't Hemeltje,, strategisch gelegen Het zakelijk succes van een horecagelegenheid staat of valt met zijn ligging. Toen in 1980 de tentoonstelling 'Drinken en Klinken in Kennemerland' werd voorbereid, stonden de organisatoren versteld van het grote aantal her bergen en kroegen dat in vroeger tijden in onze gemeente te vinden was. Al deze gelegenheden bevonden zich op een plaats 'gun stig ten opzichte van de infrastructuur en verkeersbewe gingen' of in gewoon Hollands gezegd: ze lagen daar, waar veel volk langskwam. Was er een aanlegplaats van de trekschuit, een tol of een brug, dan was er vast ook wel een kroeg. Verdwenen die attracties, of veranderde de verkeerssitua tie, dan was de herberg ook geen lang leven meer bescho ren. Zo verging het 'De Witte Hond' aan de Leidsevaart in Vogelenzang, 'De Harinbuys' in Aerdenhout, nu zo onge lukkig gelegen op een eiland temidden van nooit eindi gende verkeersstromen, 'De Knip' toen de tol aan het eind van de Kleverlaan werd opgeheven en 'De Gouden Leeuw' bij de Hospesbrug in Overveen, waarschijnlijk omdat er niet langer waterschuiten vanuit de Brouwerskolk naar Haarlem voeren. Houdt de plaats daarentegen zijn strategische waarde - ook al kan de situatie zich wijzigen - dan houdt de herberg ook de loop. Kijk naar 'Kraantje Lek', eens rustpunt op een lange tocht door het mulle zand, nu uitgangspunt voor een wandeling met ruime parkeergelegenheid. De Haven Kijk ook naar ons eigen 'Hemeltje'. Al sinds de eerste helft van de 17e eeuw is het strategisch gelegen, midden in de Bloemendaalse Voorbuurt met uitzicht op de 'haven', oor spronkelijk op een kruispunt van weg en waterweg; van twee wegen in onze tijd. Kon men er vroeger afmeren met een schuit, nu kan men er betrekkelijk makkelijk zijn auto kwijt. 'Haven' is wel een wat wijdse term voor een kolk aan het eind van een verbrede sloot die de verbin ding vormde met de Delft en Haarlem. In vroeger tijden had men ook al veel overlast vanhet kwelwater uit de dui nen en voor de afwatering waren er tal van sloten gegra ven, die op de Delft uitkwamen. De Delft op zijn beurt zorgde weer voor de afvoer van het overtollige water naar het Spaarne. Sinds wanneer haven en vaart er waren, is niet precies meer na te gaan. Zeker is wel, dat in de 16e eeuw er een andere waterweg naar Haarlem bestaan heeft en wel de Heussensvaart. V aart Haarlem breidde in die tijd sterk"uit en voor het ophogen van het bouwterrein was veel zand nodig. Eerst werd dat zand nog in en om Haarlem zelf gewonnen, maar toen dat opraakte, waren er ondernemende lieden die met het zand van de binnenduinen het gat in de markt gingen dichten. Zo was er Jan Gijzen, die een vaart van het Spaarne naar Santpoort liet graven en het zand met schuitjes naar Haarlem vervoerde, zo was er de vaart van Marselis, die vanuit Elswout zand haalde en zo was er de Haarlemse burgemeester Claes van Heussen, die hetzelfde deed. Het burgemeesterschap was in die tijd nog een practisch onbetaalde erebaan, dus Van Heussen moest op eigen wij ze in zijn levensonderhoud voorzien. Vanaf 1539 liet hij vanaf het Spaarne richting Bloemendaal een vaart graven, waarbij hij waarschijnlijk handig gebruik maakte van de natuurlijke loop van de (semi)natuurlijke Groote Beek. Zijn vaart liep op Bloemendaals gebied tussen Kleverlaan en de huidige Dr. Bakkerlaan in en eindigde achter Sparrenheuvel, ongeveer waar nu de flats van het nieuwe Bispinckpark staan. Het maaiveld lag daar waarschijnlijk op de hoogte van de Bloemendaalse weg tussen de tegen woordige Parkweg en de Rijperweg. Om het zand makke lijk te kunnen afvoeren, liet Heussen dwarssloten graven, 12 Ons Bloemendaal, 16e jaargang, nummer 3, najaar 1992

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1992 | | pagina 13