'Als men aankomt, maakt het gebouw een machtige
indruk', aldus een recensent. Het gebouw had een enorme
omvang. Met een lengte van 93 meter en een diepte van
S3 meter bereikte men een kubieke inhoud van circa
45.000 kubieke meter. De kantoorruimten waren
gebouwd rondom twee grote binnenplaatsen, die elk een
afmeting hadden van 23 bij 27 meter.
Er waren zoveel mogelijk degelijke en duurzame materia
len verwerkt, waardoor het gebouw bij wijze van spreken
een onbegrensde levensduur zou krijgen. Het casco was
van gewapend beton, de ramen van brons en de goten van
koper. Voorts stond het gebouw op een fundering van
2.6S0 houten palen. De voorgevel was van een betoncon
structie, maar de noord- en zuidgevel hadden een houten
kapconstructie. Voorts waren de gevels aan de Ign.
Bispincklaan, de Kastanjelaan en Platanenlaan met kappen
bedekt. Het enige platte dak bevond zich aan de oostzijde.
Met uitzondering van de lagere gedeelten was het hele
gebouw voorzien van een overstekende kap. De achter-
bouw was lager. De architect poogde zo niet alleen een
betere aanpassing te krijgen met de bebouwde omgeving -
zodat het PEN-gebouw de lagere villabebouwing niet te
zeer overheerste - maar ook om het platte dak nog eens te
kunnen aanwenden voor uitbreidingen. De architectuur
aan de achterzijde werd bepaald door een enorm metalen
raam ten behoeve van het grootste kantoorlokaal in het
gebouw.
Eenheid
De gevels waren opgetrokken uit geelgrijze bakstenen en
de kap was bedekt met geglazuurde, paars-bruine pannen.
Bij de hoofdingang was op bescheiden wijze natuursteen
(Franse kalksteen) toegepast. De bronzen pui van de
ingangspartij was in het midden gesitueerd en die plaats
bepaalde de keuze van de klassieke symmetrische opzet
van het gebouw. Bij de cour-bebouwing gaf zij de meest
overzichtelijke indeling en de meest rechtstreekse verbin
ding tussen de verschillende vleugels. De strenge symme
trische voorgevel en de strakke lijn bevorderde de eenheid
in de architectuur. De ontelbare ramen van getrokken staal
hadden alle dezelfde afmetingen en door die regelmatige
en streng rythmische raamverdeling kwam de hoofdingang
in het midden van de voorgevel nog nadrukkelijker in de
architectuur naar voren. Boven de hoofdingang, die enige
meters naar voren was gebouwd, was een vergaderzaal
gesitueerd met daar weer boven een balkon voor de twee
kamers van de tekenaar-opzichters op de zolderetage. De
kap boven dit middengedeelte van het gebouw versterkte
de opvatting van Zwiers' monumentale ontwerp. Dit werd
nog eens bevestigd door de fietsenopritten aan weerszijden
van de ingangspartij, die toegang gaven tot de fietsenstal
ling voor het personeel in het souterrain van het gebouw.
Bijgebouwen
Het eigenlijke hoofdgebouw - de frontgevel - werd
geflankeerd door twee lagere bij-gebouwtjes en werd
daardoor als het ware naar het noorden en zuiden toe van
de overige bebouwing afgesloten. Daardoor ontstond een
voorplein, dat aan de architectonische opzet een rustige
ligging verschafte. De voorlopige bestemming van de twee
bijgebouwen was die van garage en fietsenstalling voor
bezoekers van het PEN-hoofdkantoor, maar al snel werd
één van de twee tot werkplaats ingericht. Het plan om van
het andere bijgebouw de dienstwoning voor een portier te
maken werd niet uitgevoerd.
Indeling
Het hoofdgebouw was gebouwd om twee grote binnen
plaatsen en bestond uit een voorgebouw en drie vleugels,
die door grote kantoorlokalen weer onderling met elkaar
werden verbonden. Het gebouw telde vier verdiepingen.
Van beneden naar boven waren dat het souterrain, de
hoofdverdieping, de eerste verdieping en de zolderetage,
die als tweede verdieping was aan te merken.
De hoofdverdieping was ongeveer 1.50 meter boven het
terrein gelegen en hier waren alle ruimten voor publieks
functies gesitueerd. Onder de verhoogde hoofdverdieping
bevonden zich kelders, die men eigenlijk souterrains
moest noemen omdat zij half in en half boven de grond
waren gelegen. Een deel van deze kelders had een diepte
van circa 3.20 meter en bevatte onder andere de fietsen
stalling voor het personeel, personeelgarderobes en toilet
ten. Deze waren zo gelegen dat bij het in- en uitgaan van
het gebouw éénrichtingsverkeer ontstond. In de diverse
bergruimten bevond zich onder andere een ketelhuis voor
de centrale verwarming, een aantal werkplaatsen voor revi
sie en reparatie van meters en, in de kelderruimten, een
aantal archieven en kluizen.
Praktisch
De architect had het gebouw buitengewoon praktisch inge
deeld. De drie vleugels werden gereserveerd voor respectie
velijk de technische-, de boekhouding- en de corresponden
tieafdeling. Ook de vertikale indeling hield een bepaalde
logica in: de bovenste verdieping - niet de zolder - huis
vestte de hoofdafdeling, de begane grond de onderafdelin
gen en het souterrain de archief- en bergruimten. De chefs
konden vanuit hun kamer de gehele afdeling overzien. Alle
ruimten lagen aan een tweetal binnenplaatsen, zodat overal
zoveel mogelijk licht, lucht en zon binnenkwam.
Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 2, zomer 1998
17