sen die, zolang het nieuwe schoolgebouw nog niet klaar was, werden gegeven in het gebouw van de zondags school van de Hervormde Gemeente. De Bloemendaalsche School Vereeniging (B.S.Y.), zoals de ouders de school hadden genoemd, was een feit. Lichaam en geest Met het onderwijs van de Nieuwe Schoolvereeniging als voorbeeld en de aanstelling van Ulehake, wiens onderwijs kundige ideeën op één lijn stonden met die van Vrij, werd op de BSV bewust gekozen voor vernieuwend onderwijs. De theorie die eraan ten grondslag lag werd verwoord in de geschriften van de Vereeniging ter Bevordering van het Schoonheidsbeginsel in het Onderwijs, waarvan Cornelis Vrij een van de leden was. De vereniging had als doel om "het aesthetisch element in het onderwijs aan te brengen en te ontwikkelen".3 Dat tijdgenoten dit niet begrepen, vonden de leden niet verwonderlijk. Immers, de mensen waren zozeer "kinderen van de eeuw der stoomma chine, der telegraaf en der elektriciteit "dat er niet meer werd gekeken naar "het schoone".4 Veel kritiek had de vereniging op "het overheersen van het wetenschappelijke" in het toenmalige onderwijs, waar te zeer de nadruk was komen te liggen op kennisverwer ving.3 Want, zo stelde ook Ulehake in de prospectus van de BSV, "lichaam en geest hebben gelijke rechten op ont wikkeling".6 Men wilde "dat de te onderwijzen vakken niet uitsluitend van de verstandelijke zijde zullen worden opgevat en geleeraard, maar dat zij ook tegelijk de schoonheidszijde der dingen toonen en dat zij op aestheti- sche wijze zullen worden onderwezen. Om aan deze arbeid te beginnen is het de meest aangewezen weg 't eerst de attentie te vestigen op die vakken in alle onder wijs, die een direct verband hebben met de schoon heid...".7 Deze vakken waren tekenen, muziek, handwer ken, gymnastiek en handvaardigheid, waaraan men op de BSV inderdaad relatief veel tijd en geld besteedde. Doe-vakken Maar ook de manier waarop deze zogenaamde 'doe-vak- ken' werden aangeboden was anders dan op de meeste lagere scholen. Zo was de tekenmethodiek die algemeen werd toegepast sterk geometrisch van karakter. De leerlin gen moesten figuren overnemen van lange series wandpla ten, uit boekjes of naar het voorbeeld dat de meester op het bord had gezet. Zo leerden zij stap voor stap steeds ingewikkelder vormen weergeven. In de Vereeniging ter Bevordering van het Schoonheidsbeginsel vond men deze tekenmethode niet juist. "De geest moet niet gevuld worden met figuren, maar met voorstellingen van dingen uit omgeving en natuur", aldus een onderwijzer op een bijeenkomst van de vereniging in 1907.8 Uit de jaarverslagen van de BSV blijkt dat de kinderen voorwerpen uit het dagelijks leven moch ten tekenen. Zo haalde de tekenleerkracht hoeden en fles sen in de klas die nagetekend moesten worden. Tekenen werd tevens een leermiddel voor andere vakken. Tijdens natuurkundelessen werden de bij de proefjes gebruikte voorwerpen en opstellingen dikwijls nagetekend. De teke ningen die de kinderen tijdens uitstapjes maakten waren leerzaam voor zaakvakken als aardrijkskunde en biologie. Immers, "tien keer bespreken weegt niet op tegen één keer moeten maken."' U it Zweden Terwijl in het tekenonderwijs het werken naar modellen verwerpelijk werd geacht, werd bij de onderwijsvernieu wers een vorm van handvaardigheid populair waarbij juist gewerkt werd naar voorbeelden. Net als bij het tekenon derwijs werden de modellen steeds ingewikkelder. Dit zogeheten slöjdonderwijs kwam oorspronkelijk uit Zweden. Zowel Ulehake als Maarten Vrij, de broer van Cornelis die vanaf 1902 onderwijzer zou zijn op de BSV, volgde in Zweden een slöjdcursus. Beiden kwamen zeer enthousiast terug.10 De school kreeg een apart slöjdlokaal waar met speciaal gereedschap werd gewerkt aan de werk banken. Naast lessen voor de leerlingen werden er ook speciale cursussen georganiseerd voor kinderen die niet op de BSV zaten en voor ouders en andere belangstellende volwassenen. Ulehake en Maarten Vrij hadden in Zweden eveneens ken nis gemaakt met de 'Zweedsche gymnastiek'. Om te voor komen dat men lichamelijke klachten kreeg door het staan achter de werkbanken, werden de slöjdlessen daar afge wisseld met oefeningen in de buitenlucht. Voor het onder wijs bleek de Zweedsche gymnastiek grote voordelen te hebben. Door de eenvoud van de oefeningen, ook die aan de toestellen, konden bijna alle leerlingen eraan meedoen. Dit in tegenstelling tot de toen veel gebruikte 'Hollandsche' en 'Duitsche gymnastiek' waarbij voorname lijk met toestellen werd gewerkt waarbij spierkracht vereist was. Een ander voordeel van de Zweedsche gymnastiek was dat de leerlingen de oefeningen zonder toezicht en hulp van de leerkracht konden uitvoeren. Zo konden zij minstens met z'n tienen tegelijk aan de diverse toestellen werken en werd lang stilstaan, met de daaraan gepaarde verveling, vermeden. Door de vele beurten en de grote afwisseling vonden de meeste leerlingen op de BSV de gymnastiekles- Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 2, zomer 1998 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1998 | | pagina 25