"t Hoff Aelbertsberg ofte f Huys te Bloemendael Iedere serieuze beschrijving van de geschiedenis van Bloemendaal begint bij de geschiedenis van het hof Aelbertsberg. Gesticht als grafelijk ver blijf in de vroege twaalfde eeuw, komt het huis uiteindelijk in de zestiende eeuw in handen van de familie Van Blommendaele. Als huis te Bloemendaal rekent men het tot één van de eerste buitenplaatsen van Kennemerland. Zowel het huidige dorp als de gemeente Bloemendaal ontlenen hun naam aan dit eens zo roemrijke huis. Het ontstaan van Aelbertsberg Aelbertsberg ontstaat in de twaalfde eeuw als een complex van houten gebouwen en schuren, naar alle waarschijnlijk heid gesticht door graaf Floris II en vervolgens door hem en zijn opvolgers van tijd tot tijd gebruikt als grafelijk ver blijf (1). Floris II (1091-1 122), die vanwege zijn zwaarlij vigheid de bijnaam 'de vette' droeg, is gehuwd met Petronilla, de dochter van hertog Dirk van Opper - Lotharingen. Zowel Floris als Petronilla koesteren een gro te bewondering voor Adalbertus, een prediker uit het gevolg van Willibrord, die in Kennemerland het christen dom had gepredikt. De sterfdag van de heilige Adalbertus, 25 juni, gold dan ook eeuwenlang als een feestdag in Kennemerland. De belangrijke grafelijke abdij van Egmond wordt door Petronilla naar Adalbert vernoemd. Het is dan ook niet vreemd dat het grafelijke hof, die op de rand van de duinen en het drassige veen van Kennemerland wordt gesticht, Aelbertsberg wordt genoemd. Menig schrijver (2) heeft het achtervoegsel -berg verbonden aan de hoge duintoppen in de omgeving zoals bijvoorbeeld het 'kopje', toch lijkt het logischer dat hiermee wordt bedoeld de klei ne zandige verhoging in het veen waarop het hof werd gebouwd. Vermeldingen De eerste vermelding van Aelbertsberg dateert uit 1132, wanneer een kroniekschrijver melding maakt van Aelbertsberg als grafelijk huis (3). De graven van Holland kennen in deze periode overigens nog geen vaste verblijf plaats. Zij trekken met hun hofhouding van plaats naar plaats, afhankelijk van waar hun aanwezigheid gewenst is. Bij afwezigheid van de graaf verzorgt een rentmeester de gang van zaken. Door ontginningen in de Hollands- Utrechtse laagvlakte en ten gevolge van de voortdurende opstanden van de Kennemers en Westfriezen verplaatst het centrum van het graafschap zich naar het zuiden. In dit kader wordt Aelbertsberg van belang als uitvalsbasis voor de graven bij hun expedities tegen de Kennemers en Westfriezen. Zo verkeert de Hollandse graaf Willem II, getuige een door hem uitgegeven oorkonde (4)kort voor zijn rampzalige tocht naar Westfriesland nog op Aelbertsberg. Hij komt samen met een groot deel van zijn leger om het leven bij Hoogwoud. Aelbertsberg heeft het nooit tot een kasteel of burcht gebracht. Vanaf de stichting tot ver in de dertiende eeuw zal het hof meer het karakter van een agrarisch complex hebben gehad, bestaande uit houten gebouwen. Reeds vroeg vinden wij de vermelding van een Petronillakapel (ook wel Petronellakapel)waarschijnlijk genoemd naar de stichteres Petronilla. De aan de kapel verbonden kapelaan wordt betaald uit de grafelijke inkomsten van de visserij te Spaarndam (5). Uitgebreid archeologisch onderzoek in 1971 en later in 1984 hebben uit deze periode geen res tanten van gebouwen opgeleverd (6). Interessant is de opgraving van een tweetal wijnvaten, die als waterput dienst hebben gedaan. De in deze waterputten aangetroffen resten van luxe aardewerk en gebruiksvoor werpen en de etensresten van onder andere grofwild (edelhert en wild zwijn) bevestigen de hoge status van de toenmalige bewoners. Van houten hofstede tot stenen huis In de loop van de dertiende eeuw zijn de houten gebou wen vervangen door stenen gebouwen, omringd door grachten en waterlopen die worden gevoed vanuit het nabijgelegen meer, later bekend als meertje van Caprera. Het eerdergenoemde archeologisch onderzoek dateert de gevonden restanten eind dertiende en begin veertiende eeuw (7). Het moet in zijn uiteindelijke vorm een uitge strekt complex zijn geweest, bestaande uit meerdere uit 't Huys Aelbertberg bij Bloemendaal, waarvan de ruïne nu is afgebroken', door H. Tavenier, 1746 (AVK/KA). Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 2, zomer 1997 51

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1997 | | pagina 51