Dat de 'wildernis' ook thans nog achter 't Hemeltje begint, toont
deze foto uit 1992
Velsen valt samen met de opkomst van het gezag van de
graven van Holland in de elfde en twaalfde eeuw.
De graven trachtten toen hun gezag in deze gebieden te
vestigen ten koste van de Kennemers en Westfriezen, die
zich altijd zo min mogelijk met deze graven hadden inge
laten. Om dit gezag te kunnen laten gelden, heten de gra
ven her en der in Kennemerland steunpunten bouwen.
Eén zo'n steunpunt was het door graaf Floris II aan het
eind van de elfde eeuw opgerichte grafelijke Huis te
Aelbertsberg. Dit lag achter een meertje, sinds de vorige
eeuw meertje van Caprera geheten. De oudste vermelding
van het grafelijk Huis te Aelbertsberg dateert van 1132.
In ruil voor het gebruik van de grafelijke landerijen en de
opbrengst van boeten kon de graaf bij de uitoefening van
zijn gezag en het beheer van zijn bezittingen rekenen op
de hulp van leenmannen. Deze waren door een eed van
trouw aan de graaf verbonden. Al spoedig echter probeer
den deze leenmannen een zelfstandige positie te krijgen en
zoveel mogelijk eigen baas te gaan spelen in hun leenge-
bieden. Eén van de machtigste leenmannen was de Heer
van Brederode. In naam van de graaf oefende hij in
Kennemerland het overheidsgedrag uit in onder meer de
ambachten, (districten) Aelbertsberg (Bloemendaal),
Tetterode (Overveen), en Vogelenzang, ongeveer het
gebied van de huidige gemeente Bloemendaal.
Het kasteel van de heren van Brederode lag aan de
Velserenderlaan, ten noorden van Bloemendaal op Velsens
gebied.
Het ontstaan van Bloemendaal
In de 15de eeuw was het Huis te Aelbertsberg kennelijk
niet meer interessant voor de Hollandse graven. Zij trok
ken zich definitief terug. We zien dat er in 1502 een
zekere Willem van Blommendael woont en in 1555 is
sprake van het Huisvan Blommendael, wat 'Bloemendaal'
werd. Ook het dorp dat in de directe nabijheid van het
huis ontstond, ging Bloemendaal heten, al blijft Aelberts
berg de officiële naam van de ambachtsheerlijkheid.
Er woonden nog maar weinig mensen. In de drie
ambachtsheerlijkheden Tetterode, Aelbertsberg en
Vogelenzang samen stond toen zo'n zeventig woningen
met 400 inwoners. Behalve met landbouw en veeteelt
hield men zich bezig met het vervoeren van schelpen van
het strand voor de kalkovens en het bleken van linnen, dit
laatste nog op zeer beperkte schaal.
Begin va n bloei
In de 16de eeuw begon men in toenemende mate het
duingebied, de zogenaamde 'wildernis', met helm te
beplanten om zo het verstuiven van zand tegen te gaan.
Tegelijkertijd werd op grote schaal begonnen met het
afgraven van de duinen om met het zand de terreinen
voor de stadsuitbreiding van Haarlem op te hogen. Het
meest geschikte vervoersmiddel voor dit duinzand was de
schuit.
De afgegraven duinen waren heel eenvoudig tot bleekvel
den te veranderen, door ze met gras te laten begroeien en
er sloten te graven.
Na de val van Antwerpen in 1585 trokken veel Vlamingen
naar het relatief rustige en tolerante Holland om het oor
logsgeweld, de geloofsvervolgingen en de slechte econo
mische situatie te ontwijken. Vele blekers onder hen stre
ken in de omgeving van Haarlem neer en vestigden zich
op Overveens en Bloemendaals gebied. De bodemgesteld
heid was hier, zoals gezegd, uitermate geschikt voor het
bleken van garen en linnen. De terreinen waren vlak en er
was een overvloed aan zuiver helder stromend duinwater.
Het aantal blekerijen nam hand over hand toe en er ont
stond een dichte concentratie ten oosten van de Bloemen-
daalseweg, tussen de Zijlweg te Overveen en het Bloemen-
daalse Kerkplein, en ook langs de Kennemerweg tot ver
over de grens met Velsen.
Ook vestigden veel blekers zich in de zogeheten Achter
duinen, aan het einde van Zomerzorgerlaan bij het Huis te
Bloemendaal en achter het meertj e van Caprera richting
Provinciaal Ziekenhuis.
Dankzij de komst van deze Zuidnederlandse blekers, die
over grote vaktechnische kwaliteiten beschikten, werd het
tot nu toe toegepaste bleekproces sterk verbeterd. De
'Haarlemse bleek', verkreeg snel een grote reputatie en
weldra vormden de blekerijen in Overveen en in
Bloemendaal de belangrijkste tak van nijverheid.
Gouden eeuw
De 17de eeuw of de zogeheten Gouden eeuw, was een
Ons Bloemendaal, 16e jaargang, nummer 3, najaar 1992
5