doet denken aan Berlages ontwerp uit 1906 voor het
Vredespaleis in Den Haag. Op de hoekpunten van de toren
zijn vuurbekkens geplaatst, waarin tijdens de Beethoven-
uitvoeringen vuren zouden moeten branden die de bezoe
ker al van ver de weg wijzen en in de noodzakelijke sacrale
sfeer brengen. Het Beethoven-Huis heeft een sterke hori
zontale nadruk, waarbij het gebouw, dat volledig symme
trisch van opzet is, zich als het ware langzaam en tegen de
verdrukking in opheft. De koepel met de vuurschalen
wordt zo het symbool van het zich stapsgewijze van het
aardse losmakende kunstgevoel. Het sacrale aspect van het
Beethoven-Huis wordt eveneens benadrukt door het karak
ter van het gebouw, zoals dit tot uitdrukking komt in de
presentatietekening van Berlage. Het gebouw wekt de
indruk van een vroeg-romaanse kerk met zijn absiden en
smalle vensters. Ruw behouwen natuursteen met daartussen
speklagen van baksteen versterken dit gevoel. Aan de zeezij
de eindigt het Beethoven-Huis in een grote absis met op de
begane grond twee wandelgalerijen die alleen toegankelijk
zijn voor de musici. De galerijen doen sterk denken aan de
nartex l) bij de vroeg-christelijke en Romaanse kerken.
Alleen bevindt de nartex zich bij het Beethoven-Huis niet
aan de voor-, maar aan de achterzijde. Hier fungeert zij
voor de Beethoven-musicus als het voorportaal van de
natuur met in de verte de Noordzee.
Op de begane grond bevindt zich een grote hal met vier
trappen die naar de drie concertzalen voeren. Onder de
grote zaal bevinden zich de ruimtes H. Eén is bestemd voor
de 'muzikale voorbereiding' en de andere voor het stem
men der instrumenten. Hiertoe wordt een 'mechanisch
voortgebrachte, onafgebroken klinkende A voor een vol
maakt zuivere stemming' voortgebracht. 'De beide tegen
overliggende zalen zijn aan de geestelijke ontwikkeling der
uitvoerende kunstenaars gewijd.' Hier bevindt zich de
bibliotheek, en een zaal bestemd voor 'de vrije gedachten-
wisseling' over muziek, waardoor de musici tot een beter
begrijpen van muziek in het algemeen en Beethovens wer
ken in het bijzonder kunnen komen.
De trappen opgaand, liggen links en rechts van de ingangs
hal in de toren twee kleinere zalen. De ene is bestemd voor
Beethovens viool- en pianoconcerten. Ze doet in haar opzet
en de decoratie denken aan de 'luisterrijke huizen' waarin
de concerten plaatsvonden in Beethovens tijd. De andere is
bestemd voor de kamermuziek en moet 'het intieme karak
ter hebben te dragen, welke met deze muzikale kunstuiting
in overeenstemming is.' Recht tegenover de ingang ligt de
grote zaal. Deze zaal, die bestemd is om de negen symfo
nieën uit te voeren, heeft het karakter van een romaanse
crypte dan wel een refter van een Cisterciënser klooster. Er
is nauwelijks sprake van enige decoratie. Niets zal de luiste
raar kunnen afleiden van het effect van Beethovens muziek.
Zelfs het orkest niet, want dat zit verzonken in de absis,
onzichtbaar voor het publiek. Het publiek ziet, door de
smalle vensters in de absis, het duinlandschap en in de ver
te de Noordzee. De luisteraar kan tijdens de uitvoering
Beethovens muziek combineren met de natuur, waardoor
het totale effect versterkt wordt.
Bij de Negende symfonie is het koor zichtbaar. In de
orkestbak komt dan een podium dat het onderste deel van
de vensters bedekt. Hierop staan de koorleden tijdens het
slotkoor van de Negende, als representanten van de jube
lende mensheid. De eerste regel van dit slotkoor vormt de
tekst in het fries van de zaal.
Bij dragen
Ondanks alle energie en de uitgewerkte plannen werd het
Beethoven-Huis nooit gebouwd. Financieel kwam het pro
ject bij lange na niet rond. Hutschenruyter had het idee
gehad om het beginkapitaal te laten fourneren door de 'bij
dragen der oprichters', die dan het recht verkregen 'op toe
gang tot een der jaarlijkse uitvoeringen van de sympho-
nieën-cyclus'. Wat resteerde waren de ontwerpen van
Berlage en het boekje van Hutschenruyter. Beide een kritiek
op de muziekpraktijk van die dagen en tegelijkertijd de
belofte schetsend voor een andere opzet.
Jannes de Haan (Uit: Preludium, 1991)
Drs. Jannes A. de Haan studeerde kunstgeschiedenis aan de
Universiteit van Amsterdam. Hij is gespecialiseerd in geschiedenis van
de architectuur en werkt als free-lance publicist en onderzoeker.
Behalve artikelen heeft hij twee boeken geschreven: Villaparken in
Nederland (1986) en Gooische Villaparken (1990).
Absis of apsis is een nisvormige, doorgaans schelpvormige over
welfde ruimte, die aansluit bij een grotere ruimte en daarvan de
afsluiting vormt.
Nartex is een voorhal, deel van een galerij om de voorhof (atri
um) van vroeg-christelijke kerken.
Ons Bloemendaal, 17e jaargang, nummer 2, zomer 1993
25