Antoon Jansen, kok op
de Belvédère
De eerste keer dat ik Antoon Jansen ontmoette
was direct al een bijzondere gebeurtenis.
Voordat het landgoed Belvédère in 1983 werd
gesplitst in vijf wooneenheden en overging in
de handen van de gezinnen die er thans nog
wonen, heeft het huis vijf jaar leeggestaan. In
het laatste halfjaar van die periode, heb ik er
met mijn gezin gewoond om het voor kraken
te behoeden.
Op 1 januari 1983 namen wij onze intrek. Het was een
donkere ongure winterdag; het huis kraakte in de wind.
Mijn echtgenote ging op verkenningstocht naar knoppen
en meters van verwarmingsapparatuur, gas- en waterlei
ding, en dergelijke. Bij gebrek aan een goed functioneren
de centrale verwarming sprokkelde ik hout voor de haard.
In het bos lag overal hout. Ik hoefde het maar op te rapen
en te stapelen op een oude handkar uit de schuur. Na ver
loop van tijd viel het mij op dat mijn echtgenote weg was
en weg bleef. Ik ging haar zoeken, eerst in huis, daarna
rond het huis en toen weer in huis, grondiger dan de eer
ste keer, kamer voor kamer, inclusief de kelders en kruip-
Antoon Jansen als houtsprokkelaar in het bos van Belvédère, winter
1990.
ruimten onder het huis. Ik kwam in alle ruimtes, in totaal
meer dan vijftig. Na een half uur zoeken werd ik onge
rust. Net toen ik de meest angstige gedachten kreeg over
haar lot, stond zij opeens vrolijk lachend op de stoep, ver
gezeld van meneer Jansen. Zij was hem op haar zoektocht
tegengekomen en door hem in zijn huis vooraan de weg
onthaald op petits fours en andere zelfgemaakte lekkernij
en. Toen hij en zijn echtgenote eenmaal op hun praatstoel
zaten, was er voor haar geen ontkomen meer aan geweest.
Verhalenverteller
Zo heb ik Jansen leren kennen en zo is hij nog steeds: een
verhalenverteller, eentje van de oude stempel. In 1983 was
hij al ruim gepensioneerd en verzorgde hij alleen nog
maar diners voor besloten gezelschappen, voornamelijk
voor Kennemerland. Wij zouden weldra zo'n gezelschap
vormen: de vereniging van huiseigenaren van huize
Belvédère. Het werd een jaarlijks diner, verzorgd door
Antoon Jansen. Dat hield meer in dan het klaarmaken van
gerechten. Hij stond niet alleen in de keuken, maar ser
veerde ook aan tafel. In kokstenue. Tijdens de laatste gang
werd hij toegesproken door de gastheer en hield daarna
dan zelf een speech waarin hij de schoonheid van
Belvédère en zijn bewoners loofde en vertelde over oude
gebruiken op De Belvédère. Zo werden wij gaandeweg
ingewijd in de rituelen van het huis.
Autobiografie
Toen Jansen tachtig jaar werd, hield hij in hotel-restaurant
Roozendaal een receptie voor familie, vrienden en beken
den. Ik was inmiddels vanuit Belvédère een kleine uitge
verij begonnen voor medisch populair wetenschappelijke
boeken en werd in mijn nieuwe hoedanigheid door zijn
oudste zoon benaderd met het verzoek zijn autobiografie
uit te geven. Ofschoon ik toen nog geen enkele ervaring
had met andersoortige boeken en zeker niet met autobio
grafieën, heb ik geen moment getwijfeld. Dat boek moest
verschijnen bij uitgeverij Belvédère. Jansen had al zijn
belevenissen bijgehouden in een klein cahier. Het was niet
moeilijk voor hem om daar een lopend verhaal van te
maken. Dat had hij een jaar later voor elkaar. Zijn schoon-
en kleindochter tikten het gehele manuscript uit.
Zodoende had ik toen alles op flop. Mevrouw I. van
Boxel, een plaatselijk bekende neerlandica, redigeerde de
tekst en de oudste zoon van meneer Jansen coördineerde
alle werkzaamheden; hij verzamelde het beeldmateriaal,
vroeg toestemming voor overname uit boeken en tijd
schriften, zorgde voor een lijst van voorintekenaars en
onderhield contacten met pers, radio en televisie. Het
boek kwam er: Koken op stand. Op 20 december 1996
24
Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 3, herfst 1997