Bloemendalers
onder elkaar
Tussen de tijdelijke bewoners van de buiten
plaatsen en de autochtone bevolking van
Bloemendaal bestond een groot verschil en niet
alleen in welstand. De laatste groep vormde
een hechte gemeenschap omdat ze het hele jaar
in of om het dorp woonde. Zeker kenden de
bewoners van de buitenplaatsen elkaar natuur
lijk ook. Ze waren zelfs dikwijls familie van
elkaar, denk maar aan de Kopsen van De Rijp
en Wildhoef en aan de clan van de Borski's op
en rond Elswout. Toch waren zij voor het
dagelijks leven niet zo op elkaar aangewezen.
Eén van die echte Bloemendalers was Adriaan Cassée
(1890-1962)*, zoon van een stalhouder aan het
Kerkplein, neef van zadelmaker/meubelstoffeerder Casseé,
ook van het Kerkplein. Adriaan ging in het bankbedrijf en
later in de makelaardij. Ook in de politiek was hij actief.
Vóór de Tweede Wereldoorlog was hij gemeenteraadslid
voor de Vrijzinnig Democratische Bond en na 1946 voor
de Partij van de Arbeid. Met uitzondering van de
bezettingsjaren was hij van 1939 tot 1946 ook wethouder.
Na 1946 tot aan zijn pensionering was hij ambtenaar voor
lichamelijke opvoeding bij de gemeente. De onvolprezen
Bloemendaalse archivaresse mejuffrouw Nierhoff had de
vooruitziende blik een aantal Bloemendalers te vragen hun
herinneringen op te schrijven.
Ook Adriaan deed dit voor haar in 1953. Aan het levendi
ge verhaal over een jongensleven rond de eeuwwisseling
is dit artikel ontleend.
Paradijs
Voor kinderen moet het destijds in
Bloemendaal een paradijs zijn geweest. Stelt u zich voor:
de oost-zijde van de Bloemendaalseweg nog bijna hele
maal onbebouwd; niets dat het uitzicht belemmerde op de
weilanden, de spoorbaan Haarlem-Uitgeest en de zeiltjes
op het Spaarne in de verte. Langs de hoge kant van de
weg hier en daar wat bebouwing: komende vanuit
Overveen een enkele buitenplaats en in Bloemendaal de
twee kernen Voorbuurt en Kerkbuurt. En daarachter 'wil-
Zie G. van Eek, Adriaan Cassée, in Jaarboek 'Haerlem' 1962,
p. 25-26.
Het rustieke bruggetje over de Bloemendaalse Beek langs de
Donkerelaan, waar de kinderen speelden.
dernis', niet een bedreigende jungle, maar een spannend
uitnodigende wildernis; het heerlijkste speelterrein dat een
kind zich kan voorstellen.
Ambachtslieden
Haarlem was ver weg; alleen te voet of per paardetram
bereikbaar. Als het eens flink gesneeuwd had, was het
dorp zelfs helemaal geïsoleerd. Maar wat gaf dat voor kin
deren, wier wereld, huis en speelterrein hier waren?
Hun ouders droegen echte Bloemendaalse namen: Cassée,
Stoel, Bonarius, Van Willigenburg, Rouwens. Ze waren
ambachtslieden: stalhouder, metselaar, loodgieter, schilder
en aannemer, die hun brood verdienden met werk aan of
bij de buitenplaatsen. Ook was er het (vaste) personeel
van de buitenplaatsen zelf. Op Wildhoef was er bijvoor
beeld een kwekerij en moestuin, vanwaar elke week een
mand groente en fruit bij de familie Van Wickevoort
Crommelin aan de Grote Markt in Haarlem bezorgd werd.
Lonen
De lonen waren laag: 7 a 8 per week voor een daglo
ner op een buitenplaats en 12 a 14 voor een
Ons Bloemendaal, 16e jaargang, nummer 2, zomer 1992
19