bescherming tegen het water zodat hier ook de eerste nederzettingen ontstonden. De eerste bewoners hebben zich op de oudste, meest oostelijke strandwal gevestigd. Op de plaats waar deze strandwal het Spaarne raakte ont stond de latere stad Haarlem. De langgerekte vorm van de strandwallen vertaalt zich in het nog steeds herkenbare noord-zuid gerichte bebouwingspatroon. Het veen in de strandvlakten voorkwam het aaneengroeien van de kernen op de eerste en tweede strandwal. Dit is ook de reden dat het Ramplaankwartier nog steeds niet aan Haarlem is vast gegroeid. Van bos tot park Van de oorspronkelijke natuurlijke bebossing van de bin- nenduinrand was in de middeleeuwen niet veel meer over. Door deze ontbossing ontstonden in de 17de eeuw op meerdere plaatsen zandafgravingen. Het zand was bestemd voor de vele stadsuitbreidingen die in deze perio de plaatsvonden, zoals die van Amsterdam en Haarlem. Het werd gebruikt voor de ophoging van bouwterreinen en voor de aanleg van verdedigingswallen. Het Ramplaankwartier is op zo'n afzanding gebouwd en dankt haar naam aan de regentenfamilie Ramp, die in de tweede helft van de 15de eeuw de gronden rond het, toen reeds langbestaande Huis Rolland hadden verworven. Ter weers zijden van de Beek werden terreinen afgezand en het hoogteverschil bij de Korte Zijlweg laat zien dat het om forse hoeveelheden ging. Het zand werd afgevoerd via de Beek, die daarnaar voortaan Zandvaart of Rampevaart (de huidige Brouwersvaart) werd genoemd. De afgevlakte ter reinen waren bij uitstek geschikt voor de blekerijen, waar bij grote lengtes weefsel op droge, met stug gras begroei de velden werden vastgestoken. Deze bedrijvigheid bracht echter heel wat vervuiling met zich mee door het spoelen en wassen van de stoffen en garens. Op verzoek van de Haarlemse brouwers - die zuiver water nodig hadden - werd de blekerij ten zuiden van de Zijlweg in 1584 ver boden. Het kale, afgevlakte landschap vormde in de Gouden Eeuw de ideale plek voor een toentertijd nieuw statussymbool en beleggingsobject, de buitenplaats. Op de goedkope gronden in de binnenduinrand werden door succesvolle Amsterdamse kooplieden landgoederen opgekocht of nieu we landhuizen gebouwd. Zij ontvluchtten als eersten de benauwde en smerige middeleeuwse stad om in het opnieuw ontdekte landschap de zomers door te brengen. Het Huis Rolland en het geslacht Ramp Een van de langste straten in het Ramplaankwartier is de Rollandslaan, genoemd naar het huis Rolland. Het huis Hoek Ramplaan-Rollandslaan, genomen richting Haarlem, links in de verte de toren van de oude Bavo, rechts de nieuwe Bavo (opname 1917; Gemeente-archief Bloemendaal). Rolland lag in een bocht van de Houtvaart in het zuiden van Overveen, ter hoogte van de kwakel over de Marcelisvaart, op de rand van duin- en veengebied. De naam Rolland is waarschijnlijk afgeleid van 'rode land' dat betekent 'gerood' land, land dat reeds ontgonnen is. De vroegste geschiedenis van het Huis ligt in het duister. Zeker is dat het Huis al bestond omstreeks 1250. Over het middeleeuwse uiterlijk van de hofstede kan niets met zekerheid gezegd worden. In 1595 kwam Het Huis Rolland in bezit van Frederik Ramp, burgemeester van Haarlem. Het Haarlemse geslacht Ramp speelde in de Middeleeuwen een belangrijke rol in de stad. Vele Rampen bekleedden belangrijke bestuurlijke functies. Na de hervorming werd het geslacht uitgesloten van verdere deelname in de stadsregering omdat men het rooms-katholieke geloof trouw bleef. Mede door het ver lies van de inkomsten die hoge ambtelijke functies met zich meebrachten, liepen de schulden van de laatste leden van de familie zo op dat de bezittingen verkocht moesten worden. Het enige wat nog herinnert aan het geslacht Ramp zijn de portretten van Frans Hals en een straatnaam in het Ramplaankwartier. Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 3, herest 1997 55

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1997 | | pagina 55