Brouwers, blekers, b o 11 e n k we ke rs Vanwege de lage ligging van de strandvlakte en het uit de duinen afkomstige kwelwater heeft de waterafvoer een beslissende rol gespeeld bij de ontginning van de gebieden aan de westkant van Haarlem. Brouwers gebruikten het zuivere duinwater als grondstof en konden hun produkten dankzij de goede verbindingen exporteren. De blekers waren eveneens afhankelijk van de aanwezigheid van schoon water, hoewel zij tevens flink bijdroegen aan de vervuiling hiervan. Zij waren ook degenen die het gebied na het afzanden haar kleinschalige verkaveling bezorgden. Deze was afgestemd op de lengte en breedte van een uit gerold lijnwaad, een vlak van ongeveer 15 tot 18 bij 30 meter. Om dergelijke velden werden smalle slootjes gegra ven, de zogeheten gietslootjes, waaruit het water werd gehaald om het doek te bevochtigen. Aan de noordkant van de Brouwersvaart is deze kleinschalige verkaveling nog relatief goed bewaard gebleven. De bollenkwekers tenslotte zijn de laatste intensieve gebruikers van het landschap. Ook zij konden goed uit de voeten met de afgezande, schrale gronden van de binnenduinrand en waren natuur lijk zeer gebaat met het transport over water. Via de Brouwersvaart, Westergracht en Leidsevaart werden de platte schuiten met bloembollen naar het Krelagehuis ver voerd om daar verhandeld te worden. De hoge bruggen over de Brouwersvaart en de Houtvaart herinneren nog aan de hoog opgetaste bollenschuiten, die hier onder door voeren. Bebouwing, ontstaan van de wijk De verschillende gebruikers van de grond droegen bij aan de structuur van wegen, paden en waterwegen ter plaatse, uitgangspunten bij de latere bebouwing van de wijk. Tussen Ramplaan en Elswoutslaan ontstond iii 1919 het Tuindorp. Aan de Ramplaan werden met steun van de gemeente Bloemendaal 95 woningen gebouwd door de woningbouwvereniging Bloemendaal. Deze woningen waren bestemd voor arbeiders en mensen met een laag inkomen. Nu had ook de rijke gemeente Bloemendaal een wijk voor de minder bedeelde mensen. De gemeente had de plaats van de wijk zorgvuldig uitgezocht tussen het duin en Overveen, niet al te dicht bij de welgestelden van de gemeente. Achter de bouw zat niet alleen de woningbouwvereniging Bloemendaal, maar ook een tweetal invloedrijke mensen die streden voor de belangen van de armere mensen. Een van hen was Frans van Twisk, directeur van het postkan toor Overveen. Van Twisk was in 1864 geboren en bekleedde de functie van directeur te Overveen van 1887 tot 1919; hij stierf in 1921. Frans van Twisk deed veel voor de verbetering van de volkshuisvesting en nam samen met de populaire Overveense arts J.Th. Bornwater het initiatief voor de bouw van de arbeiderswoningen. Als bouwmeesters worden genoemd J. Mulder en J. Overlucht. De wijk gebouwd volgens de principes van de zogeheten tuinstadgedachte, ingebed in het groen, bestond uit lanen die, zeer toepasselijk, de namen Tuindorpslaan, Tuindorpsplein, Zuider-, Noorder-, Ooster- en Midden- tuindorpslaan kregen. Na het overlijden van Frans van Twisk in 1921 werd het Tuindorpsplein omgedoopt tot van Twiskplein. In dezelfde periode werden aan de Ramplaan door particu liere bouwers verschillende dubbele woonhuizen en korte rijtjeswoningen gebouwd. De Ramplaan had toen nog aan beide zijden een sloot, zodat de huizen alleen via een brug getje bereikbaar waren. Nu vormen de zeer diepe voortui nen de belangrijkste karakteristiek van deze laan. Vanaf het midden van de jaren twintig werd het eerste stuk van de Rollandslaan aangelegd. Aanvankelijk werd alleen een deel van de noordzijde bebouwd, waarna werd begon nen met het uitzetten van de Hospeslaan, Denys van Hullelaan en Lambrecht van Dalelaan. Ook vond wat bebouwing plaats langs het zuidelijk deel van het Rollandspad, dat om die reden werd verbreed tot Hendrik Roozenlaan. Tegelijkertijd werd ook het Tuindorp rond het plantsoen in noordelijke richting vergroot. Halverwege de jaren dertig was het gehele westelijke deel van de Rollandslaan aan beide zijden bebouwd. De uitbrei ding vond in die periode vooral in zuidelijke richting plaats. Ook langs de oostkant van de Hendrik Roozenlaan verscheen bebouwing. Enige jaren later werd de Leendert Meeszstraat doorgetrokken en op het kruispunt van de Ramplaan en Rollandslaan werden aan een klein plantsoen negen winkels met bovenwoningen gebouwd. Ten noorden van de Rollandslaan werden de straten tot aan de Pieter Wantelaan doorgetrokken en kreeg de Hospeslaan haar karakteristieke brede middenberm. Langs het Rollandspad kwam de Beatrixschool tot stand. Pas halverwege de jaren vijftig werd er weer gebouwd in het Ramplaankwartier. Allereerst de bejaardenwoningen rond de Rockaertshof, daarna de Gerrit Bartholomeuslaan, de Gilles Schoolmeesterlaan en de Pieter Wantelaan met de voor die tijd zo kenmerkende moderne woningen met plat dak. De sloot langs het Rollandspad werd verbreed tot een fraaie vijver, in een langwerpige parkstrook.In het begin van de jaren zestig werd de bebouwing van het Ramplaankwartier afgerond door de Leendert Meeszstraat tot aan de Pieter Wantelaan door te trekken. Tussen de rui me bocht van de Leendert Meeszstraat en de Hendrik Roozenlaan werd de laatste nieuwe straat, de Abraham 56 Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 3, herfst 1997

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1997 | | pagina 56