noodkachel. De gaarkeuken van Overveen is ingericht in
het voormalige politiebureau (nu Albert Heijn); iedere
burger kan daar een kliekje gaan halen. Lekker was het
eten meestal niet, maar wel voedzaam. Met mijn broer
Pim en buurjongen Tonnie van Wijk laden wij de panne
tjes van een aantal oudere buurtgenoten op de slee en
gaan ermee heen en terug.
Dood hout mag gesprokkeld worden; zagen uit de bomen
is verboden. Bomen zijn er genoeg in de omgeving, maar
niet alle takken zijn even dood. De zaag en bijl zijn een
bewijs van onrechtmatig verkregen boomtakken en wor
den bij controle zonder pardon in beslag genomen.
Daarom ontwikkelen mijn broer en ik een eigen ontduik-
systeem. Ik loop vooruit met een zaag of bijl in een jute
kolenzak, terwijl mijn broer hout op de slee vervoert. Zo
passeren wij de controleposten van de politie en Duitsers
die zich op strategische punten in het dorp hebben opge
steld. Mijn broer: "Nee meneer, eerlijk gevonden".
Overigens herinner ik mij ook acties op het terrein van
Belvédère, waarbij mijn vader en andere buurtgenoten met
toestemming van de familie Smidt van Gelder het dode
hout uit de bomen mochten trekken. De kinderen klom
men in de bomen, legden touwen om de takken en onder
luid gejuich kwam de tak naar beneden, klaar om in stuk
jes gezaagd te worden.
De Duitsers
Dreiging van de Duitsers heb ik niet bewust ervaren, noch
van verzetsactiviteiten thuis. Voor mijn broer Pim, die drie
jaar ouder is, ligt dat anders. Bij toeval ontdekt hij samen
met een vriendje uit de buurt dat er geweren in de kelder
liggen. Beide jongens wordt op het hart gedrukt niets te
vertellen. Mijn broer kende ook het geheim van de onder
duikplaats, ik niet. Voor het slapengaan repeteren wij met
mijn moeder wat te zeggen als de Duitsers ons van bed
zouden lichten met de vraag: "Waar is je vader?": "Mijn
pappa is naar Den Haag om medicijnen te halen".
Op het platte dak van Fenna en George van Wijk is een
mitrailleur opgesteld die bedoeld is als afweergeschut
tegen Engelse vliegtuigen. Hemelsbreed staat het wapen
tuig op zo'n vijftig meter van onze eettafel. Tijdens het
ontbijt kunnen wij de verveelde gezichten bestuderen van
de Duitse militairen die elkaar afwisselen om naar Engelse
vliegtuigen te turen. Voorzover ik heb kunnen nagaan is
er vanaf dit punt weinig geschoten, maar als dat gebeurde,
gaf dat toch steeds een schrikeffect.
Inbeslagneming
Waarschijnlijk was het afweergeschut ook bedoeld als
beveiliging van de omgeving. Rondom ons woonhuis was
een groot aantal gebouwen langer of korter door de
Duitsers gevorderd, zoals Van Ouds het Raadhuis, de gara
ge van Ko van Wijk en een groot gedeelte van de gebou
wen en terreinen die liggen tussen het Zandvoorterpad en
de Korte Zijlweg. De RK jongensschool (Aloysius), de RK
meisjesschool (Maria) en het verenigingsgebouw Domi
werden daarmee lang onttrokken aan hun functies. De
Aloysiusschool kreeg bijvoorbeeld onderdak bij de
Julianaschool. Uit archiefstukken blijkt dat de Duitse bezet
ters 'keurig' betaalden voor de inbeslagneming; zo kreeg
het bestuur van Domi maandelijks 148 gulden op haar
girorekening gestort. In het algemeen blijkt uit de corre
spondentie met het toenmalige gemeentebestuur van
Bloemendaal dat de Duitsers administratief hun zaken cor
rect afhandelden.
Eigenlijk gold dat ook wel voor het dagelijkse gedrag van
de Wehrmacht. Zo hebben er direct naast ons woonhuis,
in de panden 337 en 339, Duitse militairen gezeten die
nota bene gebruikmaakten van dezelfde achterom (poort)
als Veldt, Baggen en wijzelf. Het merkwaardige feit deed
zich dus voor dat lange tijd binnen een beperkt gebied
twee vijandige werelden volledig langs elkaar leefden.
Achteraf valt niet meer na te gaan hoe de Duitse 'bewo
ners' van Oud-Overveen deze periode hebben beleefd. Het
lijkt echter waarschijnlijk dat - los van het algemeen vij
andbeeld - er van twee kanten nuances hebben bestaan. Zo
vertelde mijn moeder grotere angst te hebben gehad voor
WA- en SD-mannen (NSB) dan voor de gemiddelde Duitse
soldaat.
Van Ouds het Raadhuis
Van Ouds het Raadhuis heeft voor de Wehrmacht niet
alleen een militaire, maar ook een 'troost'-functie. Vanuit
ons huis hebben wij goed zicht op het in- en uitgaan van
jonge vrouwen. Met verachting spreken mijn ouders over
'muizen' en Wehrmachts-'matrassen'; ik begreep dat toen
nog niet. In het door de gemeente in 1995 uitgegeven
boekje 'Bloemendaal 40-45', staat een treurige foto van
bedjes met baby's die vanwege de nazi-ideologie verwekt
werden. Misschien wel in Van Ouds het Raadhuis. Wat is
er van hen geworden?
Half 1944 trekken de Duitsers uit Van Ouds het Raadhuis
en wordt het ingericht als noodziekenhuis. Officieel is het
een dependance van het Haarlems Diaconessenhuis, offici
eus een noodhospitaal voor de Binnenlandse Strijdkrachten
(BS) en vluchthaven voor onderduikers. Mijn vader vervult
een belangrijke rol bij de organisatie van het noodzieken-
Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 3, herfst 1997
21