werd toegepast door H. Copijn (1824-1923), K.C. van Nes, H.A.C. Poortman (1858-1953) en L.A. Springer (1855-1940). De beroemde Leonard Springer maakte ontwerpen voor de buitenplaatsen Kareol in 1908, Boekenroode in 1909, Woestduin in 1912-1913, Klein Bentveld in 1916-1920, Leiduin in 1919-1924, Koekoeksduin in 1919-1922, het wethouder Laanpark in 1916 en verder voor de villatuinen van A.J.H. Reynders in 1909, C.J. van Tienhoven, villa Herda van D. v.d. Arend in ongeveer 1922, Blauwduin van A. Bierens de Haan in 1928-1929 en Huize Sonnevanck van W. Zimmerman. Springers aanleg is nog herkenbaar in Leiduin, Blauwduin en Klein Bentveld. Hij was er bekend om dat hij tuinen goed wist te laten harmoniëren met de omgeving. Architectonische Tuinstijl In de periode van de Gemengde Tuinstijl kwam er een reactie op deze miniatuur landschapstuinen, die verworden waren tot sjablonen. Men kreeg genoeg van kronkelpaadjes van niks naar nergens, kuipplanten en eenjarigen in fanta siebedden. De tuinen van de villaparken waren trouwens te klein voor een landschappelijke aanleg. De uit Engeland afkomstige 'Arts and Crafts Movement' begon door te dringen: de architectuur van de tuin moest een voortzetting zijn van die van het huis. Men propageer de het gebruik van lokale materialen en ouderwetse bloe men. Gertrud Jekyll en William Robinson vroegen aan dacht voor heesters en vaste planten, hun bladkleuren en -vormen, bloeitijd en -wijze. De van de Arts and Crafts-beweging afgeleide Architectonische Tuinstijl begon zich af te tekenen in de jaren 1906 en 1907 en werd in de jaren 1920 en 1930 algemeen toegepast. Kenmerken zijn: een rechtlijnig padenpatroon, rechthoekige grasvelden en bloemperken, trappen, keermuren, pergola's en dergelijke. Deze stijl was geschikt voor kleinere villatuinen. De aanhangers, zoals K.P.C. de Bazel, J.P. Fokker (1889-1963), D.F. Tersteeg (1876-1942) en A.P. Smits, waren vaak architect, tuinar chitect èn kweker. Ze waren in staat het ontwerp voor huis èn tuin op zich te nemen. Ontwerpers Fokker bezat een kwekerij in Wassenaar en werkte samen met kweker en tuinarchitect C. Sipkes in Overveen. Hij ontwierp de tuin van Tibet (Leeuwerikenlaan) voor Mej. S.E. Verrijn Stuart in 1929. Tersteeg maakte in 1914 ontwerpen voor A. Bonger (Zuidlaan 1 la, zeer waarschijnlijk nooit uitgevoerd), in 1929 voor Lankhorst (Mr. Enschedéweg 10, opdrachtgever Otten, architect A.P. Smits) en in 1908 voor T.B. Roorda (Zuidlaan 5). A.P. Smits ontwiep in 1917 huis en tuin De Kroft (Burg. den Texlaan) voor zichzelf. Tuinbaas Cornelis (Leen) Kulk, in dienst bij Empelen en Van Dijk, werkte zes dagen per week bij Smits. De tuin, waarin een waterstroompje ont springt, was toen groot, met onder meer een primulatuin met zeer veel soorten en een moestuin. Huis en tuin wor den nog liefdevol onderhouden door de huidige bezitters. Zeer in de club met Smits was Gerrit Jan van Dijk sr. (1882-1969), firmant van Empelen en Van Dijk. Deze woonde op het bedrijf, westelijk van de Houtvaart, nog net in Aerdenhout. Jarenlang waren Smits en Van Dijk de Aerdenhoutse Lutyens en Jekyll. Smits had veel verstand van planten, maar liet de beplanting van de door hem ont worpen tuinen aan Van Dijk over. Smits gaf bij een huis- Oprijlaan van De Bereklauw in 1960, een ontwerp van Mien Ruys. Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 1, voorjaar 1997 31

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1997 | | pagina 39