Twee vondelingen in Bloemendaal Wat er gebeurde met Joodse inwoners van Bloemendaal; een aantal persoonlijke herin neringen. Toen ik ter voorbereiding van dit artikel nog eens alle in de oorlogsjaren door de Duitsers genomen maatregelen tegen het Joodse deel van de bevolking in chronologische volgorde onder elkaar zette, bekroop mij weer datzelfde gevoel van dreiging en machteloze woede dat mij als zeven-, achtjarige overviel tijdens de in die tijd regelmatig terugkerende discussies bij ons thuis. Discussies - met een ondertoon van wan hoop - volgend op elke nieuwe maatregel gericht tegen mensen in onze naaste omgeving, die wij goed kenden en die ons dierbaar waren. Er waren ook maatregelen bij die hun repercus sies hadden op ons eigen dagelijkse doen. Het begon met de ogenschijnlijk nog onschuldige mel dingsplicht van alle vreemdelingen, arische Duitsers uitge zonderd, op het politiebureau, al snel gevolgd door het gedwongen ontslag van alle ambtenaren van geheel of gedeeltelijk Joodse bloede. De laatste maatregel trof ook de leraren bij het openbaar onderwijs, collega's van vader. Korte tijd later werden we op weg naar school geconfron teerd met de in het Bloemendaalse Bos opgehangen borden 'Voor Joden Verboden', terwijl enige weken daarna klasge nootjes die al jarenlang vriendjes en vriendinnetjes van ons waren van de ene op de andere dag wegbleven van school en club. De invoering van de voor Joden verplichte gele ster maakte definitief een einde aan het laatste restje van zich nog betrekkelijk veilig voelen door de anonimiteit in een vertrouwde en te vertrouwen omgeving. Door die ster werd elke Jood een prooi voor wie kwaad wilde. Tenslotte was daar de maatregel die alle Joodse inwoners van Haarlem en omgeving verplichtte naar Amsterdam te verhuizen, hele families verdwenen zomaar uit ons leven. Registratie Aan dit alles was al het een en ander vooraf gegaan. Uit gegevens van de burgerlijke stand blijkt dat er ook in Bloemendaal in de jaren dertig sprake is van een toename van het aantal Joden dat naar Bloemendaal komt. Voor het grootste deel zijn zij uit Amsterdam afkomstig, soms ook uit Duitsland. Vaak worden deze mensen bij aankomst in Bloemendaal in eerste instantie enige tijd opgevangen op een of twee steeds weer terugkerende adressen, van waaruit zij zich óf hier vestigen óf verder doorreizen naar het bui tenland. De Verenigde Staten, Zuid-Amerika en Australië zijn dikwijls de uiteindelijke bestemming. Bij de verplichte registratie in februari-maart 1941 blijken er in de gemeente Bloemendaal 451 burgers als Joods ingezetene te zijn inge schreven. Een jaar later zijn dat er nog 313. Deportatie Na de inval van de Duitse troepen op 10 mei 1940 en de daaropvolgende capitulatie van het Nederlandse leger maak te een enkele Joodse inwoner van Bloemendaal een eind aan zijn leven, zoals dat ook elders is gebeurd. In de herfst van dat jaar volgt ontslag voor enkele ambtenaren op grond van hun Joodse afkomst. Een half jaar later moet men zich ten gemeentehuize melden voor de 'J' op het persoonsbewijs. Allemaal stappen op de weg die leidde naar de uiteindelijke deportatie van vrijwel alle Nederlandse Joden, via Westerbork en Vught naar de concentratiekampen in Duitsland en Polen. Honderdtienduizend van hen zijn daar op afschuwelijke wijze omgebracht, waaronder ook tiental len Joden uit Bloemendaal. Via kranteartikelen, radio- en televisieprogramma's, talloze boeken en films weten wij alles over het onmenselijk lijden dat de Joodse slachtoffers is aangedaan, maar juist dat 'on'-menselijke samen met de massaliteit van de slachting maken het hele gebeuren zo onvoorstelbaar, zo veraf, zo ongrijpbaar. Kleine gebeurtenissen, die zich in onze directe omgeving hebben afgespeeld en waar vrijwel ieder van ons, die de oorlog bewust heeft beleefd, mee te maken heeft gehad, zijn mogelijk van een 'menselijker maat' en maken evenveel duidelijk over het lot dat onze Joodse medeburgers heeft getroffen. J u u pj e De al eerder genoemde verplichting de ster te dragen, bete kende dat vanaf dat moment alle als zodanig geregistreerde Joden direct gevaar liepen. In het nauw gedreven ouders trachtten tenminste hun kinderen in veiligheid te brengen vóór de slag ook hen trof. Op een avond wordt 'Juupje' bij ons gebracht, een baby in een kinderwagen volgepakt met kleertjes. Ze mag alleen in de achtertuin even naar buiten en dan alleen als ze diep in slaap is; niemand mag immers van haar aanwezigheid weten. Het onder het matrasje van de wagen aangetroffen persoonsbewijs met de 'J' van Juupjes moeder veroorzaakt verwarring en even paniek: Wat doen we ermee? vernietigen? Vondst melden bij haar 'bezorger' of het persoonsbewijs bij het kind laten als verwijzing naar 44 Ons Bloemendaal, 1 9e jaargang, nummer 1voorjaar 1995 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1995 | | pagina 46