Van Quels het Raadhuis De rijzende man gaat over 't velt, Hier hout men slapers en eet er om geit' Haar inleiding tot de tentoonstelling 'Drinken en Klinken', die in het voorjaar van 1980 werd gehouden in het sou terrain van het Bloemendaalse raadhuis, nu bekend als Achter de Zuilen, eindigt Mevrouw I. Stock-van Wilsum met de opmerking: "Aanvullende informatie is welkom!"11 Welnu, in de volgende bladzijden is gepoogd aan die wens enigszins tegemoet te komen voorzover ze van betrekking is op de voornaamste herberg van de ambachtsheerlijkheid Tetterode (Overveen), Aelbertsberg (Bloemendaal) ende Vogelensang, in het vervolg aange duid met T, A ende V. De voornaamste herberg, omdat daar ook het bestuur van het ambacht bijeenkwam en er de dorpspapieren bewaard werden. Tot beter begrip: onder ambacht wordt verstaan een gebied met eigen bestuur en eigen lagere rechtsbedeling. Dat bestuur bestond, behalve de schout, uit vijf schepenen, één uit Vogelenzang, twee uit Tetterode en twee uit Aelbertsberg. Overveen was het belangrijkste van de drie dorpen, de kern van het ambacht, en daar ook bevond zich die her berg. Hagepreken 't Dorp Overveen omstreeks 1700, gezien van de Zijlweg af. Links 'De Svvaen' in het midden 'de Paleye'. (J.V.van der Vinne(1663-1721), kopergravure, 14,5 xl8,5 cm, opgenomen in 12 Gesigten buyten Haarlem, nr.5, Gemeente-archief Haarlem.) Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 3, herfst 1997 Op het kruispunt van 'die Zyel Wech' met de weg langs de duinvoet, 'die Gemeene Wech', bevonden zich zeker al in de 15de eeuw twee gebouwtjes van lokaal belang, de St. Quirinus-kapel - waarschijnlijk niet veel meer dan een houten schuur - omgeven door een kerkhof, nu parkeer terrein naast hotel RoozendaaP1 en tegenover dit kerkge- bouwtje aan de andere zijde van de weg een herberg, waar schout en schepenen samenkwamen. De hoge heerlijkheid in de dorpen bezaten de Brederoden. In de tweede helft van de 16de eeuw was dat de zeer machtige Hendrik van Brederode (1531-1586) die het hier voor het zeggen had. Hij was de man onder wiens leiding op 5 april 1566 door de edelen aan de landvoog des Margaretha van Parma het eerste smeekschrift tot opheffing van de geloofsvervolging werd aangeboden. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de gereformeerden wier zijde Brederode gekozen had, voornamelijk wegens zijn afkeer van de 'paapse instellingen', in dat jaar alle geheim houding hadden afgeworpen en tot openbare predicaties overgingen, de zogeheten hagepreken. Dicht bij Overveen 'in montibus arenosis', in de zandduinen, werd op 21 juli 1566 een dergelijke preek gehouden, de tweede in het noorden van Holland. De eerste in het open veld ten tijde van de vervolgingen der protestanten was een week tevo ren geschied bij Hoorn. De Overveense hagepreek stond onder leiding van Pieter Gabriël uit Amsterdam, een naar men zeide verlopen Brugse monnik. Er was voor hem in het duin een preekgestoelte geïmproviseerd, bestaande uit twee in de grond gestoken stokken met daar dwars over heen aan vastgebonden een 'sperre', een onbezaagd dun stammetje. Na gebeden en zang wist Gabriël met een meer dan vier uur durende preek naar aanleiding van Efeze 2: 89 en 10 zijn gehoor te boeien en dat 'in een seer hete sonneschijn'. Weer een week later volgde in het duin nog een derde groene preek.3) Geuzenbenden Middelerwijl stroopten in Kennemerland weinig ordelie vende geuzenbenden het land af. Ze verwoestten in 1572 de Quirinus-kapel. Ook de kerken van Heemstede en Hillegom werden "gesmeten en beroofd".4' Het Overveense schoutshuis, tevens herberg, ontsnapte niet aan het geweld en ging in vlammen op, wat mede de vernieti ging betekende van de oude dorpspapieren. Na het beleg en de inneming van Haarlem door de Spanjaarden in 15 73 kwam na de oorlogsellende ook het platte land weer tot rust. 37

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1997 | | pagina 37