kunnen onderhouden. Deze Gasthuislaan lag in het verleng
de van de Zandvoorterweg aan de kant van Heemstede.
Hofsteden
Aan het einde van de 16e eeuw kregen ook welgestelde
Haarlemmers belangstelling voor het buitenleven. Men
begon zich buiten de ommuurde stad veiliger te voelen en
verscheidene Haarlemmers lieten in het gebied van
Aerdenhout hofsteden bouwen die zij vooral in de zomer
bewoonden. De eerste bekende onder hen is Dirk Nuys met
zijn hofstede Nuyssenburg, gelegen aan de oostzijde van
wat nu de Oosterduinweg heet. Schuin aan de overkant liet
de Haarlemse slager, Gerbrant Hendrikszoon, zijn hofstede
'De Distelberch' bouwen. Deze hofstede zou in de 18e
eeuw uitgroeien tot de buitenplaats Oosterduin. (Noot: De
archeologische resten van de Distelberch zijn permanent in
het gemeentehuis tentoongesteld).
Ook Amsterdammers komen in die tijd al voor hun genoe
gen in Aerdenhout wonen, zoals Hendrik Lz. Spiegel en
Roemer Visscher. In de 17e en 18e eeuw volgen vele ande
ren. Onder hen waren vooral veel katholieke families.
De belangrijkste buitenplaatsen zoals Woestduin, Leiduin, de
Achterkoekoek, Boekenroode, Bosch en Landzicht,
Nuyssenburg en Distelberch, lagen in een slinger langs de
duinrand met de ingang gericht naar de Houtvaart. Vooral
na het gereedkomen van de Leidse trekvaart werd deze ver
binding heel belangrijk. Maar ook meer westwaarts op de
vlakten werden hofsteden gebouwd als Groot Bentveld,
Klein Bentveld en Mariënbosch.
Het is wel duidelijk dat de buitenplaatsen op grote percelen
met boomgaarden, landerijen en een enkele vinkenbaan
voor de jacht op kleine vogeltjes, bepalend waren voor de
Aerdenhout in de 17e en 18e eeuw. hl dit landschap moet
de blauwselmolen Duynzigt aan de Schulpweg, waar men
blauwsel en stijfsel produceerde voor de blekerijen, wel
gedetoneerd hebben.
De kruising van de Nic. Beetslaan en de Oosterduinweg, nabij de
Viersprong (1910); hier staat nu de Rijnegomflat.
Aerdenhout ontwikkelde zich in die eeuwen ook niet tot
een buurt zoals de omringende dorpen, 's Winters moet het
uitgestorven zijn geweest, omdat de eigenaren van de hof
steden dan in de stad verbleven.
Als gevolg van de Franse tijd en de economische malaise die
hiermee gepaard ging, raakten in het begin van de 19e
eeuw verschillende oude hofsteden zo in verval dat ze
moesten worden afgebroken. Voorbeelden hiervan zijn
Oosterduin en Klein Bentveld.
Tramlijn H a a r I e m-Za n d voo rt
Maar vooral aan het einde van de 19e eeuw volgen de ont
wikkelingen elkaar zo snel op dat Aerdenhout binnen een
tiental jaren een totaal ander aanzien krijgt. De
Zandvoorterweg, vanouds een mulle, slingerende weg,
werd door particulieren verenigd in de 'Commissie van de
Straatweg van Zandvoort door Aerdenhout' tussen 1825 en
1828 bestraat. De Commissie nam eveneens het initiatief
om aan zee een badhuis te bouwen, wat het begin was van
de badplaats Zandvoort.
In 1899 werd de tramlijn Haarlem-Zandvoort van de ESM
(Electrische Spoorweg Maatschappij NV) geopend. In 1904
werd deze lijn doorgetrokken naar Amsterdam. De trambaan
werd op enige afstand ten noorden van de Zandvoorterweg
door het bos aangelegd. Daarnaast kwam een brede grind
weg waarlangs enkele villa's werden gebouwd.
De aanleg van de tram is van enorme invloed geweest op
de ontwikkeling van Aerdenhout. De mensen konden het
zich nu permitteren om buiten te wonen en in de stad te
werken. In de 19e eeuw, waarin vooral in de steden de
bevolking en industrialisatie explosief toenamen en daarmee
ook vervuiling en epidemieën, werd het leven in de natuur
met 'gezonde lucht' steeds belangrijker. Vooral de zand
gronden met bossen en droge grond waren in trek vanwege
hun gezonde uitstraling.
Villapark Aerdenhout
Op deze tendens was de Haarlemse N.V. Binnenlandsche
Exploitatie Maatschappij van onroerende Goederen inge
sprongen. Binnen de gemeente Bloemendaal was zij veruit
de belangrijkste exploitatiemaatschappij. In Aerdenhout
was zij zelfs naast een enkele particulier de enige ontwik
kelaar van villaparken. Het eerste project was de bouw van
het Villapark Aerdenhout, dat zich concentreerde langs de
trambaan. Het park werd toen begrensd door de
Oosterduinweg, de Doodweg, nu de Mr. H. Enschedéweg,
Zandvoorterweg en Schulpweg. Deze laatste weg werd nog
kort na de aanleg van het Park beschreven als een oud,
schilderachtig zandspoor tussen hoog- en wildbegroeide
kanten aan de zoom van het bos.
Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 1, voorjaar 1997
9