Hij maakt photographiën van haar en wil haar uitschilderen. Sinds enige tijd komt
hij veel bij ons om haar te bekijken, maar volgens mijn bescheiden mening bleef de
liefde er tot nog toe buiten.' Aan modellen had Breitner in zijn Amsterdamse pe
riode geen gebrek. In Den Haag klaagde hij nog dat niemand voor hem wilde pose
ren. In 1893 schreef Breitner vanuit Amsterdam: 'Iedere vrouw die ik op straat
aanspreek, vat het nogal goed op. Ik heb nog nooit zoiets bijgewoond, anders schel
den ze me altijd uit.' Vooral de zogenaamde Jordaantypes, open en brutaal, waren
bij Breitner favoriet. 'Aangeklede dames, die geen dames zijn, kan ik niet gebrui
ken', was zijn standpunt.
Naar Aerdenhout
Dit was het Amsterdamse verhaal van Breitner. Een hele korte periode, van 1903 tot
en met 1906, woonde Breitner met zijn vrouw Marie Jordan in de Aerdenhoutse villa
Inter Quercus (Tussen de eiken), die in 1902 was gebouwd aan de Aerdenhoutsduin-
weg, nummer 13. Deze villa, ook wel bekend als Rockaertsduin, is er een met één en
drie bouwlagen. Aan de achterzijde werd kort na de voltooiing een soort houten
tentoonstellingsruimte aangebouwd als een aparte vleugel. Op de tweede verdieping
was het atelier van de kunstenaar, verbonden met een dakterras. Het huis is min of
meer onveranderd bewaard gebleven. Wat zocht Breitner hier? Laten we naar enkele
beweegredenen eens gissen.
1. Allereerst heeft de duinzoom altijd al een grote aantrekkingskracht uitgeoefend
op kunstenaars met pen of penseel. Sommigen streken hier permanent neer om zich
te laven aan de rust en het landschap, anderen ontworstelden zich kortstondig aan
het stadsgewoel om zich zich even te laten inspireren door de nog ongeschonden
natuur. Dichters woonden hier: Busken Huet, Van Vloten, Potgieter kwam hier vaak.
Een kunstenaarspaar van naam woonde vanaf 1926 in Bloemendaal: Henriëtte Roland
Holst-van der Schaik en professor Roland Holst, directeur van de Rijks Academie
van Beeldende Kunsten in Amsterdam. In Aerdenhout waren het onder andere de
kunstenaars Oscar Mendlik met zijn vrouw Julie Mendlik-Mijnssen, Marius Bauer en
Breitner, in Overveen de schilder G.W. Dijsselhof en in Bloemendaal de Haagse
Scholer Willem de Zwart.
2. Breitner kon zich de bouw van een dergelijke villa permitteren. Hij kwam ten
eerste uit een tamelijk gegoed en vooruitstrevend milieu. Geldzorgen waren er niet.
In de eerste jaren na zijn grote overzichtstentoonstelling in de kunstenaarssociëteit
Arti et Amicitae (in de winter 1901-1902), toen zijn erkenning algemeen werd,
verdiende hij zonder meer goed. Zijn inkomen varieerde in die tijd van 5000 tot
13.000 gulden per jaar. Een aardig salaris, als men bedenkt dat een professor in die
tijd ongeveer 6000 gulden per jaar verdiende. Mogelijk werden de eerste ruime
verdiensten onmiddellijk in een huis omgezet. De bouw van het huis in 1902 volgde
meteen op het huwelijk van de toen 44-jarige Breitner met de negen jaar jongere
15