Van overzetje naar
centenbrug
te
Voordat in 1656 de Leidsevaart werd gegraven, konden de
bewoners van Vogelenzang over land naar Bennebroek via
het Quaad Laantje, dat toen nog een zandpad was. Het
kwam in oostelijke richting uit op de Herenweg van
Haarlem naar Leiden.
Vo et ve er
Bij het Quaad Laantje, waar de Aerdenhoutsevaart, komend
uit noordelijke richting, eindigde, werd door twee kinde
ren van de Haarlemse pensionaris Mattheus Steijn de eerste
spade van het graafwerk voor de Leidsevaart in de grond
gestoken. Dit gebeurde dus praktisch op de plaats waar de
grenzen van de drie dorpen Hillegom, Vogelenzang en
Bennebroek bij elkaar kwamen.
De Leidsevaart maakte helaas een eind aan de verbinding
over land tussen Vogelenzang en Bennebroek. Spoedig zou
deze echter worden hersteld door een voetveer over de
vaart. De veerman woonde aan de westzijde van de vaart.
Vele jaren was het veer in handen van de familie Van
Schoten. In 1795 kwam daarin verandering. Willem van
Schoten verkocht toen zijn huis en het veer aan Anthony
van Moorsel. De omschrijving van het verkochte was:
een huijs en erve, groot honderd roeden, gelegen op het
scheidt van de heerlijkheden (Vogelenzang en
Bennebroek) over de Leidse Trekvaart en genaamt 'Het
Overzetje'...' Het huis bracht 1.200 gulden op. De schuit
'tot het gerief van de passagiers' was blijkbaar niet meer
dan 100 gulden waard.
Aan het eind van het pad van de Herenweg (later
Zwarteweg) in Bennebroek, naar de vaart aan de oostzijde,
was een aanlegplaats voor de trekschuit. Het (wacht)huisje
op die plaats was gezamenlijk eigendom van de stad
Haarlem en de Ambachtsheer van Bennebroek. Het werd
Bennebroeker Huisje genoemd.
De stad Haarlem bleef tot 1932 eigenaar van de
Leidsevaart bij Vogelenzang/Bennebroek. Over het onder
houd van de vaart, de walkanten en het jaagpad zijn in de
loop der jaren steeds meningsverschillen geweest; vooral
over de vraag wie de kosten zou moeten betalen. Het
gevolg was dat er nogal eens sprake was van achterstallig
onderhoud.
Plannen voor een brug
Blijkbaar voldeed het overzetveer op den duur niet meer,
want in 1830 stelde Jonkheer W.P. Barnaart van Het Huis
te Vogelenzang voor, ten behoeve van de bewoners van
/l...
De Centenbrug anno nu (GAB).
zowel Vogelenzang als Bennebroek een brug over de
Leidsevaart te bouwen, bij het Bennebroeker Huisje. Hij
zou de bouwkosten voor zijn rekening nemen als het maar
een tolbrug werd waarvoor elke passant een cent tol
betaalde.
De gemeente Bennebroek stemde met dit voorstel gaarne
in. De brug zou immers ook van belang zijn voor de
inwoners van Bennebroek. De stad Haarlem, toen nog
eigenaar van de vaart, stelde een aantal voorwaarden. De
belangrijkste was, dat de brug op eerste aanmaning van
Haarlem of Leiden, indien dit in het belang van de
scheepvaart zou zijn of indien de brug bouwvallig zou
worden, verwijderd zou moeten worden.
Het was daarna een lange tijd stil. Jonkheer Barnaart vond
de voorwaarden van Haarlem blijkbaar niet acceptabel. Pas
vier jaar later, in 1834, ging hij toch maar accoord en kon
de brug worden gebouwd.
Centenbrug
In de notariële akte staat 'Vogelenzangse brug' maar ieder
een sprak over 'de Centenburg' (vanwege die ene cent
tol). De officiële naam raakte dan ook geheel in de verge
telheid. Wel werd er zo nu en dan nog gesproken en zelfs
geschreven over de Barnaartsbrug.
Over het juiste tijdstip van gereedkomen en in gebruik
nemen van de brug zijn tot nu toe geen gegevens bekend.
Er was nog wel een probleem. Moest Lammert Steeman,
toenmalig veerman van het inmiddels overbodige voetveer
niet schadeloos worden gesteld? Of zou hij als tolgaarder
Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 4, winter 1997
19