Eerebegraafplaats Overveen In deze duinen slapen onze dooden. Een vroegen morgen werden zij berecht. Een kort vaarwel, onwankelbaar gezegd voor zij het peleton zichzelf ten offer boden: een kort vaarwel, onwankelbaar gezegd. (Elisabeth van Maasdijk) Kort na de bevrijding werden de Haarlemse architecten Gerard H.M. Holt (1904-1988) en Auke Komter (1904- 1982) uitgenodigd door het Comité Eeregrafhof, samen een ontwerp te maken voor de erebegraafplaats in de duinen aan de Zeeweg bij Overveen. In dit duingebied waren tijdens de bezettingsjaren vele per sonen uit de illegaliteit gefusilleerd en begraven. Artsen en voormalige illegale werkers werden met de taak belast om de lichamen op te sporen, te identificeren en te herbegraven op een gezamenlijke begraafplaats. Holt in 1945'Er bestaan maten noch gewichten om de waarde in het licht te stellen van de daden en het streven van hen, voor welker stoffelijke resten een enigszins waar dige bijzetting moest worden gevonden.' Monument De begraafplaats zou het karakter krijgen van een Nationaal Monument van de verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog. Uitgangspunt was om de graven bij te zetten nabij de belangrijkste vindplaatsen en plaatsen van de executies. Om te voldoen aan de wens om voor de Eerebegraafplaats één van de mooiste gedeelten van de duinen te bestemmen, werd het duinterrein uitgebreid verkend en in kaart gebracht. De uiteindelijk gekozen lokatie ligt, aldus Holt, ver genoeg van de Zeeweg dat er een stilte heerst waarin slechts de eigen geluiden van de natuur waarneembaar zijn. Ontwerp en samenwerking Holt kreeg de opdracht omdat hij een zeer bekende architect was in deze regio. Bij zijn verkiezing heeft ook meegespeeld het feit, dat hij actief lid was van de Binnenlandse Strijdkrachten in Bloemendaal. Ten tijde van de bevrijding was hij staflid van de Sectie Technische Diensten. Komter was een toen bekende Amsterdamse architect, die jaren lang heeft samengewerkt met Holt; beiden stonden ze open voor de ideeën van Le Corbusier. Het eerste ontwerp van Holt en Komter uit augustus 1945 Een engel op de grote urn, ontworpen door prof. K.O. Wenckebach. werd niet zonder meer geaccepteerd door de opdrachtgever. De discussies erover waren stevig. Ook de samenwerking, later, tussen de twee architecten ging niet altijd van een lei en dakje. Eén en ander zal zeker vertragend op de uitvoering van het project hebben gewerkt. De totale plan- en bouwpe riode bedroeg maar liefst zes jaar. Daarbij was inbegrepen de bouw van een zogenoemde bewaarderswoning, ontwor pen door Holt. Bouwmateriaal Een probleem was de beschikbaarheid van bouwmateriaal, zo kort na de oorlog. Bovendien waren door de aard van het onderwerp en de eisen ten aanzien van het omringende landschap, maar weinig soorten bouwmateriaal geschikt. De ontwerpers zochten natuursteen met een structuur en kleur die zo dicht mogelijk bij de kleuren en vegetatie van het duingebied aansloot. Er waren twee soorten direct voor de bouw beschikbaar: Limburgse Carboon-zandsteen (voor de bedekkingen van de wegen en galerijen), en Maulbronner zandsteen (voor de ommuringen, treden en trappen). Holt schreef hierover: 'De wijze waarop deze gesteenten in de benodigde hoeveelheden beschikbaar kwamen vraagt wel enige aandacht. Het Limburgse carboon-zandsteen wordt namelijk hoofdzakelijk verwerkt als breuksteen, dus als ruwe brokken, en heeft een grijze kleur met blauwgroe ne tot blauw-violette schakeringen. Het komt in ons land zeer spaarzaam voor en wel in de omgeving van Epen, waarop kort voor die tijd Prof.dr. W.J. Jongmans, geoloog en onderzoeker van de Limburgse gesteenten, mij had attent gemaakt en van wiens hand over dit gesteente in 1937 een geologische publikatie was verschenen waarin wordt gesproken over de Heimans-steengroeve, een natuurmonu ment, nabij de Hoeve de Bellet. Ons Blobmendaal, 19e jaargang, nummer 1, voorjaar 1995 51

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1995 | | pagina 53