Radboud verwikkeld. Geestelijke hulp tegen hem konden zij goed gebruiken. Willibrord - die de eerste bisschop van Utrecht zou worden - hield zich bezig met het midden en zuiden van het tegenwoordige Nederland. Adelbert nam Kennemerland voor zijn rekening. En Egmond, waar omst reeks het jaar 950 de abdij zou verrijzen werd zijn uitvals basis. Hier stierf Adelbertus in 740. Petronellakapel Graaf Floris II beschouwde zich als opvolger der Karolingers in de strijd tegen de opstandige Friezen en Adelbert was zijn schutspatroon. Ook Floris' opvolgers kwamen regelmatig op Aelbertsberg, getuige de diverse oorkonden die daar gedagtekend zijn. Floris had een goe de pers, maar Petronella's naam zou vele eeuwen bewaard en vereerd blijven in die van de Petronellakapel die aan of bij de hof werd gebouwd. Na Floris zijn dood heeft zij zelf gedurende enige jaren het graafschap Holland bestuurd. Bovendien was deze vrome gravin de stichtster van het nonnenklooster voor adellijke vrouwen in Rijnsburg. Wanneer de vrouwen niet konden of wilden trouwen, vonden ze hier een veilige haven om er een ongestoord en zinvol bestaan te leiden. Petronella's kapel was maar een zeer bescheiden gebouwtje, niet meer dan een schuur. Over het interieur weten we dat het met goudleer behangen was en dat er geglazuurde tegels op de vloer lagen; ook moeten er enige kerksieraden geweest zijn. Wanneer in 1566 ook in onze streek het gevaar van de beeldenstorm dreigt, worden de sieraden uit veilig heidsoverwegingen zolang opgeborgen. Maar het kapelletje bleef als schuilkerk in functie, tot het in 1746 met de res ten van de grafelijke hof werd afgebroken. Huislieden Aelbertsberg was maar één van de vele verblijfplaatsen van de graven. Van de "huisliedendie permanent in en om de hof woonden kennen we zowaar enkele namen via de bewaard gebleven grafelijke rekeningen. Gherart Boudijn, de bode van de graaf, en Gherijt Francken, die hielp met het sjouwen van het riet voor een nieuw dak. Zij zijn de oud ste bewoners van ons dorp geweest. Hoe zij woonden, werkten en leefden weten we slechts bij benadering. Zij waren het die met primitieve middelen het drassige gebied bij het Huis hebben ontwaterd door het graven van sloot jes en vaarten. Zij plantten onder leiding van de grafelijke rentmeester het helm om de verstuiving tegen te gaan. Zij betaalden belasting in de vorm van diensten, en in tien den, delen van de oogst van koren en vlas. De diensten bestonden vooral uit het ter beschikking stellen van paar den en karren aan de graaf: paling, varkens, turf of schel pen voor de kalkbranderij moesten door hen worden ver voerd. Ook als de graaf tegen de Friezen oorlog voerde, moesten zij voor vervoer en leeftocht zorgen. Voor het gebruik van de weilanden moesten zij 'grashuur' betalen. 1927: Petronellakapel bij het huis te Bloemendaal, die in 1746 werd gesloopt (Bert Sliggers). Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 2, zomer 1 997 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1997 | | pagina 7