Van landhuizen tot arbeiders
woningen en industriële
monumenten:
Moderne architectuur in
Vogelenzang
In tegenstelling tot Aerdenhout, Bloemendaal
en Overveen zijn er in Vogelenzang geen villa -
buurten of villaparken te bekennen. Weliswaar
liggen aan de Vogelenzangseweg enkele land
huizen en is aan weerszijden van de Bekslaan
sprake van het begin van een vil la buurt. Maar
verder dan een begin is men daar nooit geko
men. Wellicht dat de betrekkelijk grote afstand
tot Haarlem en Amsterdam een hindernis
vormde voor potentiële huiseigenaren, in een
tijd waarin nog niet iedereen over een auto
beschikte.
Merkwaardig genoeg mag Vogelenzang zich wèl beroemen
op een van de oudste landhuizen in de streek: Casa
Carmeli, dat prijkt op de hoek van de Vogelenzangseweg
en de Bekslaan. Cultuurhistorisch vormt het huis een vroeg
teken van de cultus van het buitenwonen, die rond het
midden van de negentiende eeuw in zwang kwam. De
architect ervan is niet bekend, net zo min als het bouw
jaar; aangenomen wordt dat het huis tussen 1850 en 1868
is ontstaan.
Sprookje
En daar doemt Casa Carmeli voor ons op, als een schoon
toevluchtsoord rustend op een verhoging aan de rand van.
bossen, weiden en duinen. De witte verschijning zou een
kasteel uit een zoet en troostrijk sprookje kunnen zijn. De
behuizing van Het Goede. De onbekende bouwmeester, die
trouwe dienaar van zijn opdrachtgever, had geen beter rek
wisiet kunnen bedenken voor het omringende landschap
pelijke toneel.
Kunsthistorici kunnen je vervolgens vertellen welke stijl
middelen zijn gehanteerd om deze volmaakte romantische
illusie op te wekken. Het huis is gebouwd in
Italianiserende stijl. Het kan zelfs worden verbonden met
een bepaald huizentype, namelijk de Italiaanse villa met
toren, die aan het begin van de negentiende eeuw populair
was onder neo-classicistisch georinteerde architecten. Met
name de invloedrijke Duitser Karl-Friedrich Schinkel heeft
veel betekend voor de popularisering van dit type villa.
Tegelijkertijd vertoont Casa Carmeli trekken van de schil
derachtige Engelse landhuisstijl, een andere bron van
inspiratie voor Nederlandse architecten. Sommige details
wijzen hierop, zoals de spitse vorm van de toren, maar
ook het gevarieerde silhouet, dat voortkomt uit een doel
bewust onregelmatige plattegrond. In de loop van de tijd
is Casa Carmeli overigens een aantal malen verbouwd en
uitgebreid, maar zonder dat dit ten koste is gegaan van de
facade.
Er bevindt zich trouwens op een steenworp afstand van
het huis, aan de Bekslaan, een tuinmanswoning, die
gebouwd moet zijn omstreeks 1870. Net als Casa Carmeli
bestaat de architectuur van dit wit gepleisterde huis uit
een handige combinatie van diverse stijlen. Landelijke
bouwwijzen domineren het palet. Hierdoor vormt het
tuinhuis - waarin nu de tuinman van Casa Carmeli woont
- de kleine, nederige pendant van het hoofdgebouw. De
Reus en Klein Duimpje.
Casa Nuova
Zoals bij vrijwel ieder landhuis vormt ook de geschiedenis
van Casa Carmeli een schatkamer vol verhalen. Casa Nuova
- zoals het pand oorspronkelijk heette - werd gebouwd in
opdracht van Willem van der Vliet, die zijn brood ver
diende als zakenman, daarnaast lid was van de directie van
de Leidsche Duinwatermaatschappij en bovendien commis
saris van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij.
Van der Vliet mocht de Borski's in Overveen (Elswout!) tot
zijn familie rekenen. Op de zeer respectabele leeftijd van
honderd overleed hij in 1902. Aanvankelijk gebruikten hij
en zijn vrouw, Louise van Hemert, Casa Nuova als zomer
huis. Maar het goede leven in Vogelenzang beviel het
echtpaar zo zeer, dat zij al na luttele jaren definitief ver
huisden naar hun idyllische optrekje in de bosrijke omge
ving.
Na het overlijden van Van der Vliet en zijn echtgenote
wisselde het huis verschillende malen van eigenaar. Tot de
bewoners hoorden onder anderen Jonkheer van Ittersum
en de familie Meinesz. De laatste familie organiseerde hier
in de zomermaanden tuinconcerten, waarbij de
Bloemendaalse en Vogelenzangse muziekvereniging 'Kunst
na arbeid' de muziek verzorgde.
De heer Meinesz zou zich omdraaien in zijn graf als hij
geweten had dat na de Tweede Wereldoorlog de Zusters
Carmelitessen van het Goddelijk Hart hun intrek zouden
nemen in het huis. Meinesz was namelijk een hartstochte
lijk 'papenhater'. Deze rooms-katholieke congregatie, waar
aan het pand zijn huidige naam dankt, toont zich evenwel
een goede bewoner van het huis. In 1945toen de zusters
er introkken, hadden ze er een uitgewoonde puinhoop
24
Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 4, winter 1997