publiek bestemde gang op de hoofdverdieping was met
natuursteentegels (travertin) bedekt; de voordrachtzaal en
de ijkzaal waren van houten vloeren voorzien. Eenvoudige
wandbetimmeringen waren aangebracht in de vijf privé-
vertrekken van de directie en in de vergaderzaal. Voor de
rest bestond de binnenafwerking uit zo sober mogelijke
materialen. Zeer opvallend waren dan ook de lampen van
Boheems kristal in verschillende kamers en in de hal.
Technische uitvindingen
De architect had tal van nieuwe technische snufjes in de
inrichting van het PEN-gebouw verwerkt. Het lag voor de
hand dat een elektriciteitsbedrijf als het PEN met als motto
'Doe alles electrisch' ook zelf alle mogelijkheden van de
elektriciteit moest benutten. Deze waren het visitekaartje
van het bedrijf. Reeds bij binnenkomst werd men gecon
fronteerd met 'vanzelfdraaiende deuren', zoals ze destijds
door het publiek werden genoemd. Deze automatisch ope
nende deuren in de centrale hal moesten ongewenste
bezoekers weren. De metalen toegangsdeuren naar de fiet
senstalling voor het personeel werden door de portier
elektrisch geopend, maar gingen ook automatisch open
door het passeren van een lichtstraal. En vervolgens bij het
binnekomen in de vestibule nog eens door middel van
vloercontactmatten. De buitendeuren bij de fietsafritten
werden bij aanvang en eindtijd van de werkdag door scha-
Kookt electrisch!
kelklokken open gehouden. Dit bevorderde een snel in- en
uitgaan van het personeel. De Telegraaf van 3 oktober
1935 omschreef het als volgt: 'Technische wonderen in
het PEN-gebouw. Automatische deuren met onzichtbare
straal'. De toepassing van dergelijk automatisering was vol
strekt nieuw bij kantoorbouw.
Aan de noodzakelijke technische installaties, zoals het tele
foonsysteem, werd veel aandacht besteed. Het PEN
beschikte over een eigen telefooncentrale, waarbij men
automatisch kon doorverbinden met verschillende dienst
gebouwen in de provincie. De telefoondienst, die voor een
bedrijf als het PEN met zijn technische- en storingsdien
sten dag en nacht telefonisch te bereiken moest zijn, was
voorzien van een personen-oproepsysteem. Een perso
neelslid die op zijn eigen nummer niet was te bereiken
kon met behulp van een signaalstelsel, bestaande uit een
aantal gekleurde lampjes, door het hele gebouw gezocht
worden. Zodra iemand zijn persoonlijk signaal waarnam,
kon hij op ieder toestel automatisch het gesprek overne
men. Hetzelfde gold voor de nachtportier, die op zijn ron
de door het gebouw overal de binnenkomende telefoonge
sprekken kon opvangen en aan de betreffende technische
dienst doorgeven. 'Met de telefoon worden goocheltoeren
uitgehaald', meldde de Gooi- en Eemlander van 2 oktober
1935. Deze technische kunststukjes wekten dan ook
Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 2, zomer 1 998 1 9