gemaakt dat zij de baby niet kan behouden, alle vondelin gen worden immers als Joods beschouwd. Er zal iemand namens de Joodse Raad Remi komen ophalen; om 13.30 uur vertrekt er een transport naar Westerbork. Alle pogingen van het echtpaar Van de Bunt om Remi weer mee terug naar huis te nemen, lopen op niets uit. Een bezoek aan de Joodse Raad en de Hollandse Schouwburg leveren niets op. Terug in Bloemendaal roepen zij de hulp in van de kinderrechter in Haarlem en de politie in Overveen. Het haalt allemaal niets uit en inmiddels is het allang half twee geweest. Kinderdagverblijf In een artikel in Vrij Nederland van januari 1986 wordt het kinderdagverblijf aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam beschreven. Hier werden vele Joodse zuigelingen en jonge kinderen opgenomen tijdens het gedwongen verblijf van hun ouders in de Hollandse Schouwburg aan de overkant, waar zij moesten wachten op vertrek van een nieuw trans port. Door het artikel weten we dat Remi maandenlang in deze crèche is verzorgd. De peuter was zeer geliefd bij zijn verzorgsters, maar vestigde zo ook de aandacht van de con trolerende Duitsers op zich. Daardoor was het te gevaarlijk hem uit de crèche te smokkelen en te laten 'verdwijnen', een veelvuldig toegepaste methode die een aantal kinderen het leven heeft gered. Met een der allerlaatste transporten gaat Remi tenslotte toch naar Westerbork, met de teddybeer die hij van een der SS-ers heeft gekregen. Drie maanden later komt er in het concentratiekamp Sobibor ook aan dit korte leventje een einde. A n n el iesj e Op de avond van de dag dat bij de familie Van de Bunt de oproep wordt afgegeven om zich de volgende dag bij de SD in de Euterpestraat te melden, met alle gevolgen van dien, wordt in de open serre van het huis van de familie Swellengrebel aan de Van Vollenhovenlaan in Aerdenhout een meisje van een paar dagen oud aangetroffen. Noch op de kleertjes van de baby, noch op het dekentje wordt enig merkteken aangetroffen. De vondst van het meisje wordt gemeld en zij wordt als 'Anneliesje van Vollenhoven' inge schreven. Het echtpaar Swellengrebel neemt de zorg voor het kindje op zich. Er volgen in dit geval gelukkig geen bemoeienissen van hogerhand en Anneliesje lijkt voorlopig veilig. De huisarts wordt na enig overleg in vertrouwen genomen en de arts, dokter Heering, neemt zonder aarze ling de medische verzorging van de baby voor zijn reke ning. Een spontane opmerking van een wildvreemde als Anneliesje al een peuter is, dat je wel kan zien dat het haar dochtertje is, geeft de toen overigens al ruim vijftigjarige 'moeder' hoop en vertrouwen op een goede afloop. De familie is bij de komst van Anneliesje in het bezit gesteld van de helft van een kettinkje. De ouders van de baby, mochten zij ooit terugkeren, zullen de andere helft van het sieraad overleggen, wanneer zij hun kind komen halen. Enige tijd na de bevrijding meldt de moeder van Anneliesje zich bij de familie Swellengrebel, mèt het kettinkje. Zij heeft het concentratiekamp overleefd, haar echtgenoot niet. Een emotioneel weerzien volgt. Het kleine meisje wordt in eer ste instantie overweldigd door de onverwachte ontmoeting met een wildvreemde moeder. Anneliesje wordt weer Nieke, zij gaat met haar echte moeder mee, die enige tijd later hertrouwt. Nieke vertrekt na het overlijden van haar moeder met haar stiefvader naar Israël, waar zij in een kib boets gaat wonen en werken. Zij trouwt en krijgt vier doch ters. Deze dochters zijn inmiddels ook alweer volwassen vrouwen. Vooral de jongste van de vier heeft er behoefte aan om het verleden, waarover haar moeder zo weinig spreekt, te kennen en te beleven. Een nieuw leven in een nieuw land heeft zeker het zijne bijgedragen aan de verwer king van de traumatische ervaringen, opgedaan in oorlogs tijd, maar de opgelopen blauwe plekken blijven ook in de volgende generaties nog altijd voelbaar. De band tussen de kinderen Swellengrebel en Anneliesjes gezin is nog altijd zeer hecht. Ongetwijfeld zullen zich in Bloemendaal meer van dit soort gevallen hebben voorgedaan. Maar niet alleen de aard van de zaak bracht geheimhouding en stilzwijgen met zich mee, ook de wetenschap dat alles wat we deden om onze Joodse medeburgers te helpen nooit kan opwegen tegen al hetgeen we in dit opzicht hebben nagelaten, maakt dat niemand de behoefte heeft met de verhalen naar buiten te treden; een gevoel van schuld zal altijd blijven overheersen. 'Patiënt' Tenslotte mag niet onvermeld blijven dat binnen de grenzen van Bloemendaal, in het najaar van '42 en het begin van '43 als direct gevolg van de razzia's in Amsterdam, ruim twee honderd Joden een veilig onderkomen zochten en vonden in het Provinciaal Ziekenhuis, waar zij als 'patiënt' zijn inge schreven en opgenomen. Bij de gedwongen evacuatie van het gehele ziekenhuis in 1943waarbij patiënten en verzor gers over verschillende inrichtingen in het gehele land ver deeld werden, vormde het feit dat de Joden bij deze gele genheid hun jassen met de gele ster moesten dragen een probleem. Om herkenbaarheid tegen te gaan, liet men hen zoveel mogelijk bagage en bloempotten dragen in hun lin- 46 Ons Bloemendaal, 19e jaargang, nummer 1, voorjaar 1995

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1995 | | pagina 48