903 en 1933 is het resultaat van de inventarisatie verschenen onder de titel "Voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst". Ook in de gemeente Bloemendaal zijn toen de Monumenten van Geschiedenis en Kunst geïnventariseerd, wat leidde tot een zeer lange lijst waarop niet alleen bouwwerken voorkwamen. De lijst bestond uit: terreinen, vijvers en kommen, wegen, bouw werken (waaronder ook arbeiderswoningen, orangerieën, stal- gebouwen, vinkenhuizengarenblekerijeninrijhekken, theekoe pels en ijskelders), grens- of stoeppalen, gevelstenen, uit hangborden, luidklokken, windwijzers, gedenktekens en -banken, uitkijktorens en herinneringsbomen. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1990 | | pagina 6