Meusstraat, voorzien van een aantrekkelijke groenstrook.
Architectonische bezienswaardigheden.
De eenvoudige 18de eeuwse huisjes aan het eind van de
Ramplaan en de buitenplaats Schoonoord vormen het bezit
aan rijksmonumenten in het Ramplaankwartier. De beken
de voormalige smederij van Plukker was gevestigd in een
van de tuinhuisjes van Schoonoord.
Beeldbepalende bouwwerken zijn zeker ook de 19de
eeuwse bollenschuren aan de Ramplaan en enige grote vil
la's uit diezelfde tijd als Bijduim en Hyacinth ia. In de eer
ste helft van de 20ste eeuw komen er enkele bijzondere
bouwwerken bij. In de eerste plaats de Hervormde Kerk
uit 1922-1926 van de architecten Mulder en Van Asdonk,
die ook het oudste deel van het Tuindorp hebben ontwor
pen. In 1939 volgt de Beatrixschool, van de toenmalige
stadsarchitect G. Friedhoff, later rijksbouwmeester.
Ook onder de architecten van woonhuizen treffen we
bekende namen aan, zoals die van C.M.J. Noorlander, die
enige tijd in de Dickmansstraat heeft gewoond. Hij ont
wierp onder meer de winkels met bovenwoningen aan de
Ramplaan (1938) en woningen aan de Schoonoordlaan,
Bloemveldlaan en Noorder Tuindorpslaan. De woningen,
gelegen tussen Gilles Schoolmeesterlaan en Pieter
Wantélaan tenslotte zijn ontworpen door het bekende
bureau Brakel en Burma in de jaren 'S6-'S8.
Het Ramplaankwartier - geïsoleerd en
sociaal
Op de kaart van Haarlem valt het Ramplaankwartier direct
op als een vreemde plek, een soort aanhangsel dat zo op
het eerste gezicht bij Haarlem, noch bij Bloemendaal
hoort. Een stel huizen op de grens van twee gemeenten,
ergens in het duingebied. Wie deze wijk binnentreedt, zal
op het eerste gezicht niet beseffen dat hij in Haarlem
loopt, dichtbij het centrum en middenin de randstad.
Eerder nog zal deze wandelaar zich wanen in een dorpje
ver weg van enige stad van betekenis. Niet alleen op de
kaart maakt het Ramplaankwartier een geïsoleerde indruk,
maar de wijk zelf versterkt deze gedachte. De winkelgalerij
aan de Ramplaan en de open bebouwing doen meer aan
een dorp denken dan een stadswijk.
Niet alleen buitenstaanders hebben dit gevoel, ook de
inwoners van de wijk zelf voelen zich dorpelingen. Het
wij-gevoel is erg sterk in de wijk terug te vinden. Dit
gevoel werd versterkt toen in 1980 het Ramplaankwartier
als wijkraad een stem kreeg naar het gemeentebestuur van
Haarlem. Door de ligging van de wijk is het saamhorig
heidsgevoel versterkt en de sociale controle in de wijk toe
genomen. Men wist en weet precies wie waar woonde of
Schilderij van Frans Hals Jonker Ramp en zijn liefje', ca. 1623
(Gemeente-archief Bloemendaal)
woont. Een vreemde bezoeker wordt ook direct herkend
als niet-inwoner van de wijk. Er wordt goed op elkaar
gelet en men maakt gemakkelijk een praatje bij de bakker
of elders. Zo blijft men op de hoogte over wat er gaande
is in de wijk.
De mensen in het Ramplaankwartier houden van hun
wijk, en willen het houden zoals het is, dus geen verdere
bebouwing van het groen. Zo is er actie gevoerd tegen de
plannen van de gemeente Haarlem om het tuinbouwge
bied tussen de wijk en de stad in te bebouwen. Het is de
wijk al vele malen gelukt om een bebouwingsplan tegen
te houden. Zo blijft het dorpse karakter van de wijk
gespaard. De mensen lijken zo het geïsoleerde en het
dorpse aangezicht te willen behouden, en elke ontsiering
wordt met hand en tand bevochten. Als het aan de bewo
ners ligt, blijft de wijk er altijd hetzelfde uitzien, geïso
leerd en ver weg van het centrum en dichtbij het groen
van Elswout en de duinen. Een aanhangsel aan de grote
stad Haarlem, of zoals burgemeester J. Reehorst in 1980
zei: 'Vanuit Haarlem gezien is het Ramplaankwartier een
mooi gesnoeide boom op de stam Vlaamseweg'.
Jet Slagter-Wieringa
Ons Bloemendaal, 21b jaargang, Lustrumnummer 3, herest 1997
57